ECLI:NL:RBZLY:2012:BW7174

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.662644-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing of schorsing van de bewaring en onmiddellijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 31 mei 2012 uitspraak gedaan op een verzoek van de verdachte tot opheffing of schorsing van de bewaring. De verdachte had op 4 november 2011 via zijn raadsman een verzoek ingediend, waarbij werd aangevoerd dat de gronden voor de bewaring niet meer aanwezig waren. De raadsman stelde bovendien dat het bevel tot bewaring niet meer kon worden uitgevoerd, omdat dit op 9 september 2011 had moeten ingaan en inmiddels was verstreken. De rechter-commissaris oordeelde dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de eerdere beslissing tot voorlopige verpleging nog steeds van kracht was. De officier van justitie stelde dat het bevel tot bewaring kon worden uitgevoerd, omdat het gerechtshof de eerdere beslissing van de rechtbank had bekrachtigd op 3 november 2011. De rechter-commissaris concludeerde dat er op basis van artikel 68 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering geen twee afzonderlijke bevelen tot preventieve hechtenis tegelijkertijd konden worden uitgevoerd. Het bevel tot bewaring had voorrang en de uitvoering van het eerdere bevel tot voorlopige verpleging moest worden geschorst. Daarom werd de verdere executie van het bevel tot bewaring als onrechtmatig beschouwd. Uiteindelijk besloot de rechter-commissaris de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek en gelastte de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

Uitspraak

BESCHIKKING OP VERZOEK OPHEFFING OF SCHORSING VAN DE BEWARING
BEVEL ONMIDDELLIJKE INVRIJHEIDSTELLING
Op 9 september 2011 heeft de rechter-commissaris strafzaken in de Rechtbank Zwolle-Lelystad de bewaring bevolen van:
RC-nr : 11/5625
Parketnr : 07/662644-11
Naam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren te : [geboortedatum]
Wonende : [woonplaats]
Adres : [adres]
Verblijvende : [adres]
OVERWEGINGEN:
Op 4 november 2011 heeft de verdachte via zijn raadsman een verzoek opheffing bewaring dan wel schorsing van de bewaring ingediend. De raadsman voert daartoe aan dat de gronden die hebben geleid tot het bevel bewaring zich thans niet meer voordoen.
De raadsman stelt zich overigens primair op het standpunt dat het bevel bewaring niet meer kan worden ten uitvoer gelegd nu deze op 9 september 2011 had moeten ingaan en zou zijn verstreken op 23 september 2011. Indien dat standpunt dient te worden gevolgd kan naar het oordeel van de rechter-commissaris ook geen opheffing dan wel schorsing van de bewaring meer worden bevolen. Aldus dient verdachte dan in zijn verzoek niet ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft per mail op het verzoek gereageerd.
De rechter-commissaris stelt vast dat verdachte op grond van een eerdere beslissing van de rechter-commissaris van 15 juli 2011 van zijn vrijheid is beroofd op grond van een beslissing tot voorlopige verpleging. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze beslissing ten uitvoer is gelegd, ondanks een afwijzende beslissing van de rechtbank van 23 augustus 2011 tot definitieve verpleging, tot het moment waarop het gerechtshof de beslissing van de rechtbank (feitelijk) heeft bekrachtigd. Dat was op 3 november 2011. Vanaf die datum stelt de officier van justitie dat het bevel bewaring van 9 september 2011 kan worden ten uitvoer gelegd.
De rechter-commissaris is van oordeel dat op grond van art 68 lid 1 Sv geen twee afzonderlijke bevelen tot preventieve hechtenis, waarmee een bevel voorlopige verpleging en een bevel bewaring gelijk kunnen worden gesteld, tegelijkertijd ten uitvoer kunnen worden gelegd. Het laatst gegeven bevel, in dit geval het bevel bewaring, voert de boventoon en wordt ten uitvoer gelegd met schorsing van het eerder gegeven bevel, in dit geval het bevel voorlopige verpleging. Doorgaan met de executie van het eerste bevel onder schorsing van de geldigheidsduur van het latere is met de hoofdregel van art 68 lid 1 Sv niet verenigbaar. De rechter-commissaris is dan ook van oordeel dat verdere executie van het bevel bewaring als onrechtmatig moet worden beschouwd.
Nu het verzoek van de raadsman strekt tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis dient, gelet op het bovenstaande, het verzoek van de raadsman niet ontvankelijk te worden verklaard. De rechter-commissaris vat het verzoek van de raadsman gelet op de verdere inhoud van dat verzoek als een verzoek op tot onmiddellijke invrijheidstelling. De rechter-commissaris is van oordeel dat thans, gelet op het bovenstaande, geen (rechtmatige) gronden bestaan om verdachte zijn vrijheid te ontnemen en gelast onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
BESLISSING:
De rechter-commissaris verklaart verdachte niet ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing/schorsing van de bewaring.
De rechter-commissaris beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Lelystad, 31 mei 2012
de rechter-commissaris,
mr. R.M. Berendsen
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van de verdachte.
Lelystad, 31 mei 2012
de officier van justitie,