RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr. : 621144 HA VERZ 12-105
datum : 20 september 2012
Beschikking op een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
de besloten vennootschap [VERZOEKENDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij, verder te noemen: ‘[verzoekende partij]’,
gemachtigde mr. H.J. de Groot, advocaat te Deventer,
de heer [VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats[,
verwerende partij, verder te noemen: ‘[verwerende partij]’,
gemachtigde mr. J. Aberkrom, verbonden aan AbvaKabo FNV te Deventer.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het op 3 augustus 2012 ingekomen verzoekschrift d.d. 2 augustus 2012 met bijlagen,
- het op 7 september 2012 ingekomen verweerschrift van die datum met bijlagen en
- de door [verzoekende partij] per faxbericht van 11 september 2012 nader ingezonden producties.
De mondelinge behandeling is gehouden op 13 september 2012. Verschenen zijn:
- namens [verzoekende partij] haar business unit manager, de heer [L], en haar P&O-adviseur, mw. [V], beiden bijgestaan door mr. De Groot voormeld, en
- [verwerende partij], bijgestaan door mr. Aberkrom voormeld.
[verzoekende partij] en [verwerende partij] hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten ([verzoekende partij] aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de kantonrechter zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en geantwoord op vragen van de kantonrechter.
[verzoekende partij] heeft, voor het geval de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] nog mocht blijken te bestaan, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] wegens gewichtige redenen zonder toekenning van een vergoeding naar billijkheid.
[verwerende partij] heeft zich verzet tegen een ontbinding en de afwijzing van het verzoek bepleit. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat, indien desondanks tot een ontbinding wordt gekomen, aan hem een vergoeding naar billijkheid dient te worden toegekend, conform de kantonrechtersformule onder toepassing van de C-factor op ‘1’.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a. [verzoekende partij] maakt deel uit van [S] te [vestigingsplaats], een organisatie die zich richt op de begeleiding naar (aangepast) werk voor mensen met een beperking, uitkering of die anderszins op enige afstand tot de arbeidsmarkt verkeren.
b. Binnen [S] bestaat het onderdeel/project ‘[Dw]’. Met dat project bieden [S] en [verzoekende partij] aan hun opdrachtgevers oplossingen aan voor het digitaliseren van hun (administratieve) organisatie.
c. [verwerende partij], geboren op [datum], is op [datum] bij [verzoekende partij] in dienst getreden. Het laatst door hem verdiende salaris bedraagt € 2.838,00 bruto per maand exclusief bijkomende vergoedingen. [verwerende partij] is van het begin betrokken bij het project ‘[Dw]’ als projectcoördinator.
d. In de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] is in artikel 9 een geheimhoudingsverplichting opgenomen die luidt:
Werknemer verplicht zich tot het jegens een ieder betrachten van absolute geheimhouding - zowel tijdens als na afloop van de arbeidsovereenkomst - omtrent alle bedrijfsaangelegenheden van werkgever, waarvan het vertrouwelijk karakter hem door of namens werkgever bekend is gemaakt of waarvan hij het vertrouwelijk karakter heeft dienen te begrijpen.
e. In het kader van een door de gemeente [X] aan [verzoekende partij] verstrekte opdracht inzake ‘[Dw]’ was [verwerende partij] bij de gemeente [X] gedetacheerd. [verwerende partij] beschikte bij de gemeente [X] over een e-mailaccount. [verzoekende partij] heeft geen inzage in dit mailaccount.
f. Vanaf 2011 is enige malen gesproken tussen [verzoekende partij] en [verwerende partij] over bij [verzoekende partij] levende onvrede over het functioneren van [verwerende partij]. In een gesprek daarover op 27 juni 2012 heeft [verzoekende partij] aan [verwerende partij] voorgesteld om tot een minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. [verzoekende partij] heeft [verwerende partij] daarop op non-actief gesteld.
g. Per brief van 27 juni 2012 heeft [verzoekende partij] aan [verwerende partij] onder meer medegedeeld:
Eerst na het gesprek van hedenochtend (…) is ons gebleken dat u vertrouwelijke bedrijfsgegevens (i.c. offertes, calculaties en diverse correspondentie) naar uw privé-mailadres heeft gemaild.
Wij hechten er aan u uitdrukkelijk te wijzen op de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde en door u ondertekende geheimhoudingsverplichting: (…).
Wij berichten u dit omwille van de bescherming van onze organisatie. U zult moeten begrijpen dat wij - als blijkt dat u zich niet houdt aan voornoemde geheimhoudingsverplichting - niet zullen schromen om hieraan verregaande consequenties te verbinden. (…)’
h. Op 28 juni 2012 om omstreeks 07.00 uur heeft [verwerende partij] telefonisch contact gezocht met zijn ondergeschikte medewerker [T] en aan hem verzocht voor hem in zijn mailbox van de mailaccount bij de gemeente [X] alle mailberichten betreffende ‘[AT]’ te verwijderen. [T] heeft dit geweigerd en het verzoek van [verwerende partij] doorgegeven aan [verzoekende partij].
i. De onderneming ‘[AT]’ te [gemeente] richt zich op de begeleiding naar (aangepast)
werk voor mensen met een autistische beperking. De heer [V] is daarvan directeur. [AT] is een met [S]/[verzoekende partij] concurrerende onderneming.
j. [verzoekende partij] heeft op de melding van [T] een nader onderzoek ingesteld en in dat kader onder meer aan de gemeente [X] gevraagd om kopieën van het mailverkeer tussen [verwerende partij] en [AT] via de mailaccount bij de gemeente [X]. Aan [verzoekende partij] zijn daarop diverse mailberichten ter beschikking gesteld.
k. De ter beschikking gestelde mailberichten omvatten - geparafraseerd - een suggestie van [verwerende partij] aan [V] om zakelijk wat samen te gaan doen (29 mei 2012), de afstemming om tot een ontmoeting te komen, met een bedankje van [V] aan [verwerende partij] ‘voor tip uit [W]’ en een vraag van [V] of [verwerende partij] ook contact heeft met de gemeente [Z] (13 en 14 juni 2012), een referte aan een gesprek tussen [V] en [verwerende partij] op 19 juni 2012 en de toezending van [verwerende partij]s C.V. (20 juni 2012), een concept-arbeidsovereenkomst tussen [AT] en [verwerende partij] en de over en weer gemaakte opmerkingen daarover (20 en 22 juni 2012) en de toezending door [verwerende partij] aan [V] van een offerte berekening inzake het [Y] Ziekenhuis (25 juni 2012).
l. In voorbedoeld mailbericht van [V] aan [verwerende partij] d.d. 20 juni 2012 (21.52 uur) is onder meer vermeld:
‘Ben benieuwd wat je advocaat gaat zeggen tav. het ‘meenemen’ van opdrachtgevers en prospects. Welk werk zou er na 1 september nog lopen bij de gemeente [X] of andere opdrachtgevers? [Dw] kan je natuurlijk van ons inhuren voor de lopende contracten …. ’
m. In voormeld mailbericht van [V] aan [verwerende partij] d.d. 22 juni 2012 (12.59 uur) is onder meer vermeld:
‘Kun je al iets zeggen over langer lopende opdrachten? Dat maakt de overgang en de financiën een stuk soepeler. Kun je al iets mailen over mogelijk prospects waar we naartoe zouden kunnen?’
n. De gemeente [Z] heeft in het kader van de aanbesteding van de digitalisering van haar bouwvergunningdossiers op 12 juli 2012 via het door [verzoekende partij] gebruikte postbusnummer een offerte aangevraagd. Deze brief was geadresseerd:
[Dw]
[verwerende partij]
[AT] BV
Postbusnummer (…)
[postcode + vestigingsplaats]
o. Per brief van 24 juli 2012 heeft [verzoekende partij] aan [verwerende partij] medegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen. In deze brief is onder meer weergegeven:
‘(…) U heeft stelselmatig bedrijfsgegevens van [S]/[Dw] in handen gesteld van [AT] te [gemeente] en haar directeur [V]. Het betreft onder andere, maar niet uitsluitend, namen van klanten van [Dw], prospects van [Dw], en het doorsturen van de volledige offerte die is uitgebracht aan [Y] Ziekenhuis te [gemeente].
Met [AT] heeft u de afspraak gemaakt dat u aldaar per 1 september 2012 in dienst zou treden. Het doel was daarbij dat u zoveel mogelijk gegevens van [Dw] naar [AT] zou ‘doorsluizen’. (…)
Met dit ontslag op staande voet vervallen alle eerder gedane voorstellen inzake de voorgenomen beëindiging van uw arbeidsovereenkomst.’
p. [verwerende partij] heeft per brief van 27 juli 2012 tegen het aan hem gegeven ontslag geprotesteerd, de nietigheid daarvan ingeroepen en aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon.
[verzoekende partij] heeft samengevat het volgende aan haar voorwaardelijk ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd.
[verzoekende partij] was al langere tijd ontevreden over het functioneren van [verwerende partij], in het bijzonder over hoe hij zich opstelt tegenover collega’s en het handelen zonder daartoe bevoegd te zijn. Nadat [verwerende partij] in dat kader op 27 juni 2012 op non-actief is gesteld, voelden zijn medewerkers zich bevrijd en kwamen zij naar voren met een verhaal dat [verwerende partij] onder werktijd en via de mail met [AT] bezig was. Daarna bleek [verzoekende partij] dat [verwerende partij] had getracht om via één van zijn medewerkers zijn mailaccount bij de gemeente [X] te schonen. [verzoekende partij] heeft daarop een onderzoek ingesteld waaruit gebleken is dat [verwerende partij] bedrijfsgegevens van [S]/[verzoekende partij] in handen heeft gesteld van de concurrerende onderneming [AT]. Het is evident dat een werknemer die nog tijdens het dienstverband met zijn werkgever allerlei bedrijfsinformatie toespeelt aan een ‘potentiële’ nieuwe werkgever zich dermate onaanvaardbaar gedraagt dat het dienstverband wegens een dringende reden onmiddellijk dient te eindigen. In ieder geval is er sprake van verandering van omstandigheden op grond waarvan duidelijk is dat een verdere samenwerking door een totaal verlies aan vertrouwen volstrekt onmogelijk is geworden.
[verwerende partij] heeft samengevat het volgende ter afwering aangevoerd.
[verzoekende partij] heeft op ongeoorloofde, onrechtmatige wijze stukken van het netwerk van de gemeente [X] gehaald. [verzoekende partij] mocht dan niet zonder toestemming van [verwerende partij] in zijn mailbox. De stukken waarop [verzoekende partij] zich beroept dienen buiten beschouwing te worden gelaten. De aan hem gemaakte verwijten zijn onterecht. [verwerende partij] maakte thuis vaak de offertes in concept en in dat kader mailde [verwerende partij] wel eens stukken naar zijn privé-mailadres. Anders dan [verzoekende partij] stelt had [verwerende partij] niet de intentie om bij [AT] in dienst te treden. Dat is ook niet gebeurd. [AT] heeft hem wel een baan aangeboden, maar dat is omdat [verzoekende partij] had aangegeven niet meer met [verwerende partij] verder te willen. [verwerende partij] heeft geen informatie verstrekt aan [AT] betreffende lopende opdrachten of vertrouwelijke informatie gedeeld. De offerte aan het [Y] Ziekenhuis is verkeerd genoemd; het betrof geen offerte maar een indicatieberekening en die zag niet op het [Y] Ziekenhuis maar op het ziekenhuis in [gemeente]. Bij vergissing is die eerste naam blijven staan. Het is [verwerende partij] een raadsel waarom de gemeente [Z] zijn naam in verband heeft gebracht met [AT]. [AT] heeft ook niet ingeschreven op de door deze gemeente opengestelde aanbesteding. Er is geen reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. [verwerende partij] wordt ten onrechte beschuldigd. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen. Indien het verzoek desondanks wordt toegewezen is er reden om aan [verwerende partij] een gepaste vergoeding toe te kennen, in overeenstemming met de kantonrechtersformule, onder toepassing van de C-factor op ‘1’, daarbij rekening houdend met de voor [verwerende partij] geldende fictieve opzegtermijn.
1.
Gesteld noch gebleken is dat het ontbindingsverzoek van [verzoekende partij] verband houdt met een opzegverbod.
2.
Het verzoek van [verzoekende partij] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] is ingediend voor het geval mocht blijken dat het dienstverband met hem nog steeds voortduurt, aldus voor het geval dat in een bodemprocedure komt vast te staan dat er per 24 juli 2012 geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst van partijen. De vraag of dat zo is, staat in deze procedure echter niet ter discussie. Het oordeel daarover is voorbehouden aan de bodemrechter. Gelet op het door [verwerende partij] inroepen van de nietigheid van het aan hem gegeven ontslag heeft de kantonrechter in het kader van deze procedure van die nietigheid uit te gaan.
3.
Het voorgaande laat onverlet dat, gelet op de inkleding van het verzoek, de kantonrechter heeft te beoordelen of zich een dringende reden voordoet in de zin van artikel 7:685 BW.
4.
Of sprake is van een dringende reden, waardoor van [verzoekende partij] niet verwacht kan worden de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien.
5.
Anders dan [verwerende partij] bepleit, zal de kantonrechter het bewijsmateriaal waarop [verzoekende partij] zich beroept niet buiten beschouwing laten.
Vooropgesteld zij dat bijkomende omstandigheden nodig zijn voor de conclusie dat bewijs onrechtmatig is verkregen. Voorts betekent de enkele omstandigheid dat bewijs als onrechtmatig verkregen wordt aangemerkt niet noodzakelijkerwijs dat de betreffende gegevens in een civiele procedure buiten beschouwing moeten worden gelaten.
In dit verband is van belang dat niet [verzoekende partij] doch haar opdrachtgever de gemeente [X] zich toegang tot de mailbox van [verwerende partij] bij de gemeente [X] heeft verschaft en dat uit niets blijkt dat de gemeente [X] daartoe niet gerechtigd was. Voorts gaat het om zakelijk mailverkeer vanuit en naar een zakelijke mailbox vanaf een computer op het werk tijdens werktijd en de uit de mailbox van [verwerende partij] bij de gemeente [X] afkomstige mailberichten kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding.
Er is daardoor naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van het bestaan van bijkomende omstandigheden als hiervoor bedoeld zodat niet tot de conclusie kan worden gekomen dat sprake is geweest van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [verwerende partij] en dat bijgevolg het gebruik van die mailberichten niet onrechtmatig is.
6.1
Uit de hiervoor in sub k. van de vaststaande feiten bedoelde mailberichten - in het bijzonder het mailbericht van 25 juni 2012 waarmee [verwerende partij] een gedetailleerde offerteberekening van [verzoekende partij] aan [AT] heeft doorgespeeld - volgt voor de kantonrechter voldoende duidelijk dat [verwerende partij] zijn geheimhoudingsverplichting heeft geschonden en aan [AT] informatie over opdrachtgevers, prospects en prijsstellingen heeft doorgegeven. Het had [verwerende partij], gelet op de aard van die informatie, zonder meer duidelijk moeten zijn dat het ging om commercieel gevoelige informatie en dat hij die informatie niet aan [AT] kenbaar mocht maken. Dat [verwerende partij] [AT] op dat moment als zijn toekomstige werkgever zag, doet daaraan niets af.
6.2
Dat [verwerende partij] daarmee niets verkeerd heeft gedaan, zoals hij aanvoert, is een onbegrijpelijk en onhoudbaar standpunt. Dat de aan [AT] verschafte gegevens niet bruikbaar waren en niet schadelijk voor [verzoekende partij] is niet relevant en overigens niet aannemelijk, gelet op de expliciete vraag daarnaar van [AT] in haar mailberichten van 20 en 22 juni 2012, zoals weergegeven in sub l. en m. van de vaststaande feiten. Daarmee blijkt voldoende duidelijk dat [AT] zichzelf met deze gegevens trachtte te bevoordelen, waarvan zij ook [verwerende partij] wilde laten profiteren. Uit het gegeven dat de gemeente [Z] [verwerende partij] (al) in verband bracht met [AT] is voorts gegeven dat in ieder geval in juni/juli 2012 de positie van [verzoekende partij] werd ondergraven. Dat [verzoekende partij] nadien (alsnog) in staat is gebleken de opdracht van deze gemeente te verwerven, maakt dat niet anders.
6.3
Van [verzoekende partij] behoeft in de geschetste omstandigheden niet te worden verlangd dat zij haar zakelijke belangen achterstelt bij die van [verwerende partij] en daardoor op de koop toe moet nemen dat [verwerende partij] een essentiële verplichting als een geheimhoudingsverplichting schendt. Het op zich duidelijke belang van [verwerende partij] bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst is naar het oordeel van de kantonrechter ondergeschikt aan het belang van [verzoekende partij] bij beëindiging daarvan.
Daarbij neemt de kantonrechter tevens in aanmerking dat het dienstverband van [verwerende partij] bij [verzoekende partij] met vijf jaren van relatief korte duur is, dat [verwerende partij] thans 54 jaar oud is en dat een beëindiging van de arbeidsovereenkomst ongetwijfeld voor [verwerende partij] ingrijpend is doch ook dat uit de stukken blijkt dat [verzoekende partij] al langere tijd de nodige kritiek had op het functioneren van [verwerende partij].
6.4
Al met al is daardoor naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval sprake van een dringende reden in de zin van artikel 7:685 lid 2 BW jo. 7:677 lid 1 BW op grond waarvan van [verzoekende partij] niet hoeft te worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] nog langer in stand houdt.
7.
Nu de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden op grond van een dringende reden en er daardoor geen vergoeding wordt toegekend, behoeft geen termijn te worden bepaald waarin [verzoekende partij] het verzoek kan intrekken. Het verzoek van [verzoekende partij] tot ontbinding zal dan ook per heden worden toegewezen.
8.
Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te melden wijze.
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog mocht blijken te bestaan, en bepaalt dat deze eindigt per heden;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 20 september 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.