RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/653295-11(P)
Uitspraak: 1 oktober 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(Verdachte),
geboren op (geboortejaar)
thans verblijvende te (verblijfplaats).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2011, 8 maart 2012, 15 mei 2012, 5 juli 2012 en 17 september 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Bentem, advocaat te Enschede.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 september 2011 te Deventer met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer) heeft bewogen tot de afgifte van geld (45,- euro), in elk geval van enig geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich naar de woning van voornoemde (slachtoffer) begeven en/of (vervolgens)
aangebeld en/of (daarbij) zich voorgedaan als 'de buurman van boven' en/of (vervolgens) die (slachtoffer) kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, zijn sleutels was vergeten en dat hij, verdachte, naar het ziekenhuis moest om zijn vrouw op te halen en/of (vervolgens) die (slachtoffer) meegedeeld dat hij, verdachte, zijn portemonnee was vergeten en/of (vervolgens) die (slachtoffer) de woorden heeft toegevoegd: "Hoe kom ik dan aan geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waardoor voornoemde (slachtoffer) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op of omstreeks 26 juni 2011 te Deventer met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer 2) heeft bewogen tot de afgifte van geld (260,- euro), in elk geval van enig geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich naar de woning van die (slachtoffer 2) begeven en/of (vervolgens) aangebeld en/of (daarbij) zich voorgedaan als zijnde een kennis van '(naam)' en/of (vervolgens) die (slachtoffer 2) meegedeeld dat '(naam)' een ongeluk had gekregen en in het ziekenhuis lag en dat hij, verdachte, '(naam)' moest ophalen en/of (vervolgens) die (slachtoffer 2) meegedeeld dat hij, verdachte, zojuist de voordeur (van de woning van (naam)) had dichtgetrokken en/of (vervolgens) die (slachtoffer 2) meegedeeld, althans heeft doen geloven door het voeren van een telefoongesprek, dat zijn, verdachtes, geld in de woning (van (naam)) was achtergebleven en/of (vervolgens) die (slachtoffer 2) meegedeeld dat hij, verdachte, geld nodig had om te tanken, teneinde '(naam)' op te halen, waardoor voornoemde
(slachtoffer 2) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op of omstreeks 06 september 2011 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer 2) te bewegen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig geld, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (wederom) naar de woning van die (slachtoffer 2) heeft begeven en/of
(vervolgens) heeft aangebeld en/of (daarbij) die (slachtoffer 2) heeft meegedeeld dat hij, verdachte, het geld dat hij (zogenaamd) eerder had geleend wilde teruggeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2011 tot en met 06 september 2011 te Deventer met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer 2) heeft bewogen tot de afgifte van geld (300,- euro), in elk geval van enig geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich naar de woning van die (slachtoffer 2) begeven en/of (vervolgens) aangebeld en/of (daarbij) die (slachtoffer 2) meegedeeld dat zijn, verdachtes, vrouw een ongeluk heeft gehad en/of dat hij, verdachte, naar Amsterdam moest reizen en/of (daarbij) aan die (slachtoffer 2) heeft gevraagd of zij hem, verdachte, geld kon lenen, waardoor voornoemde (slachtoffer 2) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op of omstreeks 22 juli 2011 te Zwolle met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (Slachtoffer 3) heeft bewogen tot de afgifte van geld (200,- euro), in elk geval van enig geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich naar de woning van voornoemde (Slachtoffer 3) begeven en/of (vervolgens) aangebeld en/of (daarbij) zich voorgedaan als 'de buurman van de overkant' en/of (daarbij) zich voorgesteld als '(naam 2)' en/of (vervolgens) die (Slachtoffer 3) kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, zichzelf had buitengesloten en/of (vervolgens) aan die (Slachtoffer 3) gevraagd of hij, verdachte, mocht telefoneren en/of (vervolgens) die (Slachtoffer 3) kenbaar gemaakt dat zijn, verdachtes, vrouw een ongeluk had gehad in Amsterdam en dat hij, verdachte, met spoed naar Amsterdam moest reizen en/of (daarbij) aan die (Slachtoffer 3) heeft gevraagd of zij aan hem, verdachte, geld kon lenen en/of (daarbij) die (Slachtoffer 3) heeft meegedeeld dat hij, verdachte, dit geld later die dag zou terugbrengen, waardoor voornoemde (Slachtoffer 3) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd wegens viermaal oplichting en een poging tot oplichting, zoals onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Ter zake feit 1
- Het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer) d.d. 6 september 2011 ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting .
Ter zake feit 2
- Het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer 2) d.d. 3 juli 2011 ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting .
Ter zake feit 3
- Het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer 2) d.d. 7 september 2011 ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting .
Ter zake feit 4
- Het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer 2) d.d. 14 september 2011 ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting .
Ter zake feit 5
- Het proces-verbaal van aangifte van (Slachtoffer 3) d.d. 27 juli 2011 ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting .
Gelet op genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 06 september 2011 te Deventer met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer) heeft bewogen tot de afgifte van geld (45,- euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk zich naar de woning van voornoemde (slachtoffer) begeven en vervolgens aangebeld en daarbij zich voorgedaan als 'de buurman van boven' en vervolgens die (slachtoffer) kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, zijn sleutels was vergeten en dat hij, verdachte, naar het ziekenhuis moest om zijn vrouw op te halen en vervolgens die (slachtoffer) meegedeeld dat hij, verdachte, zijn portemonnee was vergeten en vervolgens die (slachtoffer) de woorden heeft toegevoegd: "Hoe kom ik dan aan geld", waardoor voornoemde (slachtoffer) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op 26 juni 2011 te Deventer met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer 2) heeft bewogen tot de afgifte van geld (260,- euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk zich naar de woning van die (slachtoffer 2) begeven en vervolgens aangebeld en daarbij zich voorgedaan als zijnde een kennis van '(naam)' en vervolgens die (slachtoffer 2) meegedeeld dat '(naam)' een ongeluk had gekregen en in het ziekenhuis lag en dat hij, verdachte, '(naam)' moest ophalen en vervolgens die (slachtoffer 2) meegedeeld dat hij, verdachte, zojuist de voordeur van de woning van (naam) had dichtgetrokken en vervolgens die (slachtoffer 2) meegedeeld, althans heeft doen geloven door het voeren van een telefoongesprek, dat zijn, verdachtes, geld in de woning van (naam) was achtergebleven en vervolgens die (slachtoffer 2) meegedeeld dat hij, verdachte, geld nodig had om te tanken, teneinde '(naam)' op te halen, waardoor voornoemde (slachtoffer 2) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op 06 september 2011 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer 2) te bewegen tot de afgifte van geld, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk zich wederom naar de woning van die (slachtoffer 2) heeft begeven en vervolgens heeft aangebeld en daarbij die (slachtoffer 2) heeft meegedeeld dat hij, verdachte, het geld dat hij zogenaamd eerder had geleend wilde teruggeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de periode van 01 april 2011 tot en met 06 september 2011 te Deventer met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, (slachtoffer 2) heeft bewogen tot de afgifte van geld (300,- euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk zich naar de woning van die (slachtoffer 2) begeven en vervolgens aangebeld en daarbij die (slachtoffer 2) meegedeeld dat zijn, verdachtes, vrouw een ongeluk heeft gehad en dat hij, verdachte, naar Amsterdam moest reizen en daarbij aan die (slachtoffer 2) heeft gevraagd of zij hem, verdachte, geld kon lenen, waardoor voornoemde (slachtoffer 2) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op 22 juli 2011 te Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, (Slachtoffer 3) heeft bewogen tot de afgifte van geld (200,- euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk zich naar de woning van voornoemde (Slachtoffer 3) begeven en vervolgens aangebeld en daarbij zich voorgedaan als 'de buurman van de overkant' en daarbij zich voorgesteld als '(naam 2)' en vervolgens die (Slachtoffer 3) kenbaar gemaakt dat hij, verdachte, zichzelf had buitengesloten en vervolgens aan die (Slachtoffer 3) gevraagd of hij, verdachte, mocht telefoneren en vervolgens die (Slachtoffer 3) kenbaar gemaakt dat zijn, verdachtes, vrouw een ongeluk had gehad
in Amsterdam en dat hij, verdachte, met spoed naar Amsterdam moest reizen en daarbij aan die (Slachtoffer 3) heeft gevraagd of zij aan hem, verdachte, geld kon lenen en daarbij die (Slachtoffer 3) heeft meegedeeld dat hij, verdachte, dit geld later die dag zou terugbrengen, waardoor voornoemde (Slachtoffer 3) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Van het 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Met betrekking tot het onder 3 bewezen verklaarde overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft op 6 september 2011 bij (slachtoffer 2) aangebeld en meegedeeld dat hij die (slachtoffer 2) eerder geleend geld wilde teruggeven. Uit deze gedragingen blijkt niet dat verdachte die (slachtoffer 2) heeft willen bewegen tot de afgifte van geld, waardoor verdachte zich wederrechtelijk zou hebben kunnen bevoordelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het bewezen verklaarde niet als een poging tot oplichting, zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, worden gekwalificeerd. Gelet hierop levert het bewezen verklaarde feit geen strafbaar feit op en zal de rechtbank de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het onder 1, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
1. Oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
4. Oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
5. Oplichting, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht indien en voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd bij een oplegging van een straf rekening gehouden dient te worden met de verslavingsproblematiek van verdachte en zijn motivatie om een behandeling in een kliniek te ondergaan. Verdachte is al 30 jaar verslaafd en gedurende deze periode is hij meermalen veroordeeld tot een gevangenisstraf zonder dat dit heeft geleid tot gedragsverandering. Immers, telkens als verdachte weer vrij kwam, is hij weer in de fout gegaan. In het belang van verdachte en van de maatschappij is het belangrijk dat hij behandeld wordt. De raadsman verzoekt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van de voorlopige hechtenis en daarnaast een voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich - aansluitend op de detentie - klinisch zal laten behandelen.
De raadsman heeft zich gerefereerd met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij zich op grootschalige wijze heeft schuldig gemaakt aan oplichtingspraktijken, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van zijn veelal oudere slachtoffers. Verdachte heeft door middel van babbeltrucs willekeurige slachtoffers geld afhandig gemaakt. Door zijn optreden heeft verdachte het vertrouwen in de medemens van de slachtoffers ernstig geschaad.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 21 november 2011;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 13 september 2012, opgemaakt door Y. Agteresch, reclasseringswerker Tactus verslavingszorg;
- een pro justitia rapport over de persoon van verdachte d.d. 4 maart 2012, opgemaakt door drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog en gerechtelijk deskundige.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld wegens soortgelijke feiten tot onder meer langdurige vrijheidsstraffen die verdachte er echter niet van hebben weerhouden om zich daarna opnieuw aan een reeks van vergelijkbare delicten schuldig te maken.
Uit het rapport van Y. Agteresch, reclasseringwerker Tactus d.d. 13 september 2012, en hetgeen getuige-deskundige Y. Agteresch ter terechtzitting van 17 september 2012 heeft verklaard, blijkt dat verdachte thans bereid is om zijn leven anders in te richten. Hij wil stoppen met het gebruik van middelen en hij wil zijn leven op een andere wijze inrichten. Verdachte pleegt vanuit zijn al dertig jaar durende verslavingsproblematiek delicten. Verdachte heeft geen huisvesting, geen dagbesteding, schulden en een zeer beperkt sociaal netwerk. De reclassering schat de kans op recidive hoog in wanneer verdachte niets aan zijn verslavingsproblematiek verandert. Verdachte is inmiddels op de wachtlijst geplaatst van een kliniek, te weten het (naam kliniek).
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig, ondanks het advies van de reclassering en het verzoek van de raadsman om verdachte een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal laten opnemen in een kliniek om te werken aan zijn verslavingsproblematiek. Het is weliswaar van groot belang dat verdachte aan zijn verslavingsproblematiek gaat werken, maar dat is ook mogelijk in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling na ondergane gevangenisstraf.
De ernst en omvang van het bewezen verklaarde, alsmede de hardnekkigheid waarmee deze zijn begaan, in combinatie met het strafrechtelijke verleden van de verdachte en het gegeven dat eerdere pogingen om verdachte klinisch te laten behandelen, door toedoen van verdachte zelf zijn mislukt, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een langdurige gevangenisstraf.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de vijf bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan achttien maal (poging tot) oplichting, zoals valt af te leiden uit het proces-verbaal van politie, dat zich in het onderhavige dossier bevinden. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van die feiten.
Vorderingen benadeelde partij
Benadeelde partij (slachtoffer)
De benadeelde partij (slachtoffer) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 45,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer) als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 45,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 1 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (slachtoffer 2)
De benadeelde partij (slachtoffer 2) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 260,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 260,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 3)
De benadeelde partij (Slachtoffer 3) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 200,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 3) als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 5 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 4)
De benadeelde partij (Slachtoffer 4) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van 150,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 4) als gevolg van het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 5)
De benadeelde partij (Slachtoffer 5) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 20,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 5) als gevolg van het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 20,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij (Slachtoffer 5) levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij (Slachtoffer 5) voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij (Slachtoffer 5) kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 6)
De benadeelde partij (Slachtoffer 6) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 100,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 6) als gevolg van het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 7)
De benadeelde partij (Slachtoffer 7) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 250,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 7) als gevolg van het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 8)
De benadeelde partij (Slachtoffer 8) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 300,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 8) als gevolg van het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 9)
De benadeelde partij (Slachtoffer 9) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 325,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 9) als gevolg van het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 325,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 10)
De benadeelde partij (Slachtoffer 10) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 60,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 10) als gevolg van het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 60,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij (Slachtoffer 11)
De benadeelde partij (Slachtoffer 11) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 60,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (Slachtoffer 11) als gevolg van het adinformandum gevoegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 60,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het adinformandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 27, 36f, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven, maar levert niet het strafbare feit op. De rechtbank ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging van het onder 3 ten laste gelegde en bewezenverklaarde.
Het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Schadevergoeding
Benadeelde partij (slachtoffer)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), wonende te Deventer, van een bedrag van € 45,00 (zegge: vijfenveertig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 1 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 45,00, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (slachtoffer 2)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), wonende te Deventer, van een bedrag van € 260,00 (zegge: tweehonderd en zestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 260,00, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 3)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 3), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 5 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 200,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 3), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 4)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 4), wonende te Rijssen, van een bedrag van € 150,00 (zegge: honderd vijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 150,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 4), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 5)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 5), wonende te Deventer, van een bedrag van € 20,00 (zegge: twintig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 20,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 5), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (Slachtoffer 5) voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 6)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 6), wonende te Almelo, van een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 100,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 6), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 7)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 7), wonende te Almelo, van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderd vijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 250,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 7), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 8)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 8), wonende te Almelo, van een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 300,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 8), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 9)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 9), wonende te Hengelo, van een bedrag van € 325,00 (zegge: driehonderd vijfentwintig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 325,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 9), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 10)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 10), wonende te Enschede, van een bedrag van € 60,00 (zegge: zestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 60,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 10), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (Slachtoffer 11)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer 11), wonende te Enschede, van een bedrag van € 60,00 (zegge: zestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het als ad informandum gevoegde en bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat een bedrag van € 60,00, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer 11), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. A.J. Louter en W.F. Bijloo, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2012.
Mrs. A.J. Louter en W.F. Bijloo zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.