ECLI:NL:RBZLY:2012:BW9591

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
22 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/1920
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.E.C. van Rijckevorsel-Besier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag watersysteemheffing voor natuurterreinen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 22 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de watersysteemheffing. Eiser, wonende te Dalfsen, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag van de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijke Belastingkantoor Oost Nederland, die de percelen van eiser had aangemerkt als 'ongebouwd buitendijks'. De aanslag betrof een bedrag van € 696,31 voor het belastingjaar 2011. Eiser stelde dat de percelen als natuur moesten worden aangemerkt, omdat ze onttrokken waren aan de landbouw en volledig ten dienste stonden van natuurbeheer en weidevogelbeheer. Verweerder daarentegen handhaafde de aanslag en stelde dat de inrichting van de percelen nog niet voldeed aan de voorwaarden van de Waterschapswet.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 april 2012, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. M. Vliegenthart. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser weliswaar verklaarde dat de percelen als natuur worden beheerd, maar dat de inrichting nog niet volledig was afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur, zoals vereist in artikel 116 van de Waterschapswet. De rechtbank concludeerde dat de percelen terecht als 'ongebouwd buitendijks' waren aangemerkt door verweerder.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Belastingkamer
Registratienummer: Awb 11/1920
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser],
wonende te Dalfsen,
en
de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijke Belastingkantoor Oost Nederland (Lococensus),
verweerder.
1.Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft eiser bij aanslag met dagtekening 30 juni 2011 aangeslagen in de watersysteemheffing gebouwd, ongebouwd en natuur over het belastingjaar 2011 voor een bedrag van in totaal € 696,31. Bij brief van 2 augustus 2011 heeft eiser tegen deze aanslag bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak op bezwaar is bij brief van 8 september 2011 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 12 april 2012 ter zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Vliegenthart.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2.Het geschil
In geschil is de vraag of verweerder de in de aanslag betrokken percelen DSN01 X336, X338, X339 en X345 terecht als “ongebouwd buitendijks” heeft aangemerkt.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat voormelde percelen als “natuur” moeten worden aangemerkt. De percelen zijn op basis van een kwalitatieve verplichting onttrokken aan de landbouw en hebben geen agrarische bestemming meer. Er is geen ruimte meer voor agrarische activiteiten zoals bemesten, begrazen en maaien. Het gehele beheer van de percelen is volledig ten dienste van de natuur en het weidevogelbeheer. Voor zover nog sprake is van een landbouwkundige functie, speelt dit een zeer ondergeschikte rol. Met betrekking tot perceel X336 heeft eiser daarnaast aangevoerd dat het gaat om een strook van vier meter breed onder langs de dijk dat niet door het dijklichaam wordt ingenomen.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanslag correct is opgelegd.
Voor een meer uitvoerige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
3.Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 116, aanhef en onder c, van de Waterschapswet wordt – voor zover thans van belang – voor de toepassing van hoofdstuk XVII en de daarop berustende bepalingen onder natuurterreinen verstaan ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare.
In de Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Groot Salland 2011 (hierna: de Verordening) is in artikel 1, aanhef en sub g, voor wat betreft de definitie van het begrip natuurterreinen aansluiting gezocht bij de definitie zoals opgenomen in artikel 116, aanhef en onder c, van de Waterschapswet.
Eiser heeft ter zitting verklaard dat de percelen wel reeds als natuur worden beheerd, maar dat ze wel nog als natuurterrein nader dienen te worden ingericht. Zo moeten natte stroken worden aangelegd, moet een poel worden ingericht en moet een soort strandje worden aangelegd voor kikkers. Deze inrichtingswerkzaamheden zullen plaatsvinden op het moment dat het Waterschap de daarvoor benodigde vergunningen heeft afgegeven.
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat door eiser nog niet wordt voldaan aan de in artikel 116, aanhef en onder c, van de Waterschapswet opgenomen voorwaarde dat (naast het beheer) de inrichting geheel of nagenoeg geheel moet zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Verweerder heeft de percelen dan ook terecht als “ongebouwd buitendijks” aangemerkt.
Het beroep is ongegrond.
4.Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
5.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, rechter, en door deze en
H. Blekkenhorst als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op: