ECLI:NL:RBZLY:2012:BV2065
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.F. Bijloo
- Rechtspraak.nl
Oplegging onderzoek geschiktheid en geldigheid rijbewijs geschorst na ontbreken urinemonster
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR, waarbij zijn rijbewijs was geschorst en een onderzoek naar zijn geschiktheid was opgelegd. Dit besluit volgde op een aanhouding van eiser op 11 november 2010, waarbij in zijn auto een tas met medicijnen en injectienaalden werd aangetroffen. Eiser had medewerking verleend aan een urineonderzoek, maar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) had in de urine verschillende drugs aangetoond. Eiser betwistte de resultaten van het NFI en stelde dat hij geen drugs meer gebruikte, wat werd ondersteund door een verklaring van zijn verslavingsarts.
De rechtbank oordeelde dat het CBR zich niet kon baseren op de onderzoeksresultaten van het NFI, omdat het urinemonster niet meer beschikbaar was voor een contra-expertise. Dit gebrek aan bewijs schaadde eiser ernstig in zijn belangen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het CBR op om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het CBR veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de reiskosten van eiser.
De rechtbank benadrukte dat eiser een groot belang had bij de mogelijkheid tot contra-expertise, vooral gezien zijn gezondheidsproblemen en de stelling dat hij al jaren geen drugs meer gebruikte. De rechtbank vond de argumenten van eiser overtuigend en oordeelde dat het CBR onvoldoende had onderbouwd dat eiser ongeschikt was om een motorrijtuig te besturen. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de rechtsbescherming van bestuurders wiens rijgeschiktheid ter discussie staat, vooral in gevallen waar bewijs ontbreekt.