ECLI:NL:RBZLY:2012:BX6344

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
618073 VV 12-28
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling na op non-actiefstelling van een vakbondskaderlid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 augustus 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, die kaderlid is van de vakbond FNV, en zijn werkgever. De werknemer was op non-actief gesteld na een gesprek waarin hij zijn bezwaren tegen de overplaatsing van een collega-kaderlid naar een andere vestiging had geuit. De werkgever stelde dat de werknemer zich ongepast had gedragen en dat er ernstige bezwaren tegen zijn terugkeer bestonden, maar de kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor deze claims.

De werknemer had eerder een 'zwartboek' over misstanden in de arbeidsomstandigheden bij de werkgever gepresenteerd, wat leidde tot verbeteringen. De kantonrechter oordeelde dat de op non-actiefstelling van de werknemer niet op een voldoende zwaarwegende reden was gebaseerd, en dat de werkgever zich niet als een goed werkgever had gedragen. De rechter concludeerde dat de werknemer recht had op wedertewerkstelling en dat de werkgever binnen een week na betekening van het vonnis de werknemer in de gelegenheid moest stellen zijn werkzaamheden te hervatten.

De kantonrechter wees de vordering van de werknemer toe, inclusief de terbeschikkingstelling van een gerepareerde vrachtwagen en de bekendmaking van zijn terugkeer aan de andere werknemers. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van een goede werkgeverschap en de bescherming van werknemersrechten, vooral in situaties waarin vakbondslidmaatschap en het uiten van zorgen over arbeidsomstandigheden aan de orde zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknummer : 618073 VV EXPL 12-28
datum : 21 augustus 2012
Vonnis in het kort geding van:
[EISENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. J.P. Boot, advocaat.
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.A. van Dam, advocaat.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 6 augustus 2012 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2012.
Verschenen zijn eiser, bijgestaan door mr. Boot voornoemd, en gedaagde, bij monde van de heren [N] (adjunct-directeur) en [S] (transportmanager) en bijgestaan door mr. Van Dam voornoemd.
Het geschil
Eiser vordert toelating tot zijn werkplek binnen een week na vonnis, ter beschikking stelling van een deugdelijk gerepareerde containertrekker en de voor de uitoefening van zijn functie "vaste" vrachtwagen (kenteken: [kenteken]), na betekening van het vonnis, en bekendmaking in de vestiging van gedaagde te Deventer via haar interne nieuwsbrief van dat de verhoudingen tussen partijen hersteld zijn en dat hij zijn werk zal hervatten, alles telkens op verbeurte van een dwangsom. Eiser vordert een rentevergoeding over de gevorderde dwangsommen vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn en veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. Eiser, thans [X] jaar oud, is op [datum] in dienst getreden van gedaagde. Voordien was hij sedert [datum] werkzaam voor gedaagde als uitzendkracht.
b. Eiser is aangesteld in de functie van vrachtwagenchauffeur.
c. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is van toepassing de CAO voor het beroepsgoederenvervoer over de weg.
d. Het functieloon van eiser bedraagt € 2.255,79 bruto per maand. Op zijn functioneren als chauffeur bestaat geen kritiek.
e. De vestiging van gedaagde te Deventer is ondergebracht in het bedrijfspand van het distributiecentrum van de supermarktketen [supermarktketen] (hierna ook kortweg: [supermarktketen]), welke onderneming voor gedaagde een belangrijke klant is.
f. Eiser is kaderlid van de vakbond FNV (hierna ook: de vakbond).
g. In februari 2012 heeft de vakbond een "zwartboek" het licht doen zien betreffende de arbeidsomstandigheden in de onderneming van gedaagde, waarin een aantal misstanden zijn geregistreerd.
h. Dat zwartboek is door een medewerker van de vakbond aan de directie overhandigd in aanwezigheid van eiser en diens collega-kaderlid [R].
i. Overleg tussen de vakbond en gedaagde over de bevindingen in het zwartboek heeft geleid tot enkele verbeteringen in de arbeidsomstandigheden in de onderneming van gedaagde.
j. Op 27 april 2012 heeft gedaagde besloten om het kaderlid [R] over te plaatsen naar haar vestiging te Zeewolde. Na protest van de vakbond, (ook) via eiser, is dat besluit teruggedraaid.
k. Op 1 mei 2012 vond een gesprek plaats tussen eiser en zijn leidinggevende [S], in aanwezigheid van de locatiemanager van [supermarktketen], de heer [K]. Naar aanleiding van dat gesprek heeft gedaagde eiser bij brief van 1 mei 2012 vrijgesteld van de verplichting om werkzaamheden te verrichten en een onderzoek aangekondigd "naar de ontstane situatie". Bij brief van 2 mei 2012 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze op non-actief stelling.
l. In haar brief van 21 juni 2012 heeft gedaagde eiser meegedeeld dat zijn standplaats was gewijzigd van Deventer in Zeewolde en dat hij aldaar werd verwacht voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Tegen die standplaatswijziging heeft eiser met een e-mail van 23 juni 2012 bezwaar gemaakt. Hij heeft zich niet in Zeewolde gemeld.
2.
Eiser heeft zijn standpunt als volgt, kort samengevat, toegelicht.
De directie van gedaagde heeft erkend, dat een aantal in het zwartboek vermeldde misstanden in haar onderneming aanwezig waren. Dat blijkt ook uit het feit dat na de aanbieding ervan een aantal arbeidsomstandigheden merkbaar zijn verbeterd.
Voor eiser (en de vakbond) kwam de aangekondigde overplaatsing van [R] als een donderslag bij heldere hemel. Die overplaatsing werd gemotiveerd met het oordeel, dat hij als kaderlid van de vakbond te veel onrust veroorzaakte onder het personeel. Na overleg met de vakbond heeft eiser in een bespreking op 1 mei 2012 met zijn leidinggevende [S], waarbij ook de locatiemanager van [supermarktketen] aanwezig was, zijn bezwaren en die van de vakbond tegen de overplaatsing van [R] toegelicht. Hij heeft daarbij namens de vakbond de boodschap overgebracht dat, als dat besluit niet zou worden teruggedraaid, het zwartboek in de openbaarheid zou worden gebracht en er een "poortactie" zou worden georganiseerd. Daarop heeft gedaagde de standplaatswijziging van [R] ongedaan gemaakt. Bij brief van 1 mei 2012 heeft gedaagde eiser vrijgesteld van werkzaamheden met als motivering dat de directie een nader onderzoek zou instellen "naar de ontstane situatie". Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen die op non-actief stelling. Er bleek tussen de gesprekspartners van het gesprek op 1 mei 2012 een fundamenteel verschil van inzicht te bestaan over wat eiser bij die gelegenheid te berde zou hebben gebracht. Zijn gesprekspartners [S] en [K] beweerden dat hij hen voor criminelen en/of misdadigers zou hebben uitgemaakt. Dat was niet het geval, want hij heeft in die bespreking slechts naar voren gebracht dat sommige passages uit het zwartboek grensden aan misdadig gedrag. Bij brief van 21 juni 2012 heeft gedaagde eiser laten weten dat zij besloten had hem over te plaatsen naar de vestiging Zeewolde. Ook daartegen heeft eiser protest aangetekend. Hij heeft zich vervolgens niet gemeld voor hervatting van zijn werkzaamheden op de vestiging Zeewolde. Sedertdien zit hij werkeloos thuis maar ontvangt wel het overeengekomen loon.
3.
Gedaagde heeft verweer gevoerd, ook kort samengevat als volgt:
Vanwege signalen over de slechte werksfeer onder haar chauffeurs te Deventer, heeft gedaagde gedurende een aantal weken een planner van haar vestiging Zeewolde in Deventer tewerkgesteld. Na die periode adviseerde deze planner om één van de kaderleden van de vakbond (eiser en [R]) over te plaatsen, omdat deze beiden in belangrijke mate debet waren aan die slechte werksfeer. Gekozen is toen voor [R], doch na de heftige protesten van eiser en de vakbond is die beslissing teruggedraaid.
Eiser is op non-actief gesteld naar aanleiding van het gesprek op 1 mei 2012 over de tegen [R] getroffen maatregel. Zijn gesprekspartners hebben zich bij de directie van gedaagde beklaagd over het feit dat hij in dat gesprek de onderneming van gedaagde heeft omschreven als een misdadige organisatie en zijn vorige en zijn huidige leidinggevende een misdadiger en crimineel heeft genoemd. Op 2 mei 2012 hebben directeur [B], [S] en [K] met de vakbondsvertegenwoordiger [S] gesproken, en toen bleek een beduidend verschil in visie op de inhoud van het gesprek op 1 mei 2012 tussen [S] en [K] enerzijds en eiser anderzijds. [S] meende dat eiser werd afgerekend op zijn kaderlidmaatschap. Vervolgens stelde de adjunct-directeur van gedaagde [V] een onderzoek in naar een aantal door eiser tijdens het gesprek op 1 mei 2012 geuite beschuldigingen en heeft hij met ruim 30 chauffeurs, medewerkers van de planning en de leidinggevende van eiser gesproken. Het resultaat van dat onderzoek was, dat de beschuldigingen van eiser door niets of niemand werden gesteund. Bovendien bleek daaruit, dat er in de organisatie veel weerstand bestaat tegen de persoon van eiser. Eiser zou zich onder meer aan discriminatie van een homofiele collega hebben schuldig gemaakt. Veel van zijn collega's bleken de vaststellingen in het zwartboek overdreven te vinden. Veel van de collega's bleken ook bezwaar te hebben tegen de sfeer bedervende opstelling van eiser in de organisatie. Zijn afwezigheid werd als grote opluchting ervaren en tegen zijn eventuele terugkeer in de vestiging te Deventer blijken grote bezwaren te bestaan.
4.
Partijen hebben over en weer gereageerd op elkaar stellingen. Voor zover van belang wordt daar in het navolgende op teruggekomen.
5.
De spoedeisendheid van de vordering, die overigens niet is betwist, vloeit uit de aard daarvan voort, met uitzondering van de gevorderde rentevergoeding over vervallen dwangsommen, waarvan de spoedeisendheid niet is toegelicht en ook niet uit de aard van die vordering voortvloeit.
6.
In het zwartboek zijn een aantal op zichzelf zorgwekkende misstanden voor wat betreft de arbeidsomstandigheden in de onderneming van gedaagde gesignaleerd. Gedaagde heeft een deel van die misstanden erkend, althans niet tegengesproken dat zij die inmiddels heeft opgelost, terwijl zij ook heeft erkend dat haar onderneming betrekkelijk recent door de daartoe bevoegde autoriteit is beboet voor overtredingen van voorschriften die met de arbeidsomstandigheden in transportondernemingen samenhangen.
7.
Voorlopig oordelende meent de kantonrechter dat de actuele conflictsituatie tussen partijen is voortgevloeid uit het besluit van gedaagde om het kaderlid [R] over te plaatsen naar de vestiging Zeewolde. Tegen de achtergrond van het inmiddels overhandigde zwartboek is geenszins onbegrijpelijk dat die maatregel door eiser (en de vakbond) is uitgelegd als een sanctie tegen een kaderlid van de vakbond. Gezien ook zijn positie van kaderlid is evenzeer goed voorstelbaar dat eiser zich geroepen voelde tegen die maatregel bezwaar te maken, waarbij hij overigens werd gesteund door de vakbond, zo blijkt uit de stukken.
8.
Gedaagde heeft betwist, dat het kaderlidmaatschap van eiser een rol heeft gespeeld bij haar beslissing tot overplaatsing van eiser naar Zeewolde. Die beslissing is uitsluitend gemotiveerd door zijn ongepaste optreden tijdens het gesprek op 1 mei 2012 en de uitkomsten van het interne onderzoek, omdat toen bleek dat hij door veel van zijn collega's werd gezien als een discriminerende onruststoker.
9.
Gedaagde heeft voorshands, tegenover de gemotiveerde betwisting van eiser, onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat hij zich in het gesprek van 1 mei 2012 ongepast heeft gedragen en dat een belangrijk deel van zijn collega's in de vestiging Deventer ernstige bezwaren hebben tegen zijn terugkeer. Het betoog van gedaagde in dit verband steunt, immers, voornamelijk op verklaringen van collega's van eiser, deels anoniem deels met name genoemd, die zonder uitzondering in aanwezigheid van en door haar advocaat zijn opgetekend. Er is niet één authentieke getuigenverklaring overgelegd. De (ernstige) beschuldiging van discriminatie is in belangrijke mate verwaterd door de erkenning van eisers leidinggevende ter zitting dat betrokkene, toen hij werd uitgenodigd bij het gesprek tussen eiser en zijn leidinggevende over die beschuldiging, heeft verklaard niet te weten of eiser over hem discriminerende uitlatingen zou hebben gedaan, omdat hij dat alleen maar van anderen had gehoord. Eiser heeft een aanzienlijk aantal verklaringen van (niet met name genoemde) collega's en ex-collega's in het geding gebracht, opgetekend door de vakbondsmedewerker [S] die met de betrokkenen heeft gesproken, waaruit een volkomen tegengesteld beeld naar voren komt in vergelijking met dat uit de door gedaagde overgelegde verklaringen.
10.
Aldus kan voorshands met geen enkele zekerheid worden vastgesteld of de motivering van het besluit van gedaagde om eiser niet meer te werk te stellen in de vestiging Deventer een voldoende feitelijke basis kent. Het tegendeel is, gelet op de stukken en de daaraan voorshands toe te kennen bewijswaardering, bepaald ook voorstelbaar.
11.
De verplichting van gedaagde om zich conform artikel 7:611 BW als een goed werkgever te gedragen brengt onder meer mee, dat zij haar werknemers slechts op non-actief mag stellen op basis van een voldoende zwaarwegende reden. Door de hiervoor geconstateerde onzekerheid over de feiten die aan de getroffen maatregel ten grondslag zijn gelegd staat die gegronde reden niet vast en is dus tenminste onzeker of de op non-actiefstelling van eiser een binnen de grenzen van goed werkgeverschap passende maatregel was.
12.
Voorts is ook het volgende van belang.
De gebruikelijke toets in een kort geding is het antwoord op de vraag of de kans, dat de gevraagde voorzieningen in een eventuele bodemprocedure toewijsbaar zullen worden geoordeeld zo groot is, dat het verantwoord is op die uitkomst reeds vooruit te lopen door toewijzing ervan. De kantonrechter acht die toets in een geval als het onderhavige niet geschikt. Nu zozeer onduidelijk is wie van partijen het gelijk voor wat betreft de essentiële feiten aan zijn zijde heeft, is de uitkomst van een eventuele bodemprocedure bepaald ongewis. Echter, afwijzing van de gevraagde voorzieningen vanwege die ongewisheid doet de situatie ontstaan, dat eiser, die immers reeds enkele weken werkeloos thuis zit met behoud van loon, in een eventuele ontslagprocedure in een erg zwakke positie komt te verkeren terwijl geenszins valt uit te sluiten dat daarvoor onvoldoende grond is. Toewijzing van de gevraagde voorzieningen leidt, daarentegen, tot een situatie waarin partijen de gelegenheid krijgen door formele bewijsvoering (bijvoorbeeld een voorlopig getuigenverhoor) meer helderheid te brengen in de relevante feiten zonder aantasting van betekenis van hun beider rechtsposities. Indien juist zou zijn het betoog van gedaagde, dat terugkeer van eiser op zijn werkplek in Deventer tot onaanvaardbare gevolgen leidt, dan zal dat in de praktijk wel blijken en aanleiding kunnen zijn om op die feitelijke grondslag (rechts-)maatregelen te treffen.
13.
De gevraagde voorzieningen zijn op voormelde gronden dan ook toewijsbaar, zij het met de toevoeging van een termijn om na betekening aan het vonnis te voldoen. Die toewijsbaarheid geldt ook voor de gevorderde terbeschikkingstelling van de voorheen aan eiser toegewezen vrachtauto met het kenteken [kenteken] en de gerepareerde “containertrekker”, waartegen gedaagde geen (afzonderlijk) verweer heeft gevoerd. De gevorderde bekendmaking van de wedertewerkstelling van eiser dient, gezien de grote onzekerheid omtrent de relevante feiten, neutraler te worden geformuleerd dan gevorderd en wel zoals door de kantonrechter in de beslissing nader aangegeven. De gevorderde dwangsommen zullen aan een maximum worden gebonden als in de beslissing vermeld.
14.
Gedaagde wordt, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
- Veroordeelt gedaagde om binnen één week na betekening van dit vonnis:
a. Eiser in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden van chauffeur vanuit de vestiging te Deventer te verrichten,
b. aan eiser voor de uitoefening van zijn functie ter beschikking te stellen een door een erkend bedrijf gerepareerde “containertrekker” en de hem in het verleden als vaste wagen toegewezen vrachtauto met het kenteken [kenteken], auto 76;
c. binnen haar vestiging te Deventer kenbaar te maken via een interne nieuwsbrief dat eiser op last van de rechter zijn werk zal hervatten;
alles op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat gedaagde nalaat aan deze veroordelingen te voldoen, en met een maximum van € 25.000,-;
- veroordeelt gedaagde in de proceskosten, voor zover tot op heden aan de zijde van eiser gevallen en begroot op:
• € 400,00 voor salaris gemachtigde
• € 101,64 voor explootkosten
• € 73,00 voor griffierecht;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 21 augustus 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.