RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650335-11 (P)
Uitspraak: 16 juli 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [geboortejaar],
wonende te [adres].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2012.
De verdachte is op beide data niet ter terechtzitting verschenen. Verdachte is niet bijgestaan door een advocaat.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G. Dankers.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 20 augustus 2011 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon ([merk]) en/of een geldbedrag (ongeveer 15 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand(en) en/of met (een) (hard) voorwerp(en) en/of met geschoeide voet, die [slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of geschopt, en/of
- (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand(en) en/of met (een) (hard) voorwerp(en) en/of met geschoeide voet, die [slachtoffer] op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of geschopt.
Althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot ene veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2011 tot en met 12 september 2011 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een mobiele telefoon ([merk]) en of een geldbedrag (ongeveer 15 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon en/of dat geldbedrag wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemd feit ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Op zaterdag 20 augustus 2011 om 9.45 uur werd door aangever [slachtoffer] aangifte gedaan ter zake van diefstal met geweldpleging.
Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij die ochtend, omstreeks 01.30 uur op de [adres] te Zwolle liep. Aangever was op het Straatfestival geweest en was op weg naar zijn fiets. Aangever heeft verklaard dat hij zijn telefoon, een [merk] bij zich had en dat hij hoorde dat hij een sms’je binnenkreeg op zijn telefoon. Aangever pakte daarop zijn telefoon en keek. Hierdoor had aangever, naar eigen zeggen, de telefoon zichtbaar vast. Aangever hoorde mensen achter zich lopen en hoorde plotseling iemand roepen: “kijk die telefoon dan”.
Vervolgens voelde aangever vanuit het niets dat hij een harde klap op zijn achterhoofd kreeg en vervolgens schuin zijwaarts op zijn rug viel.
Aangever lag vervolgens op zijn rug in de bosjes en zag dat het 3 jonge mannen waren met een getinte huidskleur.
Aangever raakte vlak daarna bewusteloos en is om ongeveer 09.30 uur wakker geworden. Aangeer zag dat zijn telefoon weg was en € 15,- aan contant geld.
Op dinsdag 23 augustus 2011 heeft aangever [slachtoffer] een aanvullende verklaring afgelegd waarin hij heeft verklaard dat, in tegenstelling tot wat hij eerder heeft verklaard, hij zo rond 4.00 uur naar zijn fiets is gelopen en niet om 01.30 uur.
Uit de geneeskundige verklaring van de huisarts blijkt dat aangever op 20 augustus 2011 in de Isala-klinieken is onderzocht alwaar een hersenschudding en kneuzingen zijn vastgesteld.
Naar aanleiding van de aangifte door aangever [slachtoffer] heeft de politie een onderzoek ingesteld naar de verdwenen telefoon.
Via een vordering zijn de verkeergegevens opgevraagd van de ontvreemde telefoon. Uit analyse van de verkeergegevens blijkt dat op 21 augustus 2011 de telefoon wordt voorzien van een simkaart met een telefoonnummer dat in gebruik is bij [persoon].
Naar aanleiding van het politieonderzoek inzake de verkeergegevens van de telefoon is op 12 september 2011 [persoon] door de politie gehoord.
[persoon] heeft bij de politie verklaard dat hij inderdaad in het bezit is van een telefoon, merk [merk]. Die telefoon had hij een paar weken daarvoor gekregen van een jongen genaamd [persoon 2]. Zijn achternaam was hem niet bekend. [persoon] heeft voorts verklaard dat [persoon 2] wel eens klusjes voor hem doet. [persoon] heeft verder verklaard dat [persoon 2] had gehoord dat [persoon]s telefoon kapot was. [persoon 2] zei toen tegen hem dat hij een mooie telefoon voor hem had. [persoon] hoefde hier niets voor te betalen. Vervolgens kreeg [persoon] de zwarte [merk]. [persoon 2] had tegen hem gezegd dat hij de telefoon van een vriend had gekregen.
Op woensdag 14 september 2011 heeft [persoon] aanvullend verklaard dat de achternaam van [persoon 2] [verdachte] is.
Voorts heeft [persoon] [verdachte] aan de hand van een foto uit het politiesysteem herkend.
Op dinsdag 27 september 2011 is verdachte aangehouden waarna hij is verhoord en de volgende verklaring heeft afgelegd.
Verdachte heeft op 27 september 2011 bij de politie verklaard dat hij omstreeks 22.00 uur die vrijdagavond naar de stad was gegaan. Dat hij had gedronken in de stad en dat hij rond 4.00 uur naar huis is gegaan.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in op vrijdagavond rond 23.30 uur [persoon 3] tegen was gekomen. Die [persoon 3] had gevraagd of hij € 60,- van verdachte kon lenen. In ruil voor het geld had [persoon 3] hem zijn telefoon gegeven. [persoon 3] zou de telefoon later weer ophalen. Verdachte heeft tevens verklaard dat de vriend van [persoon 3], [persoon 4], als familie is voor verdachte. Nadat verdachte aan [persoon 3] de € 60,- had gegeven heeft [persoon 3] de simkaart uit de telefoon gehaald en de telefoon aan verdachte gegeven. Verdachte heeft voorts verklaard dat de telefoon die de politie aan hem toont, ([merk] 1) de telefoon is die hij van [persoon 3] had gekregen.
Verdachte heeft verklaard dat de telefoon hem door [persoon 3] is aangeboden als zijnde onderpand voor het geleende geld.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet wist dat de telefoon gestolen was. Op de vraag van verbalisanten hoe het mogelijk is dat verdachte de telefoon om 23.30 uur van [persoon 3] heeft gekregen maar dat aangever heeft verklaard dat zijn telefoon pas om 4.00 uur is gestolen heeft verdachte geen antwoord gegeven..
Op 28 september 2011 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij [persoon 3] slechts bij naam kent. Dat hij niet weet waar [persoon 3] woont en ook geen telefoonnummer van [persoon 3] heeft. Verdachte heeft verklaard [persoon 3] alleen te kennen van het uitgaansleven. Ook van [persoon 4], de vriend van [persoon 3], weet hij geen woonadres noch een telefoonnummer. Voorts heeft verdachte verklaard dat [persoon 3] de telefoon nooit meer heeft opgehaald. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij de telefoon de dag er na, op zaterdagmiddag, aan [persoon] heeft gegeven.
Op maandag 3 oktober 2011 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij niet meer weet hoe laat hij de telefoon van [persoon 3] had gekregen omdat hij dronken was die avond.
Voorts heeft verdachte verklaard dat de achternaam van [persoon 3] hem ook niet bekend is.
De rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de gestolen mobiele telefoon in zijn bezit heeft gehad vlak nadat aangever van die telefoon was beroofd.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte omtrent het moment en de wijze waarop hij de telefoon in bezit kreeg echter niet aannemelijk nu verdachte slechts een voornaam heeft genoemd van degene van wie hij de telefoon zou hebben gekregen en geen nadere gegevens van deze [persoon 3] kon verstrekken. Dit klemt te meer nu verdachte [persoon 4], de vriend van [persoon 3], wèl kent en deze [persoon 4] – in de bewoordingen van verdachte zelf – als familie voor hem (verdachte) is. Door de summiere uitleg van verdachte is de verklaring van verdachte niet controleerbaar.
Nu verdachte een volstrekt ontoereikende en niet verifieerbare verklaring heeft afgelegd omtrent de wijze van verkrijging van de telefoon, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het feit dat de telefoon van verdachte zeer kort na de beroving in het bezit van verdachte is geweest, in onderling verband beschouwd met de verdere bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, te weten diefstal met geweld. De rechtbank heeft voorts geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat het bij aangever geconstateerde letsel niet in verband is te brengen met de ontvreemding van diens telefoon zodat verdachte – gezien het hiervoor overwogene – daar eveneens (mede) voor verantwoordelijk wordt gehouden.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op of omstreeks 20 augustus 2011 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon ([merk]) en/of een geldbedrag (ongeveer 15 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand(en) en/of met (een) (hard) voorwerp(en) en/of met geschoeide voet, die [slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of geschopt, en/of
- (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand(en) en/of met (een) (hard) voorwerp(en) en/of met geschoeide voet, die [slachtoffer] op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of geschopt.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
Strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen, waarbij voor een straatroof met licht geweld een gevangenisstraf van 6 maanden als uitgangspunt heeft te gelden. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank echter mee dat het geweld in het openbaar heeft plaatsgevonden, het slachtoffer door drie personen is aangevallen en het niet gaat om licht geweld maar om geweld dat redelijk fors moet zijn geweest nu het slachtoffer een aantal uren bewusteloos op de grond heeft gelegen.
De rechtbank rekent het de verdachte vooral zwaar aan dat hij zonder zich daarbij enige rekenschap te geven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer samen met medeverdachte(n) is overgegaan tot het plegen van diefstal met geweld.
Dergelijke feiten veroorzaken grote maatschappelijke onrust. De rechtbank is van oordeel dat dit soort geweld niet kan worden getolereerd, hetgeen in de op te leggen straf tot uitdrukking wordt gebracht.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. H.H.J. Harmeijer, voorzitter, mrs. W.F. Bijloo en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2012.
Mr. W.F. Bijloo voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.