ECLI:NL:RBZLY:2012:BX7623

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/853
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid zorgverzekeraar bij vaststelling persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te Harderwijk, en Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. De zaak betreft de bevoegdheid van de zorgverzekeraar om een persoonsgebonden budget (PGB) vast te stellen. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen een besluit van het Zorgkantoor, dat een bedrag van € 351,90 niet had gebruikt voor zorg en dit bedrag in mindering zou brengen op de definitieve subsidievaststelling. Eiseres handhaafde haar bezwaar, maar het Zorgkantoor verklaarde dit ongegrond.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 1:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, bevoegd is om op het bezwaar te beslissen. De rechtbank concludeerde dat de zorgverzekeraar, in dit geval verweerder, onbevoegd was om het bezwaar van eiseres te behandelen, omdat de bevoegdheid om het PGB vast te stellen krachtens artikel 2.6.3, eerste lid, van de Regeling aan het Zorgkantoor is voorbehouden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste bevoegdheid bij de behandeling van bezwaren in het bestuursrecht. De rechtbank stelde vast dat de mandaat/volmacht-overeenkomst die verweerder aanvoerde, geen betekenis had, omdat de zorgverzekeraar niet bevoegd was om besluiten te nemen over het PGB. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de Awb en de rol van zorgverzekeraars en zorgkantoren in het proces van het verstrekken van PGB's.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 12/853
Bestreden besluit: 21 maart 2012
Datum zitting: 30 augustus 2012
Proces-verbaal van de op de openbare zitting op de hierboven vermelde datum gedane mondelinge uitspraak
in het geding tussen:
[eiseres],
wonende te Harderwijk, eiseres,
gemachtigde: R. Dorst
en
Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Leiden, verweerder.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting doet de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak.
1. Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit.
2. Overwegingen
2.1 Bij besluit van 15 augustus 2011, aangevuld met een besluit van 16 augustus 2011, heeft het Zorgkantoor aan eiseres de uitkomst meegedeeld van de controle op de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget (hierna: PGB) over de periode van 9 maart 2011 tot en met 30 juni 2011 dat aan eiseres is toegekend op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Daarbij heeft het Zorgkantoor bepaald dat een bedrag van € 351,90 niet is gebruikt voor betaling van zorg, welk bedrag in mindering zal worden gebracht op de definitieve subsidievaststelling.
Op 13 september 2011 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar aangetekend.
Bij gewijzigd besluit van 13 oktober 2011 heeft het Zorgkantoor meegedeeld dat alsnog een bedrag van € 148,58 wordt aangemerkt als betaling voor zorg, zodat een bedrag van € 203,32 op de verantwoording in mindering op de definitieve subsidievaststelling zal worden gebracht. Het Zorgkantoor heeft dit nader toegelicht in een brief van 25 oktober 2011.
Eiseres heeft te kennen gegeven haar bezwaar te handhaven. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 21 maart 2012 ongegrond verklaard.
2.2 Artikel 1:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder het maken van bezwaar wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Artikel 4 van de AWBZ bepaalt dat in de uitvoering van de AWBZ-verzekering wordt voorzien door de zorgverzekeraars en het College zorgverzekeringen.
Artikel 1.1.1 van de Regeling subsidies AWBZ (hierna: de Regeling), aanhef en onder g, bepaalt dat onder een zorgkantoor moet worden verstaan een verbindingskantoor als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering. Bedoeld artikel van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering bepaalt dat onder een zorgkantoor wordt verstaan een ingevolge artikel 3, tweede lid, aangewezen perifere instelling.
Artikel 2.6.3, eerste lid, van de Regeling bepaalt – kort gezegd en voor zover thans van belang – dat het Zorgkantoor een verzekerde een persoonsgebonden budget verleent indien de verzekerde beschikt over een indicatiebesluit.
2.3 De rechtbank overweegt dat het Zorgkantoor aan de hand van een indicatiebesluit een PGB verstrekt aan de verzekerde bij voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Gelet op artikel 1:5, eerste lid, van de Awb dient op een bezwaar tegen zodanig besluit beslist te worden door het bestuursorgaan dat het besluit in primo heeft genomen. Daaruit volgt dat verweerder niet bevoegd is op het bezwaar van eiseres te beslissen.
2.4 Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat krachtens de mandaat/volmacht-overeenkomst van november 2008 de bevoegdheid om te beslissen op het bezwaar is voorbehouden aan de zorgverzekeraar en in casu verweerder. Daarmee heeft verweerder miskend dat de zorgverzekeraar onbevoegd is om het PGB vast te stellen, nu die bevoegdheid krachtens artikel 2.6.3, eerste lid, van de Regeling aan het Zorgkantoor is voorbehouden. Van mandatering van de bevoegdheid om in naam van de zorgverzekeraar besluiten te nemen zoals bedoeld in artikel 10:1 van de Awb, is dan ook geen sprake. Reeds om die reden komt aan de mandaat/volmachtovereenkomst geen betekenis toe.
2.5 Gelet op voorgaande was verweerder onbevoegd om op het bezwaar van eiseres te beslissen en komt het besluit – voor zover bestreden – reeds om die reden voor vernietiging in aanmerking.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door mr. P.H. Banda en mr. C.J.H. Terwal, als griffier, is ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2012.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen binnen zes weken na de datum van verzending van een afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak hoger beroep instellen door toezending van een beroepschrift en een kopie van het afschrift proces-verbaal aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht