RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummers: 07.661069-11 + 07.696500-11 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 08 mei 2012
[verdachte],
[geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Jeugdinrichting [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren. Het onderzoek ter terechtzitting van de zaak met parketnummer 07.661069.11 is aangevangen op 21 februari 2012 en is samen met de zaak met parketnummer 07.696500.11 hervat op 24 april 2012. Op laatst genoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. O. Bolluyt, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zeilstra en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2011in de gemeente [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een mobiele telefoon (merk HTC Wildfire), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als houder/als lener, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 26 april 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Apple I-pod, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachte’s mededader(s) (met kracht) de Apple I-pod uit de handen van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getrokken/gerukt;
3.
hij op of omstreeks 03 mei 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een mobiel telefoon (Samsung Star), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoff[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)(met kracht) op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of die telefoon (met kracht) uit de hand(en) van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt/getrokken;
4.
hij op of omstreeks 30 mei 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) (schakel) ketting (met een gouden adelaar hanger), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [sla[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededaders(s):
- voornoemde ketting van de hals van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt/getrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of geduwd en/of
- een sliding tegen het been/de benen van die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is gevallen) en/of
- die [slachtoffer] bij de nek heeft/hebben gegrepen en/of
- die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft/hebben geschopt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgehouden;
5.
hij op of omstreeks 21 juni 2011, te Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) ketting , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slac[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachte's mededader(s) (met kracht) voornoemde ketting (onverhoeds) van de hals/nek van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken;
6.
hij op of omstreeks 24 juni 2011 in de gemeente Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachto[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte voornoemde ketting onverhoeds en/of met kracht van de hals/nek van die [slachtoffer] heeft gerukt/getrokken;
7.
hij op of omstreeks 08 november 2011 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (een zogenoemde Apple I-phone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 7. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 november 2011 in de gemeente Almere opzettelijk een mobiele telefoon (een zogenoemde Apple I-phone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte , welk€ goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door als lener en/of al houder onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Onder parketnummer 07.696500-11:
8.
hij op of omstreeks 16 februari 2011 in de gemeente Almere (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukwapen (merk El Gamo), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
9.
hij op of omstreeks 16 februari 2011 in de gemeente Almere voorhanden heeft gehad twee (2) kogelpatronen (een 9 mm patroon en een .22 patroon), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie Categorie III;
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder 2 ten laste gelegd 28 april 2011 in plaats van 26 april 2011. De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. De rechtbank is van oordeel dat dit mogelijk is gelet op de conclusie van A.G. Remmelink bij het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 1970 gepubliceerd onder LJN AB4613. De tenlastelegging dient immers uitgelegd te worden aan de hand van de stukken die zich bevinden in het dossier. Ook verbetert de rechtbank in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.661069-11 onder 1. tot en met 7. ten laste gelegde en het bij dagvaarding met parketnummer 07.696500-11 onder 1. en 2. ten laste gelegde als de feiten 1 tot en met 9.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de bewijsmiddelen, als genoemd in voetnoten 2 tot en met 20 naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Vanaf maart 2011 werden meerdere aangiften gedaan bij de politie Flevoland van straatroof. De slachtoffers betroffen over het algemeen minderjarigen in de leeftijd vanaf 11 jaar. Uit de inhoud van de aangiften bleek dat de feiten door meerdere personen werden gepleegd en in wisselende samenstellingen. De buit betrof voornamelijk telefoons en gouden kettingen. Naar aanleiding van de diverse aangiften werd door de politie een onderzoek opgestart genaamd 25Cornwall.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Op 07 april 2011 doet [[slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat zijn mobiele telefoon van het merk HTC op 31 maart 2011 door ene ‘[verdachte]’ is verduisterd. Aangever verklaart dat [verdachte] in de bus in Almere met zijn mobiele telefoon heeft gespeeld en de telefoon niet terug heeft gegeven aan aangever.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 april 2012 verklaard dat het een grapje was en dat hij de mobiele telefoon aan één van de vrienden van aangever heeft teruggegeven.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Op 28 april 2011 doet [slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij op 26 april 2011 op het[adres]an [adres] door twee jongens is aangesproken. Zij wilden weten hoe laat het was. Aangever heeft op zijn I-pod gekeken hoe laat het was en de tijd aan de jongens doorgegeven. De jongens liepen weg maar één van de jongens kwam op een gegeven moment terug met de vraag of de I-pod niet van zijn zusje was. Aangever ontkende dit en liet zijn I-pod zien, waarna de jongen de I-pod uit zijn hand rukte en wegrende.
Getuige [getu[getuige] ziet de beroving gebeuren en geeft een signalement van de daders.
De [werknemer] van het [adres], [getu[getuige], verklaart dat er op 26 april 2011 drie jongens op het schoolplein waren, die er niets te zoeken hadden. Getuige [getuige] geeft een signalement van deze jongens.
Verdachte heeft op de terechtzitting van 24 april 2012 verklaard dat hij misschien op 26 april 2011 op het schoolplein was, maar niets te maken heeft met de beroving.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Op 04 mei 2011 doet [slachtoff[slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij op 03 mei 2011 op de [adres] fietste toen een jongen op hem af kwam lopen, die vroeg hoe laat het was. Toen aangever op zijn mobiele telefoon wilde kijken, kwamen er nog twee jongens aanlopen, waarvan één aangever in het gezicht sloeg. Aangever viel en zijn mobiele telefoon werd uit zijn handen getrokken.
Verdachte heeft bij de politie op 10 november 2011 verklaard dat hij op 04 mei 2011 samen met [betrokkene] en nog iemand was en de mobiele telefoon van [slachtoff[slachtoffer] heeft gestolen.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
Op 30 mei 2011 doet [sla[slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij op 30 mei 2011 aan het voetballen was bij het [naam school] in Almere toen er vier jongens naar hem toekwamen. Een van deze jongens kwam op hem af en rukte zijn gouden ketting met adelaarhanger van zijn nek. Aangever wilde achter de dader aanrennen maar werd onder meer geduwd en tegen zijn benen geschopt door twee andere jongens. [getuige] stond er bij.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 erkend dat hij de gouden ketting van de nek van [sla[slachtoffer] heeft getrokken en heeft weggenomen.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
Op 21 juni 2011 doet [slac[slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat op voornoemde datum zijn gouden ketting door twee jongens in de [winkel] in Almere van zijn nek werd getrokken.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 een bekennende verklaring afgelegd.
Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde
Op 24 juni 2011 doet [slachto[slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij op voornoemde datum bij zijn fiets in de buurt van de [winkel] in Almere stond toen een jongen naar hem toekwam en hem aansprak. Direct daarna pakte deze jongen de gouden ketting van aangever vast en rukte deze van zijn nek.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 een bekennende verklaring afgelegd.
Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde
Op 08 november 2011 doet [slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij op voornoemde datum in het Beatrixpark ter hoogte van de kinderboerderij in Almere Stad een vriend wilde bellen toen er een jongen vroeg of hij mocht bellen omdat zijn beltegoed op was. Aangever gaf zijn Apple I-phone aan de jongen waarop de jongen met de telefoon wegrende.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 een bekennende verklaring afgelegd.
Ten aanzien van het onder 8. en 9. ten laste gelegde.
Op 16 februari 2011 doet [slachtoffer] een melding van het schieten met een wapen op een houtstapel door de buurjongen [verdachte]. Vervolgens wordt op dezelfde dag de woning gelegen aan [adres] met een machtiging binnengetreden. De woning werd doorzocht en er werd een zwarte revolver, munitie voor een luchtdrukwapen en twee zilverkleurige C02 patronen aangetroffen. De zwarte revolver werd in de wandkast gevonden op de slaapkamer van [verdachte]. De voorwerpen zijn in beslag genomen en onderzocht.
Het wapen en de munitie werden door de technische recherche onderzocht. Het bleek te gaan om een gasdrukwapen, in de vorm van een revolver, van het merk El Gamo, zijnde een wapen vermeld op de lijst B van bijlage 1 van de RWM. Onder de munitie bevonden zich twee kogelpatronen. Een van het kaliber.22 en één van het kaliber 9mm. De kogelpatronen vallen daarmee onder categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 een bekennende verklaring afgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7. primair, 8. en 9. aan verdachte is ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Hij heeft daartoe verwezen naar de aangiften, de verklaring van verdachte, de herkenning door de [werknemer] inzake het onder 2 ten laste gelegde, het proces-verbaal van bevindingen waarin een signalement is gegeven inzake het onder 3 ten laste gelegde, de beschikbare videobeelden en het rapport van wapenherkenning.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 1. en 2. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Voor het onder 1 ten laste gelegde is slechts de verklaring van de aangever voorhanden voor het niet teruggeven van de telefoon. Verdachte verklaart dat hij de telefoon heeft teruggegeven.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is er geen enkel concreet bewijs dat verdachte de persoon is geweest die de I-pod heeft weggenomen. Verdachte erkent dat hij vaker op het schoolplein was, maar ontkent de I-pod weg te hebben genomen. De [werknemer] herkent verdachte maar heeft niet waargenomen dat hij de I-pod heeft gestolen.
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde geweld kan niet bewezen worden verklaard. In de aangifte van [slachtoff[slachtoffer] staat niets vermeld over letsel en getuige [getuige] verklaart ook niet dat er geslagen is door de daders. De onder 4 ten laste gelegde sliding en het schoppen kan niet worden toegerekend aan verdachte. Nadat hij de ketting had afgetrokken is hij immers weggerend.
Met betrekking tot het onder 5, 6, 7 primair, 8 en 9 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel de onder 1 ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op 31 maart 2011 in de bus op zijn mobiele telefoon een spelletje aan het spelen was. Zij waren samen met [betrokkene] (een vriend van verdachte) en ene [betrokkene] (een vriend van aangever) Op een gegeven moment kwam aangever er achter dat zijn telefoon in het bezit was van [betrokkene] en dat zijn telefoon tussen hen heen en weer werd doorgegeven, waarna verdachte de telefoon in zijn linkerjaszak stopte. Nadat zij uit de bus waren gestapt heeft aangever zijn telefoon aan verdachte teruggevraagd. Toen verdachte de telefoon niet teruggaf, probeerde aangever de telefoon te pakken, waarop [betrokkene] er tussen sprong.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 april 2012 verklaard dat hij op de telefoon van [slachtoffer] een spelletje aan het spelen was. Kort daarna werd de telefoon doorgegeven als grapje. Verdachte zag daarbij dat aangever in paniek raakte. Het kan zijn dat aangever is geduwd. Hij weet dit niet goed meer omdat hij stoned was. Op het moment dat verdachte de bus uitstapte, heeft hij de telefoon aan één van de vrienden van aangever gegeven. Verdachte verklaart daarover dat hij niet is nagegaan of aangever zijn telefoon had teruggekregen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor opgesomde wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de telefoon van [slachtoffer] heeft verduisterd. Op basis van voren vermelde verklaringen kan worden vastgesteld dat de aangever verdachte de beschikking heeft gegeven over zijn telefoon en dat hij daarna zijn telefoon niet meer heeft teruggekregen, ook niet op het moment dat aangever zijn mobiele telefoon aan verdachte terug heeft gevraagd. Door aldus te handelen heeft verdachte zich wederrechtelijk de mobiele telefoon van [slachtoffer] toegeëigend.
Voornoemd handelen is naar het oordeel van de rechtbank gebeurd tezamen en in vereniging met [betrokkene]. Doordat [betrokkene] tussen aangever en verdachte insprong en aangever aldus belette zijn telefoon terug te pakken is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding uiteen is gezet, heeft [slac[slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal van zijn Apple I-pod. Deze diefstal vond plaats op 26 april 2011 op het schoolplein van het [adres], terwijl aangever bij zijn fiets stond. De dader had een Marokkaans uiterlijk, was ongeveer zestien jaar, droeg een wit T-shirt en was ongeveer 1.60 meter lang. Voorbijganger en tevens getuige [getu[getuige] ziet dat een jongen in de fietsenstalling iets uit de handen trekt van –zoals getuige [getuige] hem omschrijft- een jongetje van ongeveer twaalf jaar. Getuige [getuige] geeft als signalement van de dader op dat het een jongen betrof met een hele lichte tint van ongeveer zeventien jaar, ongeveer 1.70 meter. lang en donkerkleurig kort haar. De kleding die deze dader droeg, was een korte broek met een wit T-shirt en een schoudertasje.
Conciërge [getuige] gaf in zijn verklaring eveneens een signalement van de jongens die op 26 april 2011 op het schoolplein waren terwijl zij daar niet hoorden. Het signalement van één van de jongens luidde; een Marokkaanse jongen van ongeveer vijftien jaar met kort geschoren haar en een lengte van ongeveer 1.65-1.70 meter. Deze jongen droeg een korte broek met een wit T-shirt en een schoudertasje. Op 09 mei 2011 herkende [werknemer] [getuige] verdachte als zijnde de jongen waarover hij eerder had verklaard en van wie hij voornoemd signalement had gegeven.
De rechtbank is gelet op voornoemde verklaringen van oordeel dat de persoon over welke getuige [getuige], [werknemer] [getuige] en aangever verklaren één en dezelfde is. De rechtbank stelt vast dat deze persoon verdachte betreft en dat hij degene is geweest die op 26 april 2011 in de fietsenstalling van het [adres] de Apple I-pod van [slac[slachtoffer] uit zijn handen heeft getrokken. De rechtbank overweegt dat deze diefstal met geweld tezamen en in vereniging met anderen is gepleegd. Aangever en de getuigen [getuige] en [getuige] hebben immers twee respectievelijk drie jongens in verband gebracht met de beroving.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Diefstal gepleegd tezamen en in vereniging met anderen
Nu verdachte tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 heeft verklaard dat hij de mobiele telefoon van [slachtoff[slachtoffer] op 03 mei 2011 uit de handen van [slachtoff[slachtoffer] heeft getrokken, terwijl [betrokkene] en een ander erbij stonden, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slachtoff[slachtoffer] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012.
Geweld
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 10 november 2011 naar voren komt dat verdachte aangever [slachtoffer] geslagen heeft. Verdachte verklaart hierover dat hij aangever misschien uit een reflex geslagen heeft. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 24 april 2012. Verdachte verklaart dat aangever aan de mobiele telefoon bleef trekken terwijl verdachte deze los probeerde te rukken. Door dit trekken is de telefoon wellicht in het gezicht van aangever terecht gekomen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde verklaringen van verdachte wettig en overtuigend kan bewezen dat er sprake is geweest van een diefstal die werd voorafgegaan en vergezeld van geweld.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 4 ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Diefstal
Nu verdachte tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 heeft verklaard dat hij de gouden ketting van [sla[slachtoffer] op 30 mei 2011 met kracht van zijn nek heeft getrokken, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [sla[slachtoffer] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012.
Tezamen en in vereniging gepleegd
De rechtbank overweegt dat gelet op de verklaring van [getuige] en de verklaring van aangever [sla[slachtoffer] vastgesteld kan worden dat de diefstal tezamen en in vereniging is gepleegd. Zoals hiervoor in de inleiding uiteen is gezet, heeft aangever [sla[slachtoffer] verklaard dat zijn gouden ketting werd gestolen en dat daarbij meerdere jongens betrokken waren. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige]. [getuige] heeft verklaard dat hij op 30 mei 2011 met drie jongens stond te praten op het schoolplein van het [adres]. Nadat een van de jongens een sigaret had gehaald, zei hij dat die jongen - [sla[slachtoffer] - een mooie gouden ketting had. Vervolgens werd overlegd hoe ze deze gouden ketting zouden roven. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er sprake was van een plan om de gouden ketting van [sla[slachtoffer] te stelen. Dit tezamen met de verklaring van verdachte dat [betrokkene] bij die verkoop van de gouden ketting aanwezig was , acht de rechtbank voldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking te spreken.
Geweld
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verklaring van getuige [getuige] en aangever [sla[slachtoffer] wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de diefstal van de gouden ketting van [sla[slachtoffer] vergezeld en gevolgd is van geweld. Aangever [sla[slachtoffer] heeft verklaard dat de ketting met kracht van zijn nek werd getrokken en hij vervolgens tijdens zijn achtervolging geduwd en geschopt werd. Op het moment dat aangever door een sliding tegen zijn benen ten val kwam, werd hij bij zijn nek gegrepen, vastgehouden en tegen zijn hoofd geschopt. Getuige [getuige] ondersteunt deze verklaring. Hij verklaarde dat nadat de dader wegrende en aangever er achteraan rende er een gevecht ontstond, waarbij aangever tegen zijn hoofd werd getrapt.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 5 ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 heeft verklaard dat hij een gouden ketting op 21 juni 2011 van de nek van [slac[slachtoffer] heeft getrokken, terwijl [betrokkene] daarbij was, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slac[slachtoffer] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 6 ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 heeft verklaard dat hij een gouden ketting op 24 juni 2011 van de nek van [slachto[slachtoffer] heeft getrokken, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slachtoffer]slachtoffer] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012.
Ten aanzien van het onder 7 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de onder 7 primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 heeft verklaard dat hij bij het zien van de mobiele telefoon van [slachtoffer] wist dat hij deze telefoon wilde stelen en de telefoon vervolgens heeft weggenomen, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012.
Ten aanzien van het onder 8 en 9 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 8 en 9 ten laste gelegde voorhanden hebben van een gasdrukwapen en twee patronen wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte tijdens de terechtzitting van 24 april 2012 heeft verklaard dat hij het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de doorzoeking in de woning aan [adres], het proces-verbaal van wapenherkenning en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2012.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 31 maart 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een mobiele telefoon merk HTC Wildfire, toebehorende aan [slachtoffer], welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als houder onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
hij op 26 april 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Apple I-pod, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte de Apple I-pod uit de handen van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken/gerukt.
3.
hij op 03 mei 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon Samsung Star, toebehorende aan [slachtoff[slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en die telefoon uit de hand van die [slachtoffer] heeft gerukt/getrokken.
4.
hij op 30 mei 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden schakel ketting met een gouden adelaar hanger, toebehorende aan [sla[slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededaders:
- voornoemde ketting van de hals van die [slachtoffer] hebben gerukt/getrokken en
- die [slachtoffer] hebben geschopt en geduwd en
- een sliding tegen de benen van die [slachtoffer] hebben gemaakt ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is gevallen en
- die [slachtoffer] bij de nek hebben gegrepen en
- die [slachtoffer] tegen het hoofd hebben geschopt en
- die [slachtoffer] hebben vastgehouden.
5.
hij op 21 juni 2011, te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden ketting , toebehorende aan [slac[slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachte's mededader(s) (met kracht) voornoemde ketting (onverhoeds) van de hals/nek van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken.
6.
hij op 24 juni 2011 in de gemeente Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden ketting, toebehorende aan [slachto[slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde ketting onverhoeds en met kracht van de hals/nek van die [slachtoffer] heeft gerukt/getrokken.
7.
hij op 08 november 2011 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon een zogenoemde Apple I-phone, toebehorende aan [slachtoffer].
8.
hij op 16 februari 2011 in de gemeente Almere een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukwapen merk El Gamo, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
9.
hij op 16 februari 2011 in de gemeente Almere voorhanden heeft gehad twee 2 kogelpatronen een 9 mm patroon en een .22 patroon, munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie Categorie III;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Onder 1:
Medeplegen van verduistering.
Onder 2 en 5, telkens:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd.
Onder 3:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit door twee of meer personen wordt gepleegd.
Onder 4:
Diefstal vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit door twee of meer personen wordt gepleegd.
Onder 6:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken.
Onder 8:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie.
Onder 9:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 149 (honderdnegenenveertig) dagen jeugddetentie met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte geplaatst wordt in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 3 (drie) jaren. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met hetgeen bepaald is in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 177 (honderdzevenenzeventig) dagen jeugddetentie met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast heeft hij gevorderd een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen en de voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met daaraan de voorwaarden gekoppeld zoals Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming adviseren. Deze bijzondere voorwaarden dienen direct uitvoerbaar verklaard te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat verdachte een laatste kans geboden moet worden zoals Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming adviseren. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met zijn mededader(s) schuldig heeft gemaakt aan een aantal straatroven waarbij sieraden en mobiele telefoons werden weggenomen. Straatroven hebben niet alleen een enorme impact op de slachtoffers maar versterken ook in hoge mate de heersende gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Bovendien kunnen zij voor de direct betrokkenen bijzonder traumatiserend zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan leiden. Verdachte en zijn mededaders hebben zich aan dit alles weinig gelegen laten liggen. Zij hebben geen enkel oog gehad voor de zeer jonge slachtoffers en waren slechts uit op financieel gewin om zodoende hun directe (financiële) behoefte te bevredigen. Zeer verontrustend vindt de rechtbank het gemak waarmee de verdachte tot het plegen van de feiten is overgegaan en het gebrek aan het nemen van enige verantwoording voor zijn aandeel.
Met betrekking tot de psychische gesteldheid van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de uitgebrachte psychologische rapportage. De psychologische rapportage van de deskundige E. Vlieg d.d. 06 maart 2012 houdt onder meer als conclusie in dat verdachte een gedragsstoornis heeft ontwikkeld. Deze komt tot uiting in de vorm van antisociaal gedrag. Verdachte heeft een gemis aan empathie en zijn gewetensontwikkeling is verstoord. Hierdoor vertoont verdachte deviant gedrag. Daarnaast is het normbesef en het inlevingsvermogen onderontwikkeld. Voornoemde gedragsstoornis is van invloed geweest op het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte dient in lichte mate als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd te worden.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige op de hiervoor genoemde gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat het bewezen verklaarde in licht, althans enigszins verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
Oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) alsmede de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM).
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: De Raad) heeft in het raadsonderzoek strafzaken d.d. 18 april 2012 geadviseerd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De Raad heeft ter terechtzitting van 24 april 2012 dit advies toegelicht.
De Raad acht een voorwaardelijke PIJ-maatregel geïndiceerd omdat er sprake is van disfunctioneren op diverse leefgebieden en psychopathologie. Bovendien is de maatregel passend gelet op de ernst van de delicten, het hoge recidiverisico en het feit dat behandeling noodzakelijk wordt geacht. Er wordt echter nog niet voldaan aan de criteria van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aangezien er door middel van het inzetten van een Multidimensional Treatment Foster Care Traject (hierna te noemen: MTFC) een goed alternatief is om het gedrag van verdachte te beïnvloeden. De Raad wil hiermee verdachte een laatste kans geven om tot gedragsverandering te komen. Binnen het MTFC-traject kan er worden voldaan aan de behoeftes van verdachte zoals het bieden van duidelijkheid en geborgenheid binnen een gezinssituatie en het werken aan resocialisatie. Het programma staat voorts in het teken van structuur, toezicht en voor verdachte bij goed gedrag te verdienen en bij slecht gedrag te verliezen privileges. De Raad adviseert derhalve als bijzondere voorwaarde voor de voorwaardelijke PIJ-maatregel een plaatsing binnen een MTFC-traject. Hierdoor kan het MTFC-traject worden gewaarborgd. Binnen het civielrechtelijk kader kan geen passende behandeling meer worden aangeboden.
Naast een voorwaardelijke PIJ-maatregel adviseert de Raad de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen. Financiering van MTFC is namelijk enkel mogelijk binnen een GBM. Het bezwaar van detentie als stok achter de deur bij een GBM in plaats van een verplichte behandeling kan worden ondervangen door een combinatie van de GBM met een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarnaast kan verdachte bij recidive direct worden aangehouden, terwijl wanneer enkel een voorwaardelijke PIJ-maatregel zou worden opgelegd, verdachte zou moeten wachten op een zitting voor de omzetting van de voorwaardelijke PIJ-maatregel in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De Jeugdreclassering heeft in haar adviesrapport d.d. 19 april 2012 evenals de Raad geadviseerd tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel gecombineerd met een voorwaardelijke PIJ-maatregel, welk advies ter zitting door mevrouw G. Tempelman is gehandhaafd.
Alles afwegende stelt de rechtbank het navolgende vast.
De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De algemene veiligheid van personen vereist oplegging van deze maatregel, gelet op de aard van de delicten en het aanwezige recidivegevaar. Voorts is oplegging van de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
Door de gedragsdeskundige E. Vlieg is bij verdachte een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens vastgesteld.
Gelet op het vorenstaande en met inachtneming van de adviezen van voornoemde gedragsdeskundige, de Raad voor de Kinderbescherming en het Bureau Jeugdzorg zal
aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) worden opgelegd, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan verdachte zal daarnaast,
ten behoeve van het realiseren van de daaraan te verbinden voorwaarden, de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) worden opgelegd voor de duur van een jaar.
Doorslaggevend bij deze beslissing is dat de rechtbank de ongewenstheid van een (langdurig) verblijf in een gesloten justitiële jeugdinrichting met andere jeugdige delinquenten afgewogen heeft tegen de waarborgen van het MTFC-programma en de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat een gedragsverandering bij verdachte meer kans van slagen heeft binnen het MTFC-programma.
De bij de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) te stellen voorwaarden en de voorwaarden bij de maatregel betreffende het gedrag van verdachte (GBM) luiden als volgt:
- verdachte zal zich gedurende de proeftijd van twee jaren niet schuldig maken aan een
strafbaar feit;
- verdachte zal gedurende de proeftijd van twee jaren zich houden aan de door de
Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Flevoland, dan wel door een Bureau Jeugdzorg
elders, te geven aanwijzingen en voorschriften welke aanwijzingen en voorschriften – ook als dit inhoudt:
a. deelname aan het MTFC-programma en plaatsing in het MTFC-pleeggezin;
b. indien nodig meewerken aan urinecontroles binnen het MTFC-programma;
c. indien er toegewerkt wordt binnen het MTFC-programma naar een thuisplaatsing gezinsbehandeling in de vorm van Multi Systeem Therapie of Functional Family Therapy;
d. deelname aan individuele behandeling ten aanzien van zijn gedragsstoornis en zijn gewetensontwikkeling bij De Waag of een soortgelijke instelling na afronding van het MTFC-programma;
e. meewerken aan urinecontroles en een behandeling in de vorm van een lifestyle training dan wel een terugvalpreventie traject bij Tactus Verslavingszorg;
f. het volgen van een Intensieve Zelfstandigheids Training (IZT), waarin verdachte gefaseerd toewerkt naar zelfstandigheid;
g. geen contact met de mededaders.
De rechtbank is van oordeel dat in het kader van de GBM een vervangende jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden geboden is.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er, gelet op de ernst van de feiten, ruimte is voor oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis van 09 september 2011 door de kinderrechter in het arrondissement Zwolle-Lelystad is opgelegd.
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slac[slachtoffer], [slachtoff[slachtoffer], [sla[slachtoffer] en [slac[slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2, 3, 4. en 5. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade worden door de benadeelde partijen begroot op bedragen van respectievelijk € 275, -, € 317,46, € 886,45 en € 1125, - .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen geheel en hoofdelijk toegewezen worden. Daaraan dient de schadevergoedingsmaatregel gekoppeld te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met uitzondering van de vordering van [slac[slachtoffer] –gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde -gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slac[slachtoffer]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slac[slachtoffer], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot bedragen van € 225, -, zijnde materiële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor het bijwonen van de zitting van de vader van [slac[slachtoffer] geen voor toewijzing in aanmerking komende kosten zijn, nu deze kosten niet door de benadeelde partij (in het onderhavige geval [slac[slachtoffer]) zijn gemaakt. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 225, - ten behoeve van het slachtoffer [slac[slachtoffer].
Benadeelde partij [slachtoff[slachtoffer]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoff[slachtoffer], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 3. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot bedragen van € 317,46, (materiële schade € 167,46 en immateriële schade € 150, -) vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 317,46, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoff[slachtoffer].
Benadeelde partij [sla[slachtoffer]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [sla[slachtoffer], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot bedragen van € 886,45, (materiële schade € 636,45 en immateriële schade € 225, -) vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 886,45, ten behoeve van het slachtoffer [sla[slachtoffer].
Benadeelde partij [slac[slachtoffer]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [sla[slachtoffer], rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 5. bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot bedragen van € 1125, -, zijnde materiële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 1125, - ten behoeve van het slachtoffer [slac[slachtoffer].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 91, 232, 310 en312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder de bewezenverklaring is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
-veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 177 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 3 jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel één van de na te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd;
- verdachte zal zich gedurende de proeftijd van twee jaren niet schuldig maken aan
een strafbaar feit;
- verdachte zal gedurende de proeftijd van twee jaren zich houden aan de door de
Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Flevoland, dan wel een Bureau
Jeugdzorg elders te geven aanwijzingen en voorschriften, welke aanwijzingen en voorschriften - onder meer en in elk geval - zullen inhouden:
a. deelname aan het MTFC-programma en plaatsing in het MTFC-pleeggezin;
b. indien nodig meewerken aan urinecontroles binnen het MTFC-programma;
c. indien er toegewerkt wordt binnen het MTFC-programma naar een thuisplaatsing gezinsbehandeling in de vorm van Multi Systeem Therapie of Functional Family Therapy;
d. deelname aan individuele behandeling ten aanzien van zijn gedragsstoornis en zijn gewetensontwikkeling bij De Waag of een soortgelijke instelling na afronding van het MTFC-programma;
e. meewerken aan urinecontroles en een behandeling in de vorm van een lifestyle training dan wel een terugvalpreventie traject bij Tactus Verslavingszorg;
f. het volgen van een Intensieve Zelfstandigheids Training (IZT), waarin verdachte gefaseerd toewerkt naar zelfstandigheid;
g. geen contact met de mededaders.
- legt aan de verdachte tevens op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
a. deelname aan het MTFC-programma en plaatsing in het MTFC-pleeggezin;
b. indien nodig meewerken aan urinecontroles binnen het MTFC-programma;
c. indien er toegewerkt wordt binnen het MTFC-programma naar een thuisplaatsing gezinsbehandeling in de vorm van Multi Systeem Therapie of Functional Family Therapy;
d. deelname aan individuele behandeling ten aanzien van zijn gedragsstoornis en zijn gewetensontwikkeling bij De Waag of een soortgelijke instelling na afronding van het MTFC-programma;
e. meewerken aan urinecontroles en een behandeling in de vorm van een lifestyle training dan wel een terugvalpreventie traject bij Tactus Verslavingszorg;
f. het volgen van een Intensieve Zelfstandigheids Training (IZT), waarin verdachte gefaseerd toewerkt naar zelfstandigheid;
g. geen contact met de mededaders.
- bepaalt dat voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 6 maanden;
Benadeelde partijen
[slac[slachtoffer]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slac[slachtoffer], wonende te Almere, van een bedrag van € 225, - (zegge: tweehonderdvijfentwintig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 225, - ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderd niet-ontvankelijk is in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen;
[slachtoff[slachtoffer]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoff[slachtoffer], wonende te Almere, van een bedrag van € 317,46 (zegge: driehonderdzeventien euro en zesenveertig eurocent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 03 mei 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 317,46 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]s voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[sla[slachtoffer]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [sla[slachtoffer], wonende te Almere, van een bedrag van € 886,45 (zegge: achthonderdzesentachtig euro en vijfenveertig eurocent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 30 mei 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 886,45 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[slac[slachtoffer]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slac[slachtoffer], wonende te Almere, van een bedrag van € 1125, - (zegge: elfhonderdvijfentwintig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 21 juni 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1125, - ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Iedema, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs.
G. Blomsma en B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 08 mei 2012.
Mrs. Blomsma en Fijnheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.