RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/2011
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
A te B, eiser,
gemachtigde: L. van Dijk,
het college van burgemeester en wethouders van Raalte,
verweerder.
Bij brief van 22 maart 2011 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de gemeente Raalte geen regeling kent inzake uitkoop van burgerwoningen in landbouwontwikkelingsgebieden (hierna: LOG’s) en voorts dat verweerder een nieuw gesprek over dit onderwerp niet zinvol acht.
Bij brief van 14 april 2011 heeft eiser tegen deze brief beroep ingediend bij de rechtbank.
Bij brief van 16 juni 2011 heeft de rechtbank het beroep aan verweerder doorgestuurd met het verzoek om dit als bezwaar te behandelen.
Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 2 december 2011 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn dochter,(…), zijn gemachtigde, voornoemd, en mr. R.M. Prins. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. F.M. Holtman en P.B.M. Droste.
1. Bij de beoordeling van dit geschil gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De woning van eiser is gelegen op minder dan 100 meter van de varkenshouderij aan de (…), gemeente Raalte. Bij besluit van 17 februari 2009 heeft verweerder aan de huidige drijver van deze inrichting een vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend ten behoeve van de uitbreiding van de varkenshouderij. Deze vergunning is thans onherroepelijk. Eiser stelt hinder van de inrichting te ondervinden, onder andere op het gebied van ammoniakemissie, geur, geluid en luchtkwaliteit. Daarnaast is eiser van mening dat de waarde van zijn onroerend goed is gedaald door de uitbreiding van de varkenshouderij. Eiser heeft verweerder meerdere malen verzocht om hem uit te kopen. Bij brief van 7 maart 2011 stelt eiser dat in het ‘Ontwikkelingsplan LOG’s Raalte’, vastgesteld door de raad van verweerders gemeente op 25 september 2008, een voorziening is gecreëerd, en dat er ook budget is gereserveerd, op grond waarvan verweerder tot aankoop van percelen in landbouwontwikkelingsgebieden over kan gaan.
Verweerder geeft in zijn brief van 22 maart 2011 aan de brief van eiser op te vatten als een herhaald verzoek zonder dat sprake is van gewijzigde feiten of omstandigheden en verwijst voor de beantwoording van de brief naar een eerdere brief van verweerder, die van 10 januari 2011. In aanvulling op laatstgenoemde brief deelt verweerder nog mee dat de gemeente Raalte geen regeling tot uitkoop van burgerwoningen in LOG’s kent en dat er ook geen wettelijke bepalingen zijn op basis waarvan hij tot uitkoop over kan gaan. Voorts merkt verweerder op een nieuw gesprek met eiser hierover, gelet op de eerdere gesprekken die zowel ambtelijk als bestuurlijk met eiser zijn gevoerd, niet zinvol te achten.
2. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de brief van 22 maart 2011 niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder van mening is dat het aankopen van eigendommen een privaatrechtelijke handeling is en de brief van 22 maart 2011 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voorts heeft verweerder in bezwaar op grond van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb afgezien van het horen van eiser.
3. Eiser stelt in beroep dat verweerder voor wat betreft de ontstane situatie aansprakelijk en schadeplichtig is jegens eiser en dat verweerder voor deze situatie een oplossing dient te vinden, bij voorkeur door eiser uit te kopen. Eiser stelt dat zowel het ‘Ontwikkelingsplan LOG’s Raalte’ als de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een mogelijkheid hiertoe bieden en dat daar ook budget beschikbaar voor is. Daarnaast heeft eiser in een bijlage, die hij tijdens een informatieavond omtrent de LOG’s op 22 januari 2008 onder ogen kreeg, gelezen dat particuliere woningen binnen 100 meter van een LOG-locatie kunnen dan wel moeten worden uitgekocht. Voorts is eiser van mening dat de beslissing van verweerder om geen nieuw gesprek met hem aan te gaan een besluit is dat specifiek hem betreft. Ten slotte is eiser het er niet mee eens dat hij in bezwaar niet is gehoord.
4. Ingevolge artikel 1: 3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, bezwaar te maken, met uitzondering van de in dit artikel genoemde gevallen.
Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb kan van het horen van belanghebbenden worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 8:3 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het‘Ontwikkelingsplan LOG’s Raalte’ een uitkoopregeling bevat op grond waarvan verweerder eiser uit kan kopen, verwezen naar bladzijde 14 van dit plan. Hier wordt echter slechts vermeld dat het uitkopen van geurgehinderden één van de mogelijkheden is om de milieugebruiksruimte ten behoeve van de vestiging van intensieve veehouderij uit te breiden. Deze pagina bevat niet een specifieke uitkoopregeling waar eiser een beroep op kan doen en ook overigens is niet gebleken dat het ‘Ontwikkelingsplan LOG’s Raalte’ een dergelijke regeling bevat. Evenmin is gebleken dat bij dit ontwikkelingsplan dan wel bij enig ander door verweerder of door de gemeenteraad van Raalte vastgesteld document een bijlage hoort op grond waarvan verweerder tot aankoop van zijn perceel dient over te gaan. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke bijlage bestaat.
5.2. Voor wat betreft de Wgv heeft eiser evenmin concreet gesteld dan wel aangetoond dat deze een uitkoopregeling bevat. Wat hier echter verder ook van zij, nu eiser deze grond pas ter zitting in beroep en daarmee te laat heeft aangevoerd, zal de rechtbank deze verder buiten behandeling laten.
5.3. Verweerder heeft in antwoord op het verzoek van eiser om hem uit te kopen aangegeven geen actief grondbeleid te voeren bij de uitwerking van het LOG-beleid. Verweerder heeft, zowel in de brieven aan eiser als in verweer, aangegeven dat het uitkopen van burgerwoningen, bedrijven en/of gronden door de gemeente Raalte niet aan de orde is, omdat er voldoende potentiële ruimte is voor zowel nieuwvestiging van intensieve veehouderijen als voor uitbreiding van bestaande bedrijven.
5.4. Naar het oordeel van de rechtbank ziet het verzoek van eiser tot uitkoop op een privaatrechtelijke rechtshandeling en betreft de afwijzing van dit verzoek door verweerder een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 8:3 van de Awb staat tegen een dergelijk besluit geen beroep open. Voorts is de mededeling van verweerder, dat hij een verder gesprek inzake de uitkoop van eiser niet zinvol acht, niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, nu deze mededeling niet is gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg. Overigens is dit punt ter zitting opgelost, nu partijen ter zitting hebben afgesproken een nieuw gesprek te plannen.
6. Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hetgeen eiser voor het overige in beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Dat verweerder in de bezwaarfase van het horen van eiser heeft afgezien, acht de rechtbank niet onrechtmatig. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en
mr. P.J.H. Bijleveld als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag