ECLI:NL:RBZLY:2012:BY0686

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
189728
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door werkzaamheden van een camping nabij een paardenpension

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [A], een paardenpension, en [B], een camping die uitbreidingsplannen heeft. [A] stelt dat de werkzaamheden van [B] in mei 2011 hebben geleid tot ernstige hinder en longklachten bij haar paarden, veroorzaakt door stof en zand dat over haar weilanden waaide. [A] vordert een verklaring voor recht dat [B] onrechtmatig heeft gehandeld en schadevergoeding voor de geleden schade. [B] betwist de claims en stelt dat er geen onrechtmatige hinder is veroorzaakt.

De rechtbank onderzoekt de feiten en oordeelt dat eigenaren van naburige erven enige hinder moeten dulden. De rechtbank concludeert dat de werkzaamheden van [B] niet onrechtmatig waren, omdat de overlast kortdurend was en plaatsvond in een landelijk gebied. Bovendien heeft [A] niet voldoende onderbouwd dat de werkzaamheden daadwerkelijk de oorzaak waren van de gezondheidsklachten van haar paard. De rechtbank wijst de vorderingen van [A] af en veroordeelt haar in de proceskosten.

In reconventie vordert [B] schadevergoeding voor de gevolgen van het door [A] gelegde beslag. De rechtbank oordeelt dat het beslag onrechtmatig was, omdat de vordering van [A] ongegrond was. [B] heeft recht op schadevergoeding voor de gevolgen van het beslag, en de rechtbank vraagt om nadere informatie over de gevorderde schade.

De zaak wordt aangehouden voor verdere aktewisseling, waarbij [B] de gelegenheid krijgt om bewijsstukken over de schade te overleggen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan totdat de aktewisseling heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 189728 / HZ ZA 11-943
Vonnis van 19 september 2012
in de zaak van
[A], handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J.J. van Geel te Almelo,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[B] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde in conventie en eiser in reconventie sub 1],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde in conventie en eiser in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.T.A.M. van Mierlo te Zwolle.
Partijen zullen hierna [A] en het [B] (gedaagden sub 1, 2 en 3 tezamen) genoemd worden, en gedaagden sub 2 en 3 alleen [B] c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in (voorwaardelijke) reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie
- de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] exploiteert een bedrijf voor het (op)fokken van paarden, alsmede een pensionstal waarbij zij (waardevolle) paarden traint en helpt te revalideren. Het bedrijf is gevestigd aan de [adres] te [woonplaats].
2.2. Het [B] exploiteert een camping aan de [adres] te [woonplaats]. Het bedrijf wordt uitgebreid met een kampeerterrein op een perceel (hierna: het uitbreidingsperceel) dat - gescheiden door een sloot, eigendom van het Waterschap - grenst aan weilanden van [A]. De uitbreiding bestaat uit het verplaatsen en uitbreiden van het aantal kampeerplaatsen tot 70, de bouw van twee chalets, twee trekkershutten en een nieuw sanitairgebouw, alsmede recreatieve voorzieningen. Tegen de uitbreidingsplannen heeft [A] in het verleden verschillende bestuursrechtelijke procedures gevoerd.
In 2010 is op het uitbreidingsperceel een vijver aangelegd.
2.3. Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel (GS) hebben voor de uitbreiding een subsidie op grond van de subsidieregeling KITO 2010 verleend. Bij brief van 9 juli 2010 hebben GS in dat verband geschreven (productie 5 bij de conclusie van eis van het [B]):
"Daarom hebben wij besloten u een subsidie te verlenen tot een bedrag van maximaal EUR 200.000,-- (...). Dit bedrag is conform onze subsidiecriteria gebaseerd op een percentage van 30% de subsidiabele kosten tot een maximum van EUR 200.000,--. De subsidiabele kosten hebben wij bepaald op een bedrag van EUR 801.175,--."
De looptijd van het project is bij brief van GS van 28 november 2011 verlengd tot 31 juli 2012, wat volgens die brief betekent dat de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk 31 oktober 2012 moet zijn ingediend.
2.4. In mei 2011 was het paard Bikkel voor revalidatie vanwege orthopedische klachten ondergebracht bij [A]. Sinds mei 2011 is het paard eigendom van [betrokkene].
2.5. De meimaand was een droge periode. Vanaf 24 mei 2011 hebben aannemer(s) in opdracht van het [B] werkzaamheden uitgevoerd op het uitbreidingsperceel. [A] heeft in de daarop volgende periode niet geklaagd bij het [B] of de aannemer(s) over overlast.
2.6. Bij brief van 9 juni 2011 heeft [A] aan [B] c.s. geschreven, onder meer:
"In de week van 23 mei zijn er op uw perceel aan de [adres], tegenover uw woning, in uw opdracht werkzaamheden verricht, waarbij er met een grote tractor met kilverbak dagenlang over het perceel is gereden om de grond te egaliseren.
Deze werkzaamheden zijn op geen enkele wijze vooraf aan ons gecommuniceerd. U heeft, evenmin als uw loonwerker die in uw opdracht de werkzaamheden heeft uitgevoerd, op geen enkele wijze maatregelen getroffen om overlast, voortkomende uit deze werkzaamheden, te voorkomen.
Wij hebben zeer veel overlast ondervonden van het zand dat als een woestijnstorm over ons perceel werd geblazen door de harde wind. De overlast was dermate ernstig, dat wij genoodzaakt waren om alle paarden midden op de dag, per direct op stal te zetten. (...) Een van de paarden heeft dermate veel zand ingeademd, dat hij dagenlang zeer ernstig heeft gehoest.
Wij stellen u hierbij uitdrukkelijk aansprakelijk voor de reeds geleden schade en nog door ons te lijden schade met betrekking tot bovengenoemd paard, waaronder alle mogelijke gevolgschade die de werkzaamheden op uw perceel tot gevolg hebben gehad."
2.7. Verschillende dierenartsen hebben zich schriftelijk uitgelaten over longklachten bij Bikkel.
2.8. [A] heeft na verkregen verlof ten laste van het [B] op 19 augustus 2011 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder ING Bank NV en ABN AMRO Bank NV. Naar aanleiding hiervan heeft het [B] een bankgarantie verstrekt. ABN AMRO heeft ten behoeve van de garantie een bedrag van EUR 22.750,-- geblokkeerd.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [A] vordert:
I. een verklaring voor recht dat het [B] jegens [A] onrechtmatig heeft gehandeld althans zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat zij voor de schade geleden door [A] aansprakelijk is;
en voorts dat het [B] wordt veroordeeld tot - samengevat - betaling van:
II. de schade nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente;
III. EUR 23.997,25, bij wege van voorschot op de onder II genoemde schade, vermeerderd met kosten;
IV. EUR 777,06 voor de kosten van beslaglegging;
V. de proceskosten.
3.2. Het [B] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4. Het [B] vordert voorwaardelijk, indien de vordering in conventie zal worden ontzegd, veroordeling van [A] tot betaling van EUR 40.754,29, vermeerderd met rente en kosten.
3.5. [A] voert verweer.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [A] legt aan haar vordering ten grondslag dat het [B] omstreeks 23 mei 2011 (verbouwings)werkzaamheden heeft laten verrichten waarbij een grote tractor met aanhanger gedurende een aantal dagen over het perceel is gereden om grond te egaliseren. Vanwege de droge periode zijn daarbij grote hoeveelheden zand en stof over de weilanden van [A] gewaaid. Een van de paarden die in het aangrenzende weiland stonden heeft door de zand- en stofwolken ernstige longklachten opgelopen, waardoor schade is ontstaan.
Het [B] heeft niet de nodige zorgvuldigheid in acht genomen bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Het [B] heeft geweigerd en weigert maatregelen tegen de hinder te nemen. Zij had moeten waarschuwen dat de werkzaamheden gingen plaatsvinden.
Door de werkzaamheden is [A] genoodzaakt de paarden op stal te houden, wat extra kosten meebrengt en klanten doet besluiten hun paard elders te stallen met omzetderving tot gevolg.
4.2. Het [B] heeft betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Zij bestrijdt dat de werkzaamheden tot grote zand- en stofwolken hebben geleid, althans dat deze door gemelde werkzaamheden zouden zijn veroorzaakt. Zij heeft gedurende de werkzaamheden geen opmerkingen gekregen over overlast.
Voorts betwist zij het causale verband tussen de vermeende gezondheidsklachten van Bikkel en de uitgevoerde werkzaamheden. [A] heeft verder onvoldoende gesteld ter onderbouwing van de overlast in andere weken dan week 21 van 2011.
Ten slotte voert het [B] verweer tegen de opgevoerde schadeposten.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat eigenaren van naburige erven over en weer enige hinder hebben te dulden, waarbij geldt dat in het geval van bouwwerkzaamheden een zekere mate van overlast in het algemeen onontkoombaar is.
De vraag of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, hangt in beginsel af van de aard, de ernst en de duur en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van de schade te nemen.
4.4. Met betrekking tot de op 24 mei 2011 door het [B] verrichte werkzaamheden overweegt de rechtbank dat de door [A] gestelde feiten niet tot het oordeel kunnen leiden dat sprake was van onrechtmatige hinder. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.5. Hoewel in een van de schriftelijke verklaringen van de zijde van [A] wordt gesteld dat het wel een woestijnstorm leek, onderbouwen de foto's die [A] heeft overgelegd als productie 12 van haar conclusie van repliek dit niet. Op elke foto is weliswaar een - transparante - wolk zwevend zand te zien, maar die bestrijkt slechts een deel van elke foto, terwijl de lucht op de rest van de foto niet of nauwelijks zand lijkt te bevatten. Op de foto's is in elk geval geen enorme zandstorm te zien, of een enorme zand- en stofwolk, zoals [A] stelt.
4.6. Zelfs als inderdaad op momenten op die bewuste dag sprake zou zijn geweest van een overlast als door [A] geschetst, dan is deze overlast gelet op alle omstandigheden niet onrechtmatig. Het betreft dan immers een verhoudingsgewijs kortdurende overlast, die heeft plaatsgevonden in een landelijk gebied, waarbij omwonenden nu eenmaal kunnen worden geconfronteerd met gevolgen van landbouw- en grondbewerkingsactiviteiten. Dat omwonenden voor zulke werkzaamheden telkens op voorhand gewaarschuwd zouden moeten worden kan in redelijkheid niet worden gevergd.
Daarnaast heeft te gelden dat in het algemeen niet verwacht hoeft te worden dat kortdurende blootstelling aan zand- en stofwolken tot ernstige gezondheidsklachten leidt.
Bovendien heeft [A] weliswaar steeds benadrukt dat het [B] voorzorgsmaatregelen diende te treffen, maar verzuimd aan te geven waaruit die maatregelen zouden hebben moeten bestaan. De enige suggestie die [A] in dat kader heeft gedaan is het plaatsen van een wal - overigens zonder verdere specificatie hiervan - maar deze maatregel valt zonder nadere toelichting bezwaarlijk als reële optie aan te merken, aangezien ook daarvoor grondwerkzaamheden zullen moeten worden verricht, die nu juist volgens [A] de overlast hebben veroorzaakt. Een algehele bouwstop, zoals [A] lijkt te wensen, kan niet als een serieuze optie worden aangemerkt.
Dat het [B] niet de bereidheid zou hebben gehad maatregelen te treffen, zoals [A] stelt, kan haar evenmin baten, nu immers vaststaat dat zij - geconfronteerd met de overlast - heeft nagelaten op dat moment contact op te nemen met het [B] met het verzoek in te grijpen. Zij heeft weliswaar geklaagd bij politie en gemeente, maar het eerste contact met het [B] betrof onweersproken de aansprakelijkstelling van 9 juni 2011.
[A] had waarschijnlijk effectiever gehandeld als zij op of kort na 24 mei 2011 op constructieve wijze overleg zou hebben gezocht met het [B].
4.7. [A] heeft daarnaast schadevergoeding gevorderd in verband met de (overige) bouwwerkzaamheden die het [B] heeft verricht op het uitbreidingsperceel, waardoor [A] de weidegang van de paarden noodgedwongen heeft moeten aanpassen.
Bouwwerkzaamheden zijn op zichzelf echter niet onrechtmatig. [A] heeft in het geheel niet onderbouwd op welke wijze en wanneer specifiek zij daarvan (onrechtmatige) hinder heeft ondervonden, dan wel daardoor schade heeft geleden. Als vaststaand kan worden aangenomen dat er op verschillende momenten in de zomer van 2011 paarden buiten hebben verbleven, zodat zonder nadere toelichting - die is uitgebleven - niet tot de verstrekkende conclusie kan worden gekomen dat het [B] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.8. Ten slotte ziet de rechtbank geen aanleiding als regel te aanvaarden dat voor het [B] een verhoogde zorgvuldigheidsnorm gold omdat de paarden die [A] onder haar hoede had gevoelig zijn voor prikkels. Het [B] diende zich te houden aan de zorgvuldigheidsnormen die voor een ieder gelden. Zoals hierboven is overwogen, heeft zij deze normen in dit geval niet overtreden.
4.9. Nu uit het voorgaande volgt dat het [B] niet onrechtmatig heeft gehandeld, kunnen de overige verweren onbesproken blijven. De vorderingen van [A] zullen worden afgewezen, met veroordeling van [A] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure.
in reconventie
4.10. Aangezien de vordering aan [A] wordt ontzegd, is de voorwaarde waaronder het [B] haar reconventionele vordering heeft ingesteld vervuld. Omdat de conventionele vordering, waarvoor het beslag is gelegd, geheel ongegrond is, levert de conservatoire beslaglegging door [A] een onrechtmatige daad op, die ertoe leidt dat de daaruit voor het [B] voortvloeiende schade door [A] dient te worden vergoed.
De stelling van [A] dat het [B], ter beperking van schade, een kort geding tot opheffing had kunnen instellen, kan in alle redelijkheid niet worden aanvaard. Op de beslaglegger rust een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag, waarvoor de verantwoordelijkheid niet bij de wederpartij kan worden gelegd.
4.11. De gevorderde bankkosten beslaglegging en garantie ad EUR 409,29 zijn niet weersproken en zonder meer voor toewijzing vatbaar.
4.12. Daarnaast heeft het [B] schade gevorderd als gevolg van het feit dat er op haar geldmiddelen beslag is gelegd. Omdat zij een bankgarantie heeft moeten stellen, heeft zij een chalet minder kunnen bouwen, waardoor de subsidie zal komen te vervallen, omdat de bouw voor 1 april 2012 moest zijn voltooid. Bovendien loopt zij inkomsten mis.
[A] heeft als verweer gevoerd dat niet is onderbouwd door het [B] dat zij in financiële nood verkeert en voorts bestreden dat het [B] schade lijdt indien het chalet niet gebouwd kan worden.
4.13. In het midden kan blijven of het [B] in financiële nood verkeert. Immers, van belang is alleen of het [B] door toedoen van [A] niet heeft kunnen beschikken over liquiditeiten die zij nodig had om het chalet te realiseren. In dat verband staat onweersproken vast dat het [B] door de bankgarantie niet de beschikking heeft over een bedrag van EUR 22.750,--, ABN AMRO op 12 oktober 2011 niet bereid was de huidige financiering verder uit te breiden en het chalet niet is gerealiseerd.
4.14. De rechtbank heeft met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding behoefte aan nadere informatie.
Naar het oordeel van de rechtbank is op dit moment onvoldoende duidelijk of het [B] daadwerkelijk subsidie zal mislopen door het uitblijven van de bouw van het chalet. De rechtbank wenst bij akte, onderbouwd met bewijsstukken, nader te worden voorgelicht.
a. Ten eerste dient het [B] aan te geven of het chalet inmiddels toch is gerealiseerd dan wel zal zijn gerealiseerd voordat de relevante subsidietermijn is verstreken.
b. Verder wenst de rechtbank voorgelicht te worden over de mogelijkheid van een verdere verlenging van de looptijd van het project, dan wel de mogelijkheid voor subsidie anderszins.
c. Voorts wenst de rechtbank een toelichting op de discrepantie tussen de subsidiabele kosten van EUR 801.175,-- enerzijds en het subsidiemaximum van EUR 200.000,-- anderzijds. Nu 30% van de subsidiabele kosten voor subsidie in aanmerking komen zou dat op basis van de genoemde subsidiabele kosten moeten leiden tot een subsidie van ruim EUR 243.000,--. De subsidie is echter gemaximeerd tot EUR 200.000,--. Dit zou, ervan uitgaande dat het genoemde bedrag aan subsidiabele kosten wordt gehaald, meebrengen dat het [B] niet over alle gemaakte kosten subsidie krijgt, en zij de facto door de beslaglegging geen subsidie misloopt. Het [B] dient hierop een toelichting te geven.
d. Volgens het [B] staat in het subsidiebesluit van GS (r.o. 2.3) dat de bouw voor 1 april 2012 voltooid moet zijn, maar in de overgelegde bladzijden 1 en 3 van dat besluit staat zulks niet. Het [B] wordt in de gelegenheid gesteld de ontbrekende tweede bladzijde in het geding te brengen.
4.15. Verder dient het [B] bij akte, onderbouwd met bewijsstukken, het verlies aan inkomsten nader te onderbouwen:
e. In de processtukken van het [B] noch in de door accountant Duijn Consult op 14 oktober 2011 gemaakte opstelling (productie 7 van de conclusie van eis van het [B]) wordt toegelicht waarop de bedragen aan omzetverlies en kostenbesparing zijn gebaseerd. Het [B] dient daarvoor alsnog zorg te dragen.
f. Voorts wordt het [B] in de gelegenheid gesteld te reageren op het verweer van [A] dat het de vraag is of het chalet zou zijn verhuurd.
4.16. Ten slotte wenst de rechtbank bij akte, onderbouwd met bewijsstukken, een toelichting op de post 'renteverlies geblokkeerd tegoed':
g. Bij de hiervoor in r.o. 4.14 en 4.15 besproken schadeposten wordt de situatie zonder beslaglegging vergeleken met die na beslaglegging. Het verschil vormt de schade. In het geval zonder beslaglegging zouden er, althans dat stelt het [B], een tweede chalet zijn gebouwd, subsidie voor het chalet zijn verstrekt en inkomsten zijn gegenereerd. Zonder nadere toelichting valt echter niet in te zien dat er in dat geval door het [B] aanspraak zou zijn geweest op rente. Ook daarover dient het [B] zich nader uit te laten.
4.17. Nadat het [B] de akte heeft genomen krijgt [A] de gelegenheid voor antwoordakte.
in conventie en in reconventie
4.18. In afwachting van de aktewisseling in reconventie wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 oktober 2012 voor het nemen van een akte door het [B] over hetgeen is vermeld onder r.o. 4.14 tot en met 4.16, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2012.