ECLI:NL:RBZLY:2012:BY1165

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.662172-12
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling in asielzoekerscentrum Almere

Op 4 oktober 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 22 maart 2012 in een asielzoekerscentrum in Almere, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, betrokken raakte bij een gewelddadig voorval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven heeft willen beroven door hem meerdere malen met een mes te steken. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet in staat was om een plan te maken vanwege zijn alcoholgebruik. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn daden en dat zijn handelingen niet het gevolg waren van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waaronder de mishandeling van [slachtoffer 1] en de bedreiging van [slachtoffer 2]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarbij rekening werd gehouden met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door alcoholafhankelijkheid en een depressieve stoornis. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een paspoort aan de rechthebbende, aangezien dit niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de noodzaak van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.662172-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Overijssel,
Huis van Bewaring De Karelskamp te Almelo.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 28 juni 2012 en
20 september 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door
mr. R. Zwiers, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.M. van der Burg en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- bij een hand heeft vastgepakt en/of (vervolgens) aan die hand heeft getrokken en/of
- bij de nek heeft vastgepakt en/of
- aan de haren heeft getrokken, terwijl die [slachtoffer 1] zich al zittend op de grond bevond en/of
- in het gezicht heeft geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] zich al zittend op de grond bevond,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (met kracht)
- bij de keel heeft vastgepakt en/of
- op/tegen/in/aan het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of geduwd en/of getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
4.
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- (met kracht) met een mes, in ieder geval met een dergelijk scherp voorwerp, in de linkervoet en/of in de rug van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl die [slachtoffer 2] zich al liggend/zittend op een bed bevond en/of
- met dat mes, in ieder geval met dat dergelijke scherpe voorwerp, een steek/snij/prikbeweging in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl die [slachtoffer 2] zich al liggend/zittend op een bed bevond en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga je vermoorden.", althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal,
- (met kracht) met een mes, in ieder geval met een dergelijk scherp voorwerp, in de linkervoet en/of in de rug van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl die [slachtoffer 2] zich al liggend/zittend op een bed bevond en/of
- met dat mes, in ieder geval met dat dergelijke scherpe voorwerp, een steek/snij/prikbeweging in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl die [slachtoffer 2] zich al liggend/zittend op een bed bevond en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga je vermoorden.", althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 22 maart 2012 komt vroeg in de ochtend bij de politie de melding binnen dat er een man is neergestoken in het asielzoekerscentrum (hierna AZC) te Almere. Ter plaatse aangekomen politie treft aldaar in het hoofdgebouw bij de receptie een gewonde man aan. Hij heeft een snede linksonder in zijn rug en ook zijn linkervoet is gewond. Door het slachtoffer wordt dan verklaard dat de naam van de dader “[naam]” is. Het slachtoffer, [slachtoffer 2], is per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis.
Op basis van door het slachtoffer, [slachtoffer 2], en [getuige 1], verstrekte informatie is verdachte als zodanig aangemerkt. Hij heeft zich op 23 maart 2012 bij de receptie van het asielzoekerscentrum gemeld en is vervolgens door de politie aangehouden.
Op 26 maart 2012 is door [slachtoffer 2] aangifte gedaan en op 29 maart 2012 is hij nader gehoord. Hij verklaart dat hij de avond van 21 maart 2012 een feestje gaf. Ook zijn vriend [getuige 1], een meisje genaamd [slachtoffer 1] en verdachte waren hier aanwezig en bleven tezamen met aangever als laatste over. Op een gegeven moment heeft verdachte het feestje verlaten en even later is ook [slachtoffer 1] vertrokken. Wanneer aangever en [getuige 1] op bed liggen wordt aangever gebeld door [slachtoffer 1] die zei dat hij haar moest komen redden. [slachtoffer 2] verklaart dat hij toen met [getuige 1] naar buiten is gegaan en zag dat [slachtoffer 1] door verdachte werd tegengehouden en door hem werd geduwd. Aangever verklaart dat hij verdachte heeft weggeduwd en dat verdachte ruzie met hem ging maken omdat hij [slachtoffer 1] had geholpen. De ruzie heeft geleid tot een vechtpartij. Aangever verklaart verdachte te hebben geslagen, maar zegt ook door verdachte heftig te zijn geslagen. Als aangever met [getuige 1] en [slachtoffer 1] naar zijn kamer loopt blijft verdachte maar schreeuwen dat hij hem zal vermoorden.
Aangever is vervolgens gaan slapen. [getuige 1] sliep bij hem op de kamer. Aangever verklaart dat er rond half 7 (‘s ochtends) bij hem op de deur werd geklopt en dat [getuige 1] toen de deur heeft open gedaan. Aangever lag nog op bed en zag opeens verdachte verschijnen. Verdachte begon gelijk te schelden en weer te dreigen dat hij aangever zou vermoorden. Hij begon te slaan en heeft op een gegeven moment een mes achter zijn rug vandaan gehaald. Aangever verklaart dat toen hij in de hoek van het bed probeerde te schuilen hij door verdachte in zijn voet is gestoken. Daarna stak verdachte aangever in zijn rug. Aangever verklaart dat verdachte meerdere malen geprobeerd heeft hem te steken, maar dat hij zich heeft kunnen verweren om erger te voorkomen. Nadat aangever in zijn rug is gestoken is verdachte gevlucht en heeft [getuige 1] hem geholpen om naar de receptie te komen.
[slachtoffer 1] is op 17 april 2012 gehoord. Zij verklaart dat ze op de avond van 21 maart 2012 op het feest was bij [slachtoffer 2]. [getuige 1] was er ook en op een gegeven moment is ook verdachte gekomen. Op een gegeven moment is verdachte weggegaan en [slachtoffer 1] is even later ook vertrokken. Ze verklaart dat toen ze buiten liep ze verdachte tegen kwam en dat hij haar toen heeft vastgepakt en dat hij aan haar begon te trekken. Hij wilde dat ze mee ging naar zijn kamer en dat ze met hem naar bed zou gaan. Aangeefster verklaart dat ze zich heeft verzet, waarna verdachte haar begint uit te schelden en zegt dat ze een hoer is. Hij heeft toen haar nek vastgepakt terwijl zij zich is blijven verzetten. Aangeefster verklaart dat ze op de grond is gaan zitten en dat verdachte toen aan haar haren heeft getrokken. Dit deed veel pijn, maar aangeefster stond niet op. Verdachte is haar toen gaan mishandelen, hij gaf haar een harde klap in haar gezicht. Aangeefster verklaart dat ze toen [slachtoffer 2] heeft gebeld. In eerste instantie nam hij niet op, maar de tweede keer wel. Ze heeft hem gevraagd of hij wilde helpen. [slachtoffer 2] is toen samen met [getuige 1] gekomen. [getuige 1] heeft toen verdachte weggeduwd. Verdachte en [slachtoffer 2] hebben elkaar uitgescholden en zijn gaan vechten. Verdachte heeft [slachtoffer 2] geslagen en geschopt en toen heeft [slachtoffer 2] ook verdachte geslagen.
Verdachte heeft verklaard dat hij dronken was en niet meer weet wat er is gebeurd. Hij weet nog dat hij op een gegeven moment een mes met bloed erop in zijn hand zag en dat hij toen is gevlucht. Hij verklaart wel dat hij nooit een meisje zou slaan of haar zou dwingen seks te hebben.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten allen wettig en overtuigend te bewijzen. Voor wat betreft het eerste feit geldt naar haar oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] in voldoende mate wordt ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1] en door het feit dat uit de telefoongegevens van [slachtoffer 2] blijkt dat hij inderdaad door [slachtoffer 1] is gebeld.
De bewezenverklaring van het tweede feit kan naar het oordeel van de officier van justitie worden gegrond op de verklaring van aangever [slachtoffer 2], welke wordt gesteund door de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1].
Ook de bedreiging van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer 2] verklaart dat verdachte hem met de dood bedreigde en ook [slachtoffer 1] verklaart dat er is gescholden.
Voorts acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft willen beroven. De voorbedachte rade volgt uit het feit dat verdachte eerder die nacht een conflict met [slachtoffer 2] heeft gehad en dat hij toen het onderspit heeft gedolven. Verdachte heeft toen doodsbedreigingen geuit. Met die achtergrond heeft hij een mes bij zich gestoken en is hij naar de kamer van [slachtoffer 2] gegaan. Direct als hij de kamer binnenkomt zoekt hij de confrontatie op en uit hij doodsbedreigingen. Vervolgens begint verdachte op [slachtoffer 2] in te steken en raakt hij hem in zijn voet en rug. Daarbij hadden vitale delen kunnen worden geraakt. Naar het oordeel van de officier van justitie volgt het opzet uit de handelingen en de uitgesproken intentie van verdachte. Ook de voorbedachte rade kan op grond van de geuite bedreigingen en het feit dat verdachte met een mes naar de kamer van [slachtoffer 2] gaat en meermalen op hem insteekt worden bewezen. Verdachte heeft naar het oordeel van de officier van justitie voldoende tijd gehad om zich rekenschap te geven van de gevolgen van zijn voorgenomen handelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende wettig bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Er is enkel de verklaring van [slachtoffer 1] die spreekt over de in de ten laste gelegde genoemde gedragingen. [slachtoffer 2] verklaart enkel dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 1] werd tegengehouden door verdachte en [getuige 1] heeft het enkel over schelden.
Met betrekking tot het tweede feit heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] voor wat betreft het dichtknijpen van de keel geen steun vindt in andere verklaringen. Door [slachtoffer 1] wordt ook verklaard dat [slachtoffer 2] is geslagen, maar nergens blijkt dat [slachtoffer 2] hierdoor ook letsel heeft bekomen of pijn heeft ondervonden, zodat volgens de raadsman ook voor het tweede feit vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het derde feit heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende steun vindt in de verklaringen van andere getuigen, zodat verdachte eveneens van het onder 3 ten laste gelegde zal moeten worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de onder 4 ten laste gelegde poging moord heeft de raadsman aangegeven dat geen twijfel bestaat over het feit dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft gestoken. Naar het oordeel van de raadsman kan echter niet worden bewezen dat het opzet op de dood van [slachtoffer 2] was gericht en dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat gezien de staat waarin verdachte verkeerde hij niet in staat was om een plan te maken. Bovendien staat geenszins vast dat verdachte het mes bij zich had met het doel om [slachtoffer 2] te steken of dat hij het mes bijvoorbeeld reeds eerder bij zich droeg. Als verdachte werkelijk van plan was om [slachtoffer 2] te vermoorden had hij ook niet eerst in de voet gestoken, maar had hij direct in de borststreek gestoken.
Het subsidiair ten laste gelegde komt naar het oordeel van de raadsman voor een bewezenverklaring in aanmerking.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Zoals bij de inleiding is weergegeven heeft [slachtoffer 1] - kort gezegd - verklaard dat verdachte haar mee wilde nemen naar zijn kamer en dat hij daartoe geweld heeft gebruikt. [slachtoffer 2] verklaart dat er op een gegeven moment door [slachtoffer 1] werd gebeld en dat zij hem vroeg om haar te hulp te komen. Hij is met [getuige 1] naar buiten gegaan en daar ziet hij dat [slachtoffer 1] door verdachte werd tegengehouden en door hem werd geduwd.
[getuige 1] heeft vlak na het incident op 22 maart 2012 een korte verklaring afgelegd. Hij verklaart ook dat hij op een gegeven moment met [slachtoffer 2] naar buiten is gegaan en dat ze daar [slachtoffer 1] en verdachte uit elkaar hebben gehaald.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in de voornoemde verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1], zodat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
De verklaring van [slachtoffer 2] dat hij door verdachte is mishandeld en dat hij daarbij bij zijn keel is vastgepakt en is geslagen vindt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in zowel de verklaring van [slachtoffer 1] als de verklaring van [getuige 1].
[slachtoffer 1] verklaart immers dat toen [slachtoffer 2] haar te hulp kwam hij door verdachte is geslagen en geschopt. Ook [getuige 1] verklaart dat nadat ze [slachtoffer 1] en verdachte uit elkaar hadden gehaald [slachtoffer 2] en verdachte ruzie kregen.
Hoewel uit de verklaring van [slachtoffer 2] niet met zoveel woorden volgt dat hij als gevolg van deze mishandeling pijn of letsel heeft ondervonden, leidt de rechtbank uit zijn verklaring, “dat hij heftig is geslagen” , af dat hij hiervan ook pijn moet hebben ondervonden.
Ook het tweede ten laste gelegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene, wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 3
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat wanneer hij [slachtoffer 1] en verdachte heeft gescheiden verdachte maar tegen hem blijft roepen dat hij hem zal vermoorden. Ook als verdachte later diezelfde ochtend voor zijn deur staat uit hij volgens [slachtoffer 2] direct doodsbedreigingen. [slachtoffer 1] noch [getuige 1] verklaren hier over. Echter, uit hun verklaringen volgt wel dat verdachte gewelddadig handelde en agressief was. [slachtoffer 1] verklaart ook dat verdachte aan het schelden was. [getuige 1] verklaart dat verdachte als hij om 6.30 uur voor de deur staat direct naar het bed van [slachtoffer 2] loopt en zegt: ”Ik doe jou moeder, ik doe jou zus.”
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is en voldoende steun vindt in de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1]. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
[slachtoffer 2] verklaart dat het verdachte was die hem in de vroege ochtend van 22 maart 2012 heeft gestoken. Verdachte verklaart dat hij iemand heeft verwond maar dat hij niet meer weet wat er is gebeurd. Op een gegeven moment zag hij een mes met bloed in zijn handen.
Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die de steekverwondingen bij [slachtoffer 2] heeft toegebracht.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte dit opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en bewezen is verklaard volgt dat verdachte eerder die avond [slachtoffer 1] heeft lastiggevallen en dat [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] te hulp is gekomen, waarna een vechtpartij is ontstaan. Toen heeft verdachte reeds doodbedreigingen jegens [slachtoffer 2] geuit.
Uit de verklaring van zowel [slachtoffer 2] alsmede [getuige 1] volgt dat verdachte omstreeks 6.30 uur heeft aangeklopt bij de kamer van [slachtoffer 2]. Vervolgens heeft [getuige 1] de deur open gedaan. [slachtoffer 2] verklaart dat verdachte direct weer begint te dreigen dat hij hem zal vermoorden. Op een gegeven moment haalt verdachte een mes te voorschijn. [slachtoffer 2] verklaart dat hij toen in de hoek van het bed is gaan schuilen. Hij werd toen eerst in zijn voet gestoken en daarna in zijn rug. Ook verklaart hij dat verdachte hem meerdere malen probeerde te steken, maar dat hij steeds weg kon komen. [getuige 1] op zijn beurt verklaart dat verdachte achter zijn rug een mes vandaan haalde en begon in te steken op [slachtoffer 2].
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte het mes mogelijk al gedurende langere tijd bij zich droeg en dat hij dit niet speciaal naar de kamer van [slachtoffer 2] heeft meegenomen. De rechtbank acht dit echter niet aannemelijk gezien de verklaring van verdachte zelf, ondermeer ter zitting van 20 september 2012, dat hij normaal gesproken geen mes bij zich draagt.
De rechtbank kan gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, namelijk
- dat verdachte jegens [slachtoffer 2] doodsbedreigingen heeft geuit toen [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] te hulp kwam;
- dat verdachte met een mes op zak de kamer van [slachtoffer 2] is binnengegaan en daarbij doodsbedreigingen heeft geuit;
- dat verdachte [slachtoffer 2] meermalen met dit mes heeft geprobeerd te steken en hem tot twee maal toe ook daadwerkelijk heeft gestoken, waaronder in het bovenlichaam,
tot geen andere conclusie komen dan dat de daad van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging, maar van een op enige tijd tevoren genomen besluit om [slachtoffer 2] te doden. Aldus heeft verdachte in het tijdsverloop tussen het besluit en de uitvoering daarvan tijd gehad zich te beraden over het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Door de raadsman is aangevoerd dat de gemoedstoestand waarin verdachte zich bevond, te weten het onder behoorlijke invloed van alcohol verkeren, onverenigbaar is met het hem in de tenlastelegging verweten "kalm beraad en rustig overleg". De rechtbank verwerpt dit verweer. Voorbedachte raad is te verenigen met een situatie waarbij iemand onder invloed van alcohol is. Dit sluit immers niet uit het in kalm beraad en rustig overleg beramen en ten uitvoer brengen van een plan om een ander te doden, zoals in casu is geschied.
Voorzover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat verdachte zodanig onder invloed was dat aangenomen moet worden dat hij van elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken wordt ook dit verweer verworpen. Dit betoog vindt geen steun in de door de beide deskundigen uitgebrachte rapporten. Bovendien is weliswaar vast komen te staan dat verdachte onder invloed van alcohol was, maar geen van de getuigen verklaart dat verdachte bijvoorbeeld ‘compleet van de wereld’ was. Door een beveiliger die verdachte eerder die nacht heeft geholpen aan zijn hoofdwond wordt enkel gesproken over een alcohollucht bij verdachte.
Voorts is door de raadsman betoogd dat als verdachte daadwerkelijk het plan had om [slachtoffer 2] te doden hij wel direct gericht in de borststreek zou hebben gestoken en hij dan niet eerst in [slachtoffer 2] zijn voet zou hebben gestoken. De rechtbank is van oordeel dat deze redenering van de raadsman niet opgaat, gelet op de verklaring van aangever dat verdachte hem meermalen probeerde te steken en dat hij in de hoek van het bed is gaan schuilen. Dat [slachtoffer 2] eerst in zijn voet is geraakt past naar het oordeel van de rechtbank bij deze verklaring. Dat verdachte vervolgens hem nog in zijn rug heeft gestoken is naar het oordeel van de rechtbank eerder een aanwijzing dat verdachte tot doel had aangever te doden.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 22 maart 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1],
- bij een hand heeft vastgepakt en vervolgens aan die hand heeft getrokken en
- bij de nek heeft vastgepakt en
- aan de haren heeft getrokken, terwijl die [slachtoffer 1] zich al zittend op de grond bevond en
- in het gezicht heeft geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] zich al zittend op de grond bevond,
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
2.
hij op 22 maart 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geslagen waardoor deze pijn heeft ondervonden.
3
hij op of omstreeks 22 maart 2012 in de gemeente Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden.".
4.
hij op 22 maart 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een mes in de linkervoet en in de rug van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl die [slachtoffer 2] zich al liggend/zittend op een bed bevond en
- meermalen met dat mes een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl die [slachtoffer 2] zich al liggend/zittend op een bed bevond en
- (daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga je vermoorden.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
1 en 2, telkens:
Mishandeling
3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
4:
Poging tot moord
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Enerzijds heeft zij daarbij rekening gehouden met het feit dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en zich in Nederland in een moeilijke situatie bevond. Anderzijds houdt zij rekening met de ernst van met name het onder 4 ten laste gelegde delict. De officier van justitie heeft aangegeven geen mogelijkheden te zien voor behandeling, nu verdachte in Nederland geen verblijfsstatus heeft.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf de rechtbank verzocht rekening te houden met de conclusies van de psycholoog en de psychiater waaruit volgt dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Voorts heeft hij de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest en hij zich in een uitzichtloze situatie bevond.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 22 maart 2012 in het AZC te Almere getracht om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven door hem meerdere malen met een mes te steken.
Het opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven beroven is één van de zwaarste misdrijven die ons Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte heeft getracht
[slachtoffer 2] het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, te ontnemen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van [slachtoffer 2] toen deze [slachtoffer 1] te hulp kwam nadat zij door verdachte werd mishandeld.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Er is over de persoon van verdachte gerapporteerd door een psycholoog en een psychiater. De psycholoog en de psychiater concluderen beiden dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens, te weten alcoholafhankelijkheid en een depressieve stoornis. Ook is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens aangezien verdachte verstandelijk beperkt is. De psycholoog concludeert dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en de psychiater acht verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank zal deze conclusies van de deskundigen overnemen en bij haar oordeel betrekken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Hof Leeuwarden als uitgangspunt genomen, nu het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) geen oriëntatiepunten heeft geformuleerd voor moord. Het Hof Leeuwarden geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van moord een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren. Nu het echter bij een poging is gebleven, dient gelet op het bepaalde in artikel 45, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht naar het oordeel van de rechtbank een oriëntatiepunt van ongeveer 9 jaren gevangenisstraf te gelden.
Strafverminderend werkt in dit geval het feit dat de rechtbank op basis van de conclusies van de deskundigen aanneemt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Verdachte bevindt zich vanaf december 2010 in Nederland en verbleef in verschillende asielzoekerscentra. Hij had geen verblijfsstatus en bevond zich in een procedure om dit alsnog te bereiken. Hij leidt vanaf zijn puberteit aan een alcoholverslaving en zijn situatie in Nederland heeft geleid tot depressieve gevoelens. Mogelijk door de depressie heeft hij minder weerstand kunnen bieden aan de behoefte aan alcohol en onder invloed van deze omstandigheden heeft het ten laste gelegde kunnen gebeuren.
Door de deskundigen is geadviseerd een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om in het kader van een bijzondere voorwaarde behandeling voor de alcoholproblematiek mogelijk te maken. De rechtbank ziet echter gelet op de ernst van de strafbare feiten en het bepaalde in artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht geen ruimte om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist passen en geboden.
9 BESLAG
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten het paspoort, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 57, 285, 300 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 28 augustus 2012 onder vermelde voorwerp, te weten een paspoort;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Schormans, voorzitter, mrs. A. van Holten en
M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2012.
Mr M. Ferschtman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.