vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 179058 / HZ ZA 10-1659
Vonnis van 29 februari 2012
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. I. Kruiders te Enschede,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B. Bijlsma te Almere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte overlegging productie van de zijde van [eiseres]
- de antwoordakte van de zijde van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn gehuwd geweest. De echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank d.d. [datum] is op [datum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2. Partijen hebben samen drie nog minderjarige kinderen:
[A] en [B], beiden geboren [datum] en [C], geboren [datum].
Partijen hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij [eiseres].
2.3. Partijen hebben de afgelopen jaren verschillende procedures gevoerd onder meer betreffende het gezag en de verblijfplaats van de kinderen.
Naar aanleiding van verhuisplannen van [eiseres] heeft [gedaagde] in 2008 een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Assen met primair het verzoek dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn (hierna: de bodemprocedure).
2.4. Op 10 juli 2009 heeft [gedaagde] [eiseres] in kort geding gedagvaard (verder: de kort geding-procedure). Primair heeft hij gevorderd dat de kinderen, zolang in de bodemprocedure niet definitief is beslist, bij hem zullen blijven, subsidiair dat het [eiseres] verboden wordt met ingang van 17 augustus 2009 zonder toestemming de hoofdverblijfplaats van de kinderen te veranderen.
2.5. Op 11 juli 2009 is [eiseres] met de kinderen vanuit [woonplaats] verhuisd naar [woonplaats].
2.6. Bij vonnis van 29 juli 2009 heeft de voorzieningenrechter bij de rechtbank Assen als volgt beslist:
“Verbiedt [eiseres] ingaande 17 augustus 2009 wijzigingen in de hoofdverblijfplaats ([woonplaats]) van de kinderen aan te brengen zonder de vereiste toestemming van de man c.q. vervangende toestemming van de rechter, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,00 (...)”.
Dit verbod is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het vonnis is op 7 augustus 2009 aan [eiseres] betekend.
2.7. [gedaagde] heeft de kinderen, die vanwege vakantie vanaf 24 juli 2009 drie weken bij [gedaagde] mochten verblijven, niet op 14 augustus 2009 maar pas op 16 augustus 2009 aan [eiseres] afgegeven.
[eiseres] is op 16 augustus 2009 met de kinderen naar [woonplaats] gereden en heeft daar overnacht. De volgende dag is zij teruggekeerd naar [woonplaats] en heeft de kinderen daar naar school laten gaan.
2.8. Bij beschikking van 26 augustus 2009 heeft de rechtbank Assen toestemming verleend aan [eiseres] om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats]. Voorts is een nieuwe omgangsregeling tussen [gedaagde] en de kinderen vastgesteld.
2.9. Tegen het vonnis in de kort geding-procedure heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft bij arrest van 13 oktober 2009 de door [eiseres] gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging afgewezen.
2.10. Tegen de beschikking in de bodemprocedure heeft [gedaagde] hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Leeuwarden heeft bij arrest van 4 november 2010 de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen bekrachtigd en een ruimere omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld.
2.11. [gedaagde] heeft op 15 januari 2010 en 2 maart 2010 ten laste van [eiseres] executoriaal (derden)beslag en loonbeslag doen leggen onder (kort gezegd) de Rabobank. Voorts heeft hij op [datum] executoriaal beslag doen leggen op het woonhuis van [eiseres].
2.12. [eiseres] heeft een bedrag van EUR 10.000,00 aan [gedaagde] voldaan.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat:
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de dwangsom van EUR 10.000,00 zoals vermeld in het vonnis van 29 juli 2009 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen te executeren
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van EUR 10.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar handelt door de dwangsom van EUR 10.000,00 te incasseren. Subsidiair maakt [gedaagde] misbruik van bevoegdheid. Meer subsidiair beroept [eiseres] zich op de redelijkheid en billijkheid die tussen ex-echtgenoten geldt. Onder protest heeft zij de dwangsom betaald, welke zij thans terugvordert.
Zij voert aan dat zij het verbod vermeld in het kort geding-vonnis niet heeft overtreden. Naar aanleiding van het verbod in het vonnis van 29 juli 2009 heeft zij maatregelen genomen. Zij heeft met ingang van 17 augustus 2009 met de kinderen bij de familie [D] verbleven op de rand van [woonplaats]/[woonplaats] en heeft de kinderen naar hun oude school en clubjes laten gaan, totdat de rechtbank haar op 26 augustus 2009 toestemming had gegeven voor de verhuizing.
3.2. [gedaagde] voert verweer. De dwangsom is verbeurd. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] in strijd met het vonnis in kort geding de verblijfplaats van de kinderen niet hersteld. De kinderen dienden in hun vertrouwde omgeving te blijven. [eiseres] heeft op 16 augustus 2009 met de kinderen in [woonplaats] overnacht. Zij heeft weliswaar de kinderen daarna in [woonplaats] naar school laten gaan, maar zij heeft de kinderen diverse nachten in [woonplaats] laten slapen en ook geslapen bij kennissen op de rand van [woonplaats]/[woonplaats], niet [woonplaats]. De kinderen zijn evenmin naar hun sport gegaan.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In deze procedure is in juridisch opzicht uitsluitend aan de orde of [eiseres] in strijd met het vonnis in kort geding van 29 juli 2009 heeft gehandeld en daardoor de dwangsom van EUR 10.000,00 heeft verbeurd.
4.2. Dwangsommen zijn slechts verbeurd indien in redelijkheid niet kan worden betwijfeld dat van een niet naleven van de veroordeling sprake is (HR 3 januari 1964, NJ 1964, 445). Hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is gebeurd dient getoetst te worden aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg wordt vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, aldus dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (HR 20 mei 1994, NJ 1994, 652).
4.3. Hoewel uit het kort geding-vonnis blijkt dat de voorzieningenrechter op de hoogte was van de verhuizing van [eiseres] en de kinderen naar [woonplaats] op 11 juli 2009, is daarmee in de formulering van het verbod in het vonnis van 29 juli 2009 geen rekening gehouden. Door de verhuizing was [woonplaats] de hoofdverblijfplaats van de kinderen geworden. Desondanks heeft de voorzieningenrechter het verbod aldus geformuleerd dat geen “wijzigingen in de hoofdverblijfplaats ([woonplaats])” mochten worden aangebracht. Doordat de plaats [woonplaats] tussen haakjes is toegevoegd moet het ervoor worden gehouden dat de voorzieningenrechter heeft bedoeld dat de kinderen vanaf 17 augustus 2009 dienden te verblijven in de ‘oude’ hoofdverblijfplaats en [eiseres] de facto die eerdere situatie moest herstellen vanaf 17 augustus 2009. Het geformuleerde verbod moet dan ook als een gebod worden beschouwd. Ook partijen hebben de verbodsbepaling zo opgevat. Dat brengt echter nog niet mee dat [eiseres] en de kinderen vanaf die datum alleen en uitsluitend in (hun oude huurwoning in) [woonplaats] zelf mochten overnachten en verblijven, waarvan [gedaagde] lijkt uit te gaan. De rechtbank zal dat hierna in r.o. 4.5 nader toelichten.
4.4. De rechtbank stelt voorop dat de dwangsom alleen verbeurd is bij een overtreding van het verbod in de periode van 17 tot 26 augustus 2009. Dat [eiseres] op 16 augustus 2009 met de kinderen naar [woonplaats] is gegaan en daar heeft overnacht, betreft alleen daarom al geen overtreding van het verbod, omdat 16 augustus 2009, zoals [eiseres] terecht opmerkt, valt voor de datum waarop het verbod ingaat.
[gedaagde] heeft allerlei gebeurtenissen opgesomd waaraan hij - kennelijk - de conclusie verbindt dat het verbod is overtreden, maar die betreffen voor een groot deel de periode voor 17 augustus 2009. De stelling van [gedaagde] dat [eiseres] meestal in [woonplaats] sliep, “in ieder geval ook op zondagavond 16 augustus” kan om de hiervoor vermelde reden niet tot de door [gedaagde] gewenste conclusie leiden. Dit geldt eveneens voor door [gedaagde] aangevoerde gebeurtenissen die plaatsvonden na 26 augustus 2009.
4.5. Met betrekking tot de naleving van het verbod in de periode van 17 tot 26 augustus 2009 is relevant of in de negen dagen die deze periode behelst het beoogde doel van de veroordeling is bereikt. Daarbij dienen alle omstandigheden te worden betrokken.
Dat [eiseres] mogelijk in het weekend na 17 augustus 2009 nog in [woonplaats] heeft verbleven is op zichzelf niet te beschouwen als overtreding van het verbod. Daargelaten dat het enkele verblijf van een of meer nachten elders nog niet meebrengt dat een hoofdverblijfplaats is gewijzigd dient deze omstandigheid samen met de andere relevante feiten getoetst te worden aan doel en strekking van het verbod.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiseres] op 17 augustus 2009 vroeg in de ochtend is teruggekeerd naar de oude woonomgeving van haar en de kinderen om hen daar naar school te laten gaan. Vaststaat dat de kinderen in die periode contact konden hebben met de familie die in de buurt woont en hun oude vriendjes. Dat kan niet anders worden geduid dan als een terugkeer naar - in de woorden van de voorzieningenrechter - de situatie zoals deze voor de verhuizing naar [woonplaats] gold.
[gedaagde] heeft gesteld dat [eiseres] en de kinderen een aantal dagen op de [E] in [woonplaats]/[woonplaats] hebben verbleven, zodat zij in strijd met het verbod niet in [woonplaats] verbleven. [gedaagde] miskent daarmee echter de ratio van het verbod: Die ratio is dat de kinderen, zolang er geen toestemming was voor verhuizing, in hun oude omgeving zouden verblijven, naar hun oude school en sportclubs zouden gaan, de familie en hun vriendjes zouden kunnen zien. Dat dit niet in de plaats [woonplaats] zelf is geweest maar in de nabije omgeving, onweersproken ongeveer drie kilometer van de oude huurwoning, wringt niet met die ratio.
[gedaagde] heeft zijn betwisting dat de kinderen in de bedoelde periode naar hun sport zijn gegaan, op geen enkele wijze onderbouwd. Echter, zelfs als dit vast zou komen te staan, leidt dit niet tot een ander oordeel. [eiseres] heeft met haar handelen in de periode van 17 tot 26 augustus 2009 wel degelijk teruggedraaid wat vóórdat het kort geding-vonnis was gewezen haar bedoeling was: In [woonplaats] wonen en de kinderen met ingang van het nieuwe schooljaar daar naar school laten gaan. Het leven heeft zich daarentegen van 17 tot 26 augustus 2009 in en om [woonplaats] afgespeeld, zodat aan het doel en de strekking van de veroordeling is voldaan.
Een redelijke uitleg van het verbod brengt dan ook mee dat in het onderhavige geval geen dwangsommen zijn verbeurd. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld door desondanks executoriaal beslag te doen leggen, zodat de gevorderde verklaring voor recht kan worden toegewezen. [gedaagde] dient voorts het onder druk van de beslagen door [eiseres] betaalde bedrag, inclusief de gevorderde wettelijke rente, aan haar terug te betalen.
4.6. Zoals uit de stukken blijkt leiden de houding van partijen naar elkaar en de gebrekkige communicatie tussen hen, waarin beiden hun aandeel hebben, steeds weer tot langlopende en kostbare gerechtelijke procedures, waarvan gevreesd moet worden dat (ook) de kinderen daaronder te lijden hebben. Ondanks dat het huwelijk al in [datum] is geëindigd, lijken partijen nog niet in staat om - al is het maar voor het welzijn van de kinderen - enige mildheid naar de ander te bewerkstelligen en oog te hebben voor elkaars belangen.
De rechtbank ziet in de overvloed aan procedures aanleiding om, anders dan de gebruikelijke kostencompensatie in familiegerelateerde procedures, thans een proceskostenveroordeling uit te spreken ten laste van de verliezende partij. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 91,32
- griffierecht 255,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.250,32
5.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de dwangsom ad EUR 10.000,00 zoals vermeld in het vonnis van 29 juli 2009 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen te executeren,
5.2. veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 22 november 2010 tot de dag van volledige betaling.
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.250,32,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.