ECLI:NL:RBZLY:2012:BX8595
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Aanpassing beslagvrije voet in kort geding tussen ex-partners met minderjarige dochter
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, vorderde eiser, [eiser], in kort geding de opheffing van een beslag dat door gedaagde, [gedaagde], was gelegd op zijn WW-uitkering. De partijen, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarige dochter hebben, zijn in een juridisch geschil verwikkeld over de alimentatieverplichtingen van eiser. Eiser stelde dat het beslag op zijn uitkering zijn bestaansrecht bedreigde en dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld. Hij vorderde een verhoging van de beslagvrije voet en de teruggave van eerder ingehouden bedragen.
De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld en dat er geen sprake was van een noodsituatie die de opheffing van het beslag rechtvaardigde. De voorzieningenrechter stelde vast dat de deurwaarder de beslagvrije voet had berekend op basis van de beschikbare informatie en dat eiser niet had voldaan aan zijn verplichting om financiële gegevens te verstrekken. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af, met uitzondering van de vaststelling van de beslagvrije voet, die werd vastgesteld op EUR 841,94, vermeerderd met EUR 50,- voor omgangsregelingkosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van relevante financiële informatie door de geëxecuteerde en de rol van de voorzieningenrechter in executiegeschillen. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 26 juli 2012.