ECLI:NL:RBZLY:2012:BX4274

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1516
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L.E.C. van Rijckevorsel-Besier
  • R.K. Witteveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving last onder bestuursdwang voor woonschip in Steenwijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 augustus 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die met een woonschip zonder toestemming een ligplaats had ingenomen aan De Werven te Steenwijk, was door het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland onderworpen aan een last onder bestuursdwang. Deze last hield in dat verzoeker het woonschip vóór 24 juli 2012 diende te verwijderen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij de voorzieningenrechter vroeg de begunstigingstermijn te verlengen tot 1 september 2012. De voorzieningenrechter oordeelde dat de termijn die verweerder had gesteld niet evenredig was aan het doel van handhaving, gezien de noodsituatie waarin verzoeker zich bevond. De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn verlengd tot 1 september 2012, maar het verzoek om schorsing van het besluit van 17 juli 2012 werd afgewezen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 874,00, en diende verweerder het griffierecht van € 156,00 te vergoeden. De voorzieningenrechter benadrukte dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/1516
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[…],
wonende te […], verzoeker,
gemachtigde: mr. E.T. van Dalen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
gevestigd te Steenwijk, verweerder.
Procesverloop en feiten
Op 29 juni 2012 heeft verzoeker met een woonschip zonder toestemming van verweerder een ligplaats ingenomen aan De Werven te Steenwijk en de grond aan de kade ter plaatse voorzien van verharding. Op 30 juni 2012 heeft verzoeker – in overleg maar onder protest en conform afspraken met verweerder over een noodoplossing – het woonschip verplaatst naar de Loswal te Steenwijk en heeft hij de verharding aan De Werven verwijderd.
Op 2 juli 2012 heeft verweerder verzoeker medegedeeld voornemens te zijn hem voor het innemen van een niet aangewezen ligplaats aan de Loswal een last onder dwangsom op te leggen, inhoudende dat verzoeker het woonschip vóór 13 juli 2012 verwijdert en anders een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00. Verzoeker heeft geen zienswijze hierover ingediend.
Bij besluit van 17 juli 2012 heeft verweerder de lastgeving gezien verzoekers financiële situatie gewijzigd in een last onder bestuursdwang en hem opgelegd om het woonschip vóór 24 juli 2012 te hebben verwijderd en verwijderd te houden van de locatie Loswal te Steenwijk. Verweerder heeft daarbij aangegeven, dat het ook niet is toegestaan zonder ligplaatsvergunning en/of in strijd met het bestemmingsplan op een andere locatie binnen de gemeente Steenwijkerland een ligplaats in gebruik te nemen. Verweerder heeft het besluit persoonlijk aan verzoeker overhandigd.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 17 juli 2012 bij schrijven van 20 juli 2012 bezwaar gemaakt. Bij schrijven van dezelfde datum, ingekomen op 23 juli 2012, heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 23 juli 2012 heeft de voorzieningenrechter verweerders besluit van 17 juli 2012 telefonisch geschorst tot uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening is gedaan.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is ter zitting van 2 augustus 2012 behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door […] en […].
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. In zijn verzoekschrift heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht het besluit van 17 juli 2012 te schorsen totdat definitief zal zijn beslist op het daartegen door verzoeker ingediende bezwaar. Ter zitting heeft verzoeker subsidiair verzocht de in het besluit gestelde begunstigingstermijn te verlengen tot 1 september 2012. De voorzieningenrechter oordeelt ten aanzien van deze verzoeken als volgt.
3. Allereerst oordeelt de voorzieningenrechter, dat het (zonder vergunning) innemen van een ligplaats aan De Werven te Steenwijk geen onderdeel vormt van de beoordeling in de onderhavige procedure, nu de met de regels strijdige situatie aldaar niet meer bestaat en de in het bestreden besluit opgelegde last onder bestuursdwang (terecht) uitsluitend ziet op de situatie aan de Loswal te Steenwijk.
4. Op de locatie Loswal te Steenwijk vigeert het bestemmingsplan “Industrieterrein Groot Verlaat” (verder: het bestemmingsplan), op grond waarvan ter plaatse de bestemming “water” geldt. Gronden op de kaart aangewezen voor “water” zijn ingevolge artikel 10 van het bestemmingsplan bestemd voor water en oeverstroken, alsmede, indien de gronden op de kaart zijn aangeduid met “woonboot toegestaan”, voor ten hoogste 1 woonboot met een functie als bedrijfswoning, met daarbij behorende bijgebouwen, andere-bouwwerken en voorzieningen. Op de plankaart is daarvoor aan de Loswal één plek ingetekend. Verzoekers woonschip ligt op een andere plaats aan de Loswal en komt ook overigens niet voor de ingetekende ligplaats in aanmerking, omdat het niet is te kwalificeren als een bedrijfswoning in de zin van dit artikel. Verzoeker bewoont het woonschip immers niet in de uitoefening van het ter plaatse gevestigde bedrijf.
Voorts geldt ingevolge artikel 3 van de Woonschepenverordening Steenwijkerland 2009 (verder: de verordening), dat het verboden is om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen, buiten de op grond van artikel 5, eerste lid, van de verordening aangewezen gedeelten van het water. De plaatsen waar woonschepen ligplaats mogen hebben, zijn ingevolge artikel 5, eerste lid, van de verordening aangewezen op de bij de verordening behorende ligplaatsenkaart. Op de ligplaatsenkaart zijn – zoals ter zitting gezamenlijk met partijen is geconstateerd – in Steenwijk uitsluitend zes ligplaatsen aangewezen aan De Werven. Aan de Loswal zijn geen ligplaatsen aangewezen.
Geoordeeld moet dan ook worden, dat verzoeker thans een ligplaats inneemt met een woonschip op een plek waar dat volgens de plankaart bij het bestemmingsplan noch volgens de ligplaatsenkaart bij de verordening is toegestaan. Verweerder heeft dan ook terecht geoordeeld dat verzoeker de wettelijke voorschriften heeft overtreden.
5. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal een bestuursorgaan in zijn algemeenheid handhavend dienen op te treden in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift. Daarvan kan worden afgezien indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
De voorzieningenrechter oordeelt, dat de geldende voorschriften onder de huidige omstandigheden voor legalisatie geen ruimte bieden. Niet bestreden is immers, dat de eigenaar van verzoekers woonschip ([…]) geen aanvraag om een ligplaatsenvergunning bij verweerder heeft ingediend en, zo dat al het geval was geweest, dat die vooralsnog niet kan worden verleend omdat voor woonschepen alle aangewezen ligplaatsen in verweerders gemeente reeds in gebruik zijn genomen en een wachtlijst geldt. Het gaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook te ver om van verweerder te vergen of te verwachten, dat er aan de Loswal voor verzoeker een ligplaats wordt gecreëerd op de volgens de bestemmingsplankaart aangegeven plek voor een dienstwoningboot, terwijl van een dienstwoningboot als bedoeld in de verordening geen sprake is. Gelet op het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van het bestemmingsplan moet verder worden geoordeeld, dat verweerder niet de bevoegdheid toekomt om voor een woonschip vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat verzoekers overtreding niet kan worden gelegaliseerd.
Verzoekers stelling, dat verweerder op grond van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van hem had moeten afzien van handhaven, omdat verweerder ook tegen andere illegale woonschepen elders in de gemeente Steenwijkerland niet optreedt, volgt de voorzieningenrechter niet. Verzoeker heeft deze stelling niet met concrete voorbeelden onderbouwd. Voorts heeft verzoeker ter zitting niet weersproken, dat de bedoelde illegale woonschepen geen ligplaats hebben ingenomen in de wateren waarover verweerder bevoegd is te handhaven, maar waar die bevoegdheid op grond van de Waterschapskeur aan het Waterschap toekomt. Van ongelijke behandeling van gelijke gevallen is dan ook geen sprake zodat verzoekers beroep op het gelijkheidsbeginsel moet falen.
De vraag of verweerders handhavingsbesluit zozeer onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien beantwoordt de voorzieningenrechter ontkennend. Aan het algemeen belang van handhaving van de wettelijke voorschriften dient mede met het oog op precedentwerking immers zeer zwaar te worden getild, zodat van verweerder niet kan worden gevergd om in het onderhavige geval af te zien van handhaving.
De voorzieningenrechter acht de termijn die verweerder verzoeker gegund heeft om aan de lastgeving te voldoen gelet op zijn situatie daarentegen niet evenredig aan dat doel. Niet te miskennen valt, dat verzoeker in een – al dan niet aan hemzelf toe te rekenen – noodsituatie verkeert en dat hij met alle middelen tracht om daaruit te geraken. Als verweerder bestuursdwang toepast en het schip opslaat op de wal, kan verzoeker daar niet meer wonen, en is hij dakloos. Niet valt in te zien welk belang van verweerder of algemeen belang in het gedrang komt indien verzoeker in plaats van de gegunde ene week niet enige weken meer tijd kan krijgen om elders onderdak, of een legale ligplaats buiten de gemeente te vinden.
De voorzieningenrechter wijst het subsidiaire verzoek om de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom te verlengen tot 1 september 2012 dan ook toe. Verzoekers primaire verzoek tot schorsing van het besluit van 17 juli 2012 wordt afgewezen.
De voorzieningenrechter ziet in het vorenstaande aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten ter hoogte van € 874,00 (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; keer de weegfactor 1 gemiddeld; € 437,00 per punt).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn van de last onder bestuursdwang als opgelegd bij verweerders besluit van 17 juli 2012 wordt verlengd tot 1 september 2012;
- wijst af hetgeen overigens is verzocht;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoeker terzake van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft gemaakt en stelt deze vast op € 874;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ad € 156,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, voorzieningenrechter, en door haar en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2012.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.