ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0392

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/248
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
  • P.A.M. Spreuwenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het gebruik van een bijgebouw als jeugdhonk in relatie tot de woonbestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 juli 2012 uitspraak gedaan over het gebruik van een bijgebouw bij de woning aan de Trekvaart 137 te IJsselmuiden als jeugdhonk. Eisers, bewoners van het perceel, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kampen, waarin hen werd gelast het gebruik van het bijgebouw te staken. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van het bijgebouw als jeugdhonk niet ondergeschikt is aan de woonbestemming en derhalve strijdig is met het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat de mate van toegankelijkheid van het bijgebouw en de overlast voor omwonenden niet relevant zijn voor de beoordeling van de bestemming. De rechtbank concludeert dat verweerder bevoegd is om handhavend op te treden tegen dit gebruik en dat legalisatie van het gebruik niet aan de orde is. De rechtbank vernietigt de besluiten van 20 mei 2011 en 23 december 2011, maar laat de rechtsgevolgen van het laatstgenoemde besluit in stand. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke gedragsnormen en de arbitraire aard van het stellen van grenzen aan het gebruik van een bijgebouw binnen een woonbestemming.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/248
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[…] en […],
wonende te IJsselmuiden, eisers,
gemachtigde: mr. W.M. Herben,
en
het college van burgemeester en wethouders van Kampen, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2011 heeft verweerder eisers onder het opleggen van een dwangsom gelast om het gebruik van het bijgebouw bij de woning Trekvaart 137 als jeugdhonk met ingang van 20 juli 2011 te staken en gestaakt te houden.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 23 december 2011 gegrond verklaard. Verweerder heeft een gewijzigd dwangsombesluit genomen. Eisers zijn daartegen in beroep gekomen.
Het beroep is ter zitting van 24 april 2012 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door B. Koelewijn en S.C. van der Weerd.
Het beroep is ter zitting gevoegd behandeld met het beroep van […]. Nadien zijn de zaken weer gesplitst.
Overwegingen
1. Eisers wonen op het perceel Trekvaart 137 te IJsselmuiden Achter deze woning bevindt zich een bijgebouw dat wordt gebruikt als jeugdhonk. Het gebruik als jeugdhonk is al enige jaren inzet van juridische geschillen tussen eisers en hun buren, de familie [….], die stellen hiervan overlast te ondervinden. Deze hebben herhaalde malen om handhavend optreden jegens eisers verzocht. Verweerder heeft dit in eerste instantie geweigerd.
In de uitspraak van 30 augustus 2010 (procedurenummer 09/2079) was deze rechtbank van oordeel dat ‘het gebruik van het bijgebouw als jeugdhonk in dit geval niet als een aan de woonbestemming ondergeschikt nevengebruik aangemerkt (kan) worden. De rechtbank overweegt hiertoe dat het bijgebouw structureel en meerdere malen per week door bezoekers voor samenkomsten wordt gebruikt, waarbij anders dan om niet alcoholische dranken worden verstrekt. Daarnaast is de inrichting, mede gelet op de aanwezigheid van een houten bar met krukken en een aparte ruimte met een dames- en herentoilet, min of meer ingericht als bar of café”.
Bij besluit van 10 november 2010 heeft verweerder eisers onder het opleggen van een dwangsom gelast het gebruik van het bijgebouw als horeca-inrichting met ingang van 1 december 2010 te staken en gestaakt te houden. Eisers kunnen aan de last voldoen door een viertal, in het besluit opgesomde, maatregelen te nemen.
Op 11 april 2011 heeft deze rechtbank uitspraak gedaan in het beroep van […] gericht tegen de opgelegde dwangsom (procedurenummer 11/2192). Hierin heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit niet kan worden aangemerkt als daadwerkelijk handhavend optreden tegen de in rechte vaststaande overtreding van het bestemmingsplan. Verweerder heeft immers ook bepaald dat niet handhavend zal worden opgetreden indien aan de vier opgesomde voorwaarden wordt voldaan. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder nog steeds niet heeft onderzocht of het gebruik kan worden gelegaliseerd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen opnieuw te beslissen.
Hierna heeft verweerder het primaire besluit van 20 mei 2011 genomen. Eisers hebben op 29 juni 2011 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar voorgelegd aan de bezwaarschriftencommissie. Deze commissie heeft eisers gehoord en op 1 november 2011 een advies uitgebracht aan verweerder. De commissie heeft verweerder geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en het bestreden besluit aan te passen door de grondslag te noemen en de last duidelijker te omschrijven in aantal keren per week en beperking van de bezoekersaantallen.
Verweerder heeft het bezwaar conform het advies van de commissie gegrond verklaard en een gewijzigd dwangsombesluit genomen. Daarbij heeft verweerder eisers – onder het opleggen van een dwangsom ter hoogte van € 5000,-- ineens – verzocht het bijgebouw van de woning 137 slechts één avond per week te laten gebruiken door een groep van meer dan 15 maar minder dan 20 personen.
Eisers hebben tegen dit door hen bestreden besluit van 23 december 2011 beroep ingesteld.
2. In de uitspraak van heden heeft deze rechtbank in het beroep van de familie […] (procedurenummer 12/179) uitgesproken dat verweerder niet bevoegd was op het ingediende bezwaarschrift te beslissen.
Daartoe is als volgt overwogen.
Bij besluit van 4 april 2008 heeft verweerder geweigerd handhavend op te treden. Verweerder heeft bij besluit van 4 november 2008 op het daartegen gerichte bezwaar beslist. Deze beslissing op bezwaar is door deze rechtbank vernietigd. Verweerder heeft op 12 oktober 2009 opnieuw op de ingediende bezwaren beslist. Ook deze beslissing is door de rechtbank vernietigd, en dat geldt eveneens voor de hierna genomen beslissing op bezwaar van 10 november 2010.
Het besluit van 20 mei 2011 is door verweerder geformuleerd als een primair besluit, voorzien van een bezwaarclausule. Verweerder erkent dat hij niet meer bevoegd was te beslissen op het ingediende bezwaarschrift van 29 juni 2011, maar stelt dat eisers hierdoor niet in hun belangen zijn geschaad.
Bij de beoordeling heeft de rechtbank de besluiten van 20 mei 2011 en van 23 december 2011 aangemerkt als één beslissing op bezwaar.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het besluit van 20 mei 2011 ten onrechte in de vorm van een primair besluit – waartegen bezwaar openstaat - heeft genomen. Hieruit volgt dat de beslissing op bezwaar van 23 december 2011 onbevoegd is genomen en voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep is in zoverre gegrond.
Het besluit van 20 mei 2011 komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Verweerder heeft dit besluit immers zelf al niet toereikend gemotiveerd geacht. Het beroep is op dit punt eveneens gegrond.
4. Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank niet volstaan met een vernietiging op formele gronden, maar ook een uitspraak doen over het materiële geschil.
5. Bij de inhoudelijke beoordeling beschouwt de rechtbank de navolgende punten als vaststaand dan wel niet langer in geschil.
Het gebruik van het bijgebouw als jeugdhonk is niet een aan de bestemming ondergeschikt nevengebruik, zodat dit gebruik strijdig is met de aan het perceel gegeven woonbestemming.
De mate van toegankelijkheid van het bijgebouw, de mate van overlast voor omwonenden en de wijze van betaling van de consumpties doen hier niet aan af.
Verweerder is derhalve bevoegd handhavend op te treden jegens dit gebruik.
6. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal een bestuursorgaan in zijn algemeenheid handhavend dienen op te treden in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift. Daarvan kan worden afgezien indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
7. In het besluit van 20 mei 2011 heeft verweerder overwogen dat het vigerende bestemmingsplan “De Zodde” geen vrijstellingsmogelijkheden biedt waarmee het gebruik als jeugdhonk kan worden gelegaliseerd.
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in de bestreden besluiten niet heeft uitgelaten over andere legalisatiemogelijkheden. Ter zitting is van de zijde van verweerder verklaard dat een jeugdhonk ter plaatse niet mogelijk is. Verweerder heeft vooral beoogd partijen duidelijkheid te verschaffen over welk gebruik nog als passend binnen de bestemming wordt geacht en welk gebruik niet.
Hieruit volgt dat legalisatie van het gebruik van het bijgebouw als jeugdhonk niet aan de orde is.
8. Eisers stellen dat de opgelegde last verdergaat dan beëindiging van de overtreding. Volgens eisers kan ook gebruik door meer dan 20 personen nog passend zijn binnen de gegeven bestemming.
Verweerder heeft betoogd dat is getracht duidelijke gedragsnormen te formuleren.
Ter zitting is namens verweerder verklaard dat met de last is beoogd duidelijk te maken dat eisers maximaal één maal per week een groep van maximaal 20 personen mag ontvangen in het bijgebouw. Of dat gasten zijn voor een familieverjaardag, bezoekers voor het jeugdhonk of een andere bijeenkomst, doet niet ter zake.
De rechtbank heeft te beoordelen of verweerder daarmee de gebruiksmogelijkheden binnen de woonbestemming op juiste wijze heeft begrensd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het stellen van grenzen, of het nu gaat om het maximaal toe te laten personen of het aantal keren dat die groep personen aanwezig mag zijn, naar zijn aard een arbitraire aangelegenheid is.
De inrichting van het bijgebouw is daarbij geen relevant gegeven; dat is aan eisers zelf. Eventuele geluidsoverlast als gevolg van het gebruik valt eveneens buiten de beoordeling, aangezien het bestemmingsplan daaromtrent geen regels stelt.
Tot slot moet het gestelde kader handhaafbaar zijn.
Het ontvangen van groepen personen past in zijn algemeenheid binnen de woonbestemming. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van het ontvangen van (grote) groepen, onder andere als gevolg van het parkeren van auto’s en fietsen, kan binnen een woonbestemming het ongelimiteerd ontvangen van (grote) groepen evenwel niet als passend in die bestemming worden aangemerkt. Verweerder heeft getracht een redelijke begrenzing aan te geven aan wat nog als passend in een woonbestemming kan worden geacht en heeft de norm gesteld op het maximaal één maal per week ontvangen van een groep personen van maximaal 20 personen. De rechtbank acht deze uitleg van het bestemmingsplan door verweerder niet onjuist.
9. De rechtbank maakt gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, van de Awb en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
10. De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten te veroordelen, die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.
Beslissing
De rechtbank
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de deelbesluiten van 20 mei 2011 en 23 december 2011;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deelbesluit van 23 december 2011 geheel in stand blijven;
-bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 152,-- aan eisers vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 874,-- ter zake van verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, en door hem en mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep