ECLI:NL:RBZLY:2012:BW3664

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/231
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor de bouw van een voederschuur in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 24 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een omgevingsvergunning voor de bouw van een voederschuur door het college van burgemeester en wethouders van Raalte. Eiseres, vof Het Landgoed 1692, had op 12 mei 2011 een aanvraag ingediend voor de bouw van een voederschuur op een perceel dat agrarisch was bestemd. Het college heeft de aanvraag afgewezen op 6 juli 2011, en het bezwaar daartegen is op 20 december 2011 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld op 30 januari 2012.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouwactiviteit in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat er mogelijkheden zijn om hiervan af te wijken op basis van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelt dat het college de Nota van Uitgangspunten niet expliciet heeft betrokken bij de besluitvorming over de kruimelgevallenregeling, maar wel bij de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeert dat het college een gemotiveerde afweging heeft gemaakt en dat de weigering om de vergunning te verlenen niet onredelijk is.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de motivering van het college voldoende is en dat de toekomstplannen van eiseres, zoals gepresenteerd in haar toekomstvisie, niet in strijd zijn met de besluitvorming. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college de toekomstvisie onjuist heeft geïnterpreteerd, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/231
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
vof Het Landgoed 1692,
gevestigd te Wijhe, eiseres,
gemachtigde: mr. T.D. Rijs,
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag omgevingsvergunning van eiseres voor de nieuwbouw van een voederschuur afgewezen.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 20 december 2011 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 30 januari 2012 tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft op
15 februari 2012 een verweerschrift ontvangen.
Het beroep is ter zitting van 22 maart 2012 behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door A, vennoot, en door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.B.M. Droste.
Overwegingen
1. Eiseres heeft op 12 mei 2011 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, op een perceel dat is gelegen nabij de X-weg en Y-weg te Raalte. Het gaat om de nieuwbouw van een voederschuur. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Raalte, sectie M, nr. 1693. Het perceel is in gebruik als ponyweide. Volgens het geldende bestemmingsplan rust op dit perceel de bestemming agrarisch gebied met landschapswaarden. Het realiseren van de voederschuur op dit perceel is in strijd met het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zelf zijn geen regels opgenomen die afwijking van het bestemmingsplan mogelijk maken.
2. In beginsel wordt een omgevingsvergunning niet verleend indien de bouwactiviteit in strijd is met het bestemmingsplan. Er zijn echter mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder is van mening dat die mogelijkheden zich hier niet voordoen en hij heeft daarom de vergunning niet verleend. Eiseres stelt zich daarentegen op het standpunt dat het wel mogelijk is om van het bestemmingsplan af te wijken, zodat verweerder de omgevingsvergunning toch af kan geven.
3. De hiervoor genoemde afwijkingsmogelijkheden zijn opgesomd in artikel
2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Eiseres heeft terecht betoogd dat de afwijkingsmogelijkheden in dit artikel een rangorde kennen. Het artikel kent verweerder voorts beleidsvrijheid toe, zodat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen.
4.1. In deze zaak is ten eerste artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2º, Wabo van belang. Ingevolge dit artikel kan, ondanks dat de bouwactiviteit strijdig is met het bestemmingsplan, toch een omgevingsvergunning worden verleend indien sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval. Deze zogeheten kruimelgevallen worden opgesomd in artikel 4, aanhef en derde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) (de kruimelgevallenregeling). Uit dit artikel volgt dat de te realiseren voederschuur in aanmerking komt voor een omgevingsvergunning, nu het gaat om een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet hoger is dan 10 meter en waarvan de oppervlakte niet meer is dan 50 m².
4.2. Verweerder heeft zich in zowel het primaire als het bestreden besluit niet op het standpunt gesteld dat de voederschuur niet valt onder de reikwijdte van de kruimelgevallenregeling. Ook in het advies van de commissie bezwaarschriften staat dat niet. Verweerder heeft in zijn besluitvorming bovendien de rangorde van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, Wabo in acht genomen door eerst in te gaan op artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1º, vervolgens op sub 2º en tot slot op sub 3º Wabo. De beroepsgronden die eiseres hierover heeft aangevoerd, falen dan ook.
4.3. Verweerder is, met de commissie bezwaarschriften, tot het oordeel gekomen dat, ondanks dat de schuur onder de reikwijdte van de kruimelgevallenregeling valt, niet moet worden meegewerkt aan afwijking van het bestemmingsplan op deze grond. Verweerder komt bij deze beoordeling ook beleidsvrijheid toe. Verweerder heeft aan deze weigering ten grondslag gelegd dat de voederschuur niet past binnen de bestemming van het perceel. Eiseres wil het perceel, blijkens de door haar opgestelde toekomstvisie, namelijk recreatief gebruiken. Deze aan verweerders besluit ten grondslag liggende motivering blijkt uit het primaire besluit, dat verweerder in het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Daarmee heeft verweerder overigens voldoende gereageerd op de door eiseres daarover aangedragen bezwaargronden. Dat in een andere zaak (soort)gelijke bewoordingen zijn gebruikt door verweerder, heeft niet tot gevolg dat de motivering ondeugdelijk is. Verweerder mocht bovendien de toekomstplannen van eiseres, die blijken uit de door haar opgestelde toekomstvisie, laten meewegen in de besluitvorming, ook al betwist eiseres nu dat zij het perceel in de toekomst recreatief wil gaan gebruiken. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de door haar opgestelde toekomstvisie onjuist heeft geïnterpreteerd.
De rechtbank is al met al van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij niet wil meewerken aan afwijking van het bestemmingsplan op grond van de kruimelgevallenregeling.
4.4 Anders dan eiseres heeft aangevoerd, heeft verweerder de Nota van Uitgangspunten bestemmingsplannen Buitengebied gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte (de Nota) niet expliciet betrokken bij de besluitvorming over de toepasselijkheid van de kruimelgevallenregeling, maar bij zijn beoordeling of op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3º, Wabo de omgevingsvergunning kan worden verleend.
5. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3º, Wabo kan ook een omgevingsvergunning worden verleend, indien de bouwactiviteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. In de Nota is invulling gegeven aan de ruimtelijke ordening binnen (onder andere) de gemeente Raalte. Deze Nota is beleid, vastgesteld door de gemeenteraad van Raalte en niet door verweerder. Verweerder heeft zich echter wel aan dit beleid geconformeerd. Het is niet aannemelijk dat verweerder dit beleid niet consequent toepast. De Nota dient dan ook te worden beschouwd als een bestendige gedragslijn van verweerder.
Verweerder heeft een concrete en gemotiveerde afweging gemaakt door te overwegen dat de Nota geen melding maakt van bouwplannen zoals die van eiseres en dat daarom niet kan worden meegewerkt aan afwijking van het bestemmingsplan. Het volgende is hierbij van belang. Zoals verweerder heeft uitgelegd, is de gemeente Raalte bezig met het maken van een nieuw bestemmingsplan. Om tijdens de voorbereidingsprocedure van dat bestemmingsplan bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen alvast mogelijk te maken is de Nota opgesteld. In het licht van dat doel en nu de Nota niets vermeldt over de door eiseres beoogde bouwactiviteiten, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ook op deze grond niet van het bestemmingsplan kan worden afgeweken.
6. Het betoog van eiseres dat de omgevingsvergunning moet worden verleend, omdat het bouwplan past binnen een goede ruimtelijke ordening, nu de te realiseren schuur qua verschijningsvorm overeenkomt met een reeds bestaande voederschuur op een nabijgelegen perceel, gaat niet op. Verweerder heeft gemotiveerd uitgelegd dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Dat verweerder in het verleden wel wilde afwijken van het bestemmingsplan, leidt niet tot het oordeel dat hij dat nu weer moet doen. Verweerder heeft terecht gesteld dat de situatie ten tijde van die in het verleden aangevraagde vergunning anders was.
Eiseres heeft ter zitting voor het eerst betoogd dat verweerder zijn besluit onvoldoende heeft onderbouwd door niet conform het advies van de commissie bezwaarschriften een aanvullende motivering met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel op te nemen in het bestreden besluit. Daarmee zou verweerder ongemotiveerd zijn afgeweken van het advies van de commissie. Wat er ook zij van de tijdigheid waarmee eiseres deze beroepsgrond heeft aangedragen, het gaat hier niet om een afwijking van het advies als bedoeld in artikel 7:13, zevende lid, Algemene wet bestuursrecht. Er is dan ook geen sprake van een motiveringsgebrek.
7. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en
mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep