RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/380
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
A te B, verzoeker,
gemachtigde: mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam,
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,
verweerder.
Bij besluit van 17 november 2011 heeft verweerder verzoeker gelast alle bouwwerkzaam-heden op het perceel (…) te Zwolle (kadastraal bekend gemeente Zwolle, sectie F, nummer 04035) te staken en gestaakt te houden met oplegging van een dwangsom van € 10.000, -.
Vanwege het niet staken van de bouwwerkzaamheden heeft verweerder bij besluit van
1 december 2011 verzoeker meegedeeld dat genoemde dwangsom is verbeurd.
Bij brief van 5 december 2011 heeft verweerder aan verzoeker het voornemen bekend gemaakt over te gaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Op 16 december 2011 heeft verzoeker hierop zijn zienswijze gegeven.
Op 16 december 2011 heeft verzoeker voor het plaatsen van de woonwagen een omgevings-vergunning aangevraagd.
Op 23 december 2011 heeft verzoeker tegen de besluiten van 17 november 2011 en
1 december 2011 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 januari 2012 heeft verweerder verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat hij binnen zes weken de woonwagen en de schutting dient te (laten) verwijderen en verwijderd te houden.
Op 30 januari 2012 heeft verweerder een ontwerpbesluit opgesteld, waarbij is besloten geen medewerking te verlenen aan het verzoek tot het tijdelijk plaatsen van een woonwagen en perceelafscheiding vanwege stedenbouwkundige bezwaren, privaatrechtelijke belemme-ringen met een evident karakter en het niet gewaarborgd zijn van de tijdelijkheid van de voorziening.
Op 23 februari 2012 is namens verzoeker aan de voorzieningenrechter verzocht het besluit van 24 januari 2012 te schorsen.
Het verzoek is ter zitting van 5 maart 2012 behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en A.A. van Duinen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mw.mr. H.C.S. van Dop. medewerker sectie Juridische Zaken.
1.Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. Nu de aan verzoeker bij besluit van 24 januari 2012 verleende begunstigingstermijn op
7 maart 2012 verstrijkt kan verzoeker een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening niet worden ontzegd.
3. Verzoeker erkent dat hij de woonwagen heeft geplaatst zonder over de vereiste omgevingsvergunning te beschikken. Verzoeker stelt echter dat de plaatsing van de woonwagen achter zijn eigen standplaats uit pure nood heeft plaatsgevonden. Zijn dochter, die de woonwagen zal gaan bewonen, wacht al vele jaren op het aanleggen van enkele nieuwe standplaatsen in de wijk Stadshagen. De woonwagen zal slechts tijdelijk op de huidige locatie verblijven. Verder is verzoeker van mening dat de plaatsing van de woonwagen van zijn dochter niemand tot last is. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker aangevoerd dat zicht op een andere locatie binnen nu en maximaal een jaar valt te verwachten.
4. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen en/of te bouwen in strijd met het bestemmingsplan, alsmede gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken in strijd met de bestemming (artikel 2.1, eerste lid onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: verder: Wabo en artikel 6.5.1. van het vigerende bestemmingsplan. Nu vast staat dat verzoeker niet over een dergelijke omgevingsver-gunning beschikt, is verweerder met toepassing van artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 van de Awb bevoegd handhavend op te treden.
5. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
6. Vast staat dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat nu verweerder niet bereid is een (al dan niet tijdelijke) omgevingsvergunning voor de bouw en het gebruik te verlenen nu de woonwagen en de schutting niet passen in het bestemmingsplan “Berkum”.
De woonwagen is geplaatst op een perceel waar al een woning staat en voorts deels in het openbaar groen, hetgeen volgens artikel 6 en 20 van de bestemmingsplanvoorschriften niet is toegestaan. Ook de minimaal in acht te nemen onderlinge afstand ten opzichte van de reeds aanwezige woning wordt overschreden. Genoemde strijdigheden met het vigerende bestem-mingsplan worden door en namens verzoeker overigens niet betwist.
7. Voorts is de voorzieningenrechter niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhavend optreden moet worden afgezien.
Het feit dat er voor de 19-jarige dochter van verzoeker en haar partner (nog) geen standplaats beschikbaar is in de gemeente Zwolle, vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen bijzondere omstandigheid om de reeds geplaatste woonwagen (tijdelijk) te gedogen.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker weliswaar gesteld dat zicht op een andere locatie binnen nu en maximaal een jaar valt te verwachten, maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd met concrete en objectieve gegevens.
De voorzieningenrechter is niet gebleken van enige garantie dat de woonwagen op korte termijn kan worden verplaatst naar een legale standplaats, omdat dit van teveel onzekere factoren afhangt. Zo is niet concreet geworden wanneer de standplaatsen in Stadshagen door woningcorporatie SWZ (verder: SWZ) aangelegd zullen worden. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat de ontwikkeling van deze standplaatsen in Werkerhoven voor SWZ uit financiële overwegingen eerst gepland zou zijn in 2015. Verder is het nog onzeker of SWZ ook ruimte zal bieden aan koopwoonwagens in plaats van huur-woonwagens en vindt toewijzing van standplaatsen via het woonruimteverdeelsysteem van de corporaties.
8. In hetgeen door en namens verzoeker is gebracht ziet de voorzieningenrechter verder geen grond voor het oordeel dat in dit geval handhavend optreden zodanig onevenwichtig is met de daarbij te dienen belangen dat verweerder daarvan had moeten afzien.
De voorzieningenrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat verzoeker er zelf voor heeft gekozen om te bouwen zonder in het bezit te zijn van een vergunning en dit bouwen zelfs heeft voortgezet nadat verweerder hem op 17 november 2011 een bouwstop had opgelegd. In verband hiermee ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding de gevraagde verlenging van de begunstigingstermijn te honoreren.
8. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzieningenrechter, en door hem en
C. Kuiper als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.