ECLI:NL:RBZLY:2012:BY0876
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering uit ongeoorloofde debetstand op betaalrekening en verjaring
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en een gedaagde partij. ING vorderde betaling van een bedrag van € 1.504,91, inclusief rente, van de gedaagde partij, die volgens ING een ongeoorloofde debetstand op zijn betaalrekening had laten ontstaan. De gedaagde partij verweerde zich tegen de vordering en deed een beroep op verjaring, stellende dat hij in de afgelopen zeven jaar nooit enige aanmaning of brief van ING had ontvangen en dat hij pas door de dagvaarding op de hoogte was gesteld van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanmaningen door ING naar een oud adres waren verzonden, waar de gedaagde partij niet meer woonachtig was. ING stelde dat het niet doorgeven van de adreswijziging door de gedaagde partij niet voldoende was om de aanmaningen als geldige stuitingshandelingen te beschouwen. De kantonrechter oordeelde dat voor de geldigheid van de stuitingshandeling niet alleen de verzending, maar ook de ontvangst van de aanmaningsbrief bepalend is. ING had de bewijslast om aan te tonen dat de gedaagde partij de aanmaningsbrief had ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat ING niet had aangetoond dat de gedaagde partij de brief had ontvangen en dat er geen andere stuitende brieven waren verzonden die de gedaagde partij wel hadden bereikt. Daarom slaagde het beroep van de gedaagde partij op verjaring, en werd de vordering van ING afgewezen. ING werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.