ECLI:NL:RBZLY:2012:BY3225
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Moorman
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel inzake last onder dwangsom voor verwijdering van reclameuitingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 november 2012 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat door de Gemeente Zwolle was uitgevaardigd. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had verzet aangetekend tegen het dwangbevel dat op 27 juni 2011 was uitgevaardigd, waarbij de Gemeente de eiser had gelast om een aantal reclame-uitingen te verwijderen. De eiser stelde dat de onderliggende invorderingsbeschikkingen waren gericht aan een niet-bestaande juridische entiteit, en niet aan de eiser zelf, wat de basis vormde voor het verzet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de last onder dwangsom en de invorderingsbeschikkingen ten onrechte op naam van een niet-bestaande entiteit waren gesteld. De eiser had de exploitatie van de kledingzaak voortgezet na het faillissement van de vorige eigenaar, maar de Gemeente had de dwangsom opgelegd aan de oude handelsnaam, die niet meer bestond. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente niet de bevoegdheid had om de dwangsommen van de eiser te vorderen, omdat de last niet op de juiste naam was gesteld.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en oordeelde dat de Gemeente, als in het ongelijk gestelde partij, verantwoordelijk was voor de proceskosten. De kosten werden begroot op een totaal van € 1.002,31, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van correcte tenaamstelling in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor overheden om zorgvuldig om te gaan met juridische entiteiten.