RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/1405 en 12/1593
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[…],
wonende te Almere, eiseres,
gemachtigde: mr. K. Ramdhan,
Belastingdienst/Toeslagen,
gevestigd te Utrecht, verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 mei 2012 waarbij de door haar gemaakte bezwaren tegen de beschikking tot herziening van de op 29 juni 2010 definitief op € 21.546,-- vastgestelde kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 ongegrond zijn verklaard. Voorts heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 juli 2012 het door haar gemaakte bezwaar tegen de beschikking inzake het voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 niet-ontvankelijk is verklaard.
De beroepen zijn ter zitting van 16 november 2012 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer J. Chattou.
1. Eiseres heeft op 15 december 2008 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor 2008 en 2009 voor de opvang van haar kinderen door gastouderbureau Kids2Oma. Aan eiseres is op 3 juli 2009 voor het jaar 2008 een voorschot kinderopvangtoeslag verstrekt van € 21.432,--. Op 29 juni 2010 is de kinderopvangtoeslag over 2008 definitief vastgesteld op € 21.546,--. Op 26 september 2011 heeft verweerder de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over 2008 herzien naar nihil. Op 27 januari 2009 heeft verweerder aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 verstrekt van € 16.525,--. Verweerder heeft op 22 december 2011 het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 herzien tot nihil.
2. Verweerder heeft eiseres in het kader van een onderzoek naar het gastouderbureau Kids2Oma verzocht informatie op te sturen, bestaande uit elk contract dat zij of haar toeslagpartner hebben afgesloten met dat gastouderbureau en kopieën van bankafschriften waaruit blijkt dat zij de gehele opvangperiode kosten heeft gemaakt voor kinderopvang. Eiseres heeft een afschrift van een overeenkomst tussen de vraagouder en het gastouderbureau, een afschrift van een overeenkomst tussen de gastouder en het gastouderbureau en een afschrift van een overeenkomst tussen de vraagouder en de gastouder overgelegd. Verder heeft eiseres een kopie van het inschrijvingsbewijs van 2008, een jaaropgave over 2008 en 2009 en enkele bankafschriften van de gastouder overgelegd. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de vorige rubriek.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht heeft op kinderopvangtoeslag over 2008 en 2009 ten aanzien van de kinderopvang via het gastouderbureau Kids2Oma. Verweerder heeft in dit kader allereerst overwogen dat, nu de overeenkomst op 1 maart 2008 is ondertekend en in de overeenkomst geen uitdrukkelijke ingangsdatum is bepaald, eerst vanaf 1 maart 2008 sprake is van opvang met tussenkomst van Kids2Oma. Verder heeft verweerder overwogen dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij kosten voor de kinderopvang heeft gemaakt. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het door eiseres ingediende bezwaar tegen de beschikking inzake het voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 niet-ontvankelijk is, nu eiseres niet binnen de daartoe gestelde termijn bezwaar heeft aangetekend.
4. Allereerst ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of verweerder terecht het door eiseres ingediende bezwaar tegen de beschikking van 22 december 2011 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.1 De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de beschikking van 22 december 2011 niet-aangetekend naar eiseres is verstuurd. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 10 mei 2011 (LJN: BQ4617) dient het bestuursorgaan in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit of een ander rechtens van belang zijnd document, aannemelijk te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Uit het dossier blijkt dat in het besluit het juiste adres van eiseres is opgenomen, maar hier blijkt niet uit dat het besluit ook daadwerkelijk is verzonden. Verweerder heeft aangegeven dat hier ook geen bewijs van geleverd kan worden, nu beschikkingen automatisch verzonden worden vanuit het systeem. De rechtbank merkt in dit kader op dat verweerder er voor gekozen heeft om de verzending van beschikkingen niet te documenteren, hetgeen voor zijn rekening en risico dient te komen. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit naar eiseres is verzonden, heeft verweerder ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft immers aangegeven eerst met de aanmaning van 27 maart 2012 op de hoogte te zijn geraakt van het besluit van 22 december 2011, nu zij op 16 april 2012 bezwaar heeft ingesteld was dit tijdig.
4.2 De rechtbank verklaart het beroep gericht tegen de beschikking van 2 juli 2012 gegrond.
4.3 Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 437,--; wegingsfactor 1).
4.4 De beslissing op het bezwaar moet worden vernietigd. Vanwege de hierna volgende overwegingen voorziet de rechtbank zelf in de zaak en beslist op het bezwaarschrift in hierna te noemen zin. De uitspraak treedt in zoverre in de plaats van de vernietigde beslissing op bezwaar. Voor zover nodig vestigt de rechtbank in dit verband de aandacht op het bepaalde in artikel 8:80 Awb.
5.1 Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder n, van de Wet kinderopvang (Wko), zoals die gold ten tijde hier van belang, is kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang.
5.2 Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko, zoals dit gold ten tijde hier van belang, heeft een ouder aanspraak op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
5.3 Ingevolge artikel 52 van de Wko, geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
5.4 Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wko, zoals dit gold ten tijde hier van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing.
5.5 Met ingang van 1 augustus 2010 is de Wko voorzien van een nieuwe citeertitel, luidende: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp). De Wkkp bevat (nagenoeg) gelijkluidende bepalingen als hiervoor genoemd.
5.6 Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
5.7 Het vierde lid bepaalt dat indien niet aan de in de vorige leden genoemde verplichtingen is voldaan, de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming bepaalt.
5.8 Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wko, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten. Als een ouder geen kosten maakt, komt hij mitsdien niet in aanmerking voor toeslag. Nu de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming is, worden niet de volledige kosten van kinderopvang vergoed, maar een deel, zodat de vraagouder steeds zelf nog kosten dient te maken.
De Afdeling heeft in de uitspraak van 22 juni 2011, LJN BQ8833, overwogen dat een vraagouder zoals eiser een deugdelijke administratie moet bijhouden van de betalingen aan de gastouder.
5.9 Uit de door eiseres overgelegde jaaropgave over 2008 blijkt niet dat eiseres een eigen bijdrage heeft betaald. Uit de overgelegde jaaropgave over 2009 blijkt dat eiseres een eigen bijdrage diende te betalen van € 2.259,20, maar eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat zij deze eigen bijdrage daadwerkelijk heeft betaald. Dat eiseres de loonheffing heeft betaald, toont niet aan dat zij een eigen bijdrage die verder strekt dan de ontvangen kinderopvangtoeslag heeft betaald. Nu eiseres niet heeft aangetoond dat zij een eigen bijdrage heeft betaald, heeft verweerder terecht geoordeeld dat zij geen recht had op kinderopvangtoeslag over zowel 2008 als 2009. Nu eiseres verzocht is om de daadwerkelijk gemaakte kosten aan te tonen en zij dit niet heeft gedaan, is het tegen het besluit van 22 december 2011 gerichte bezwaar kennelijk ongegrond, van het horen kon dan ook worden afgezien (artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht).
5.10 Ten aanzien van het beroep van eiseres op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur overweegt de rechtbank dat verweerder volgens de wet ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming dient te bepalen indien niet aan alle vereisten is voldaan. Dit is een verplichting voor verweerder. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake zou zijn van een schending van de beginselen van behoorlijk bestuur die met zich brengt dat uitvoering van de wettelijke bepalingen voor verweerder geen rechtsplicht meer zou zijn.
De rechtbank
-verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 2 juli 2012 gegrond;
-vernietigt het besluit van 2 juli 2012;
-verklaart het bezwaar tegen verweerders besluit van 22 december 2011, bij welk besluit het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 op nihil is gesteld, ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 2 juli 2012;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,--, te voldoen aan eiseres;
-gelast dat verweerder het griffierecht ad € 41,-- aan eiseres vergoedt;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 29 mei 2012 ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, en door hem en L.S. Lodder als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep