RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.682002-12 (P)
Uitspraak: 10 december 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum],
wonende te [adres].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot 2 juni 2011 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 362 althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven personen op of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot 2 juni 2011 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 362 althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1maart 2011 tot 2 juni 2011 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) en/of onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
2.
Hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot 2 juni 2011 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
Althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot 2 juni 2011in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot 2 juni 2011 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door opzettelijk toe te laten dat die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) en/of onbekend gebleven persoon/personen in de woning van hem, verdachte, ten behoeve van het in bedrijf stellen/hebben van een hennepkwekerij de elektriciteitsmeter heeft/hebben gemanipuleerd en/of (dientengevolge) illegaal ten behoeve van die hennepkwekerij elektriciteit heeft/hebben afgenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde verdachte slechts zijn zolder ter beschikking heeft gesteld en derhalve medeplichtige is en geen medepleger. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de meter de stroom heeft gemeten en hij derhalve geen stroom heeft gestolen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
Naar aanleiding van een melding van de mogelijke aanwezigheid van een hennepplantage aan de [adres] te Deventer is op 31 mei 2011 is een onderzoek ingesteld bij het betreffende perceel met behulp van een warmtebeeldcamera. De verbalisant zag dat het een hoekwoning betrof en heeft een onderzoek ingesteld aan de achterzijde van de woning. De verbalisant zag dat het dak aan de achterzijde van de woning aanzienlijk meer warmte uitstraalde dan soortgelijke omliggende objecten. Hierdoor werd het vermoeden van een mogelijke hennepplantage bevestigd.
Naar aanleiding van de bevindingen met de warmtecamera is een nader onderzoek ingesteld op de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te Deventer. Op het pand is een in werking zijnde hennepkwekerij met 362 hennepplanten aangetroffen.
Voorts heeft de politie restafval van hennep in zakken gevonden, hetgeen een eerdere oogst aannemelijk maakt.
Uit het proces-verbaal expertiseverslag van de politie IJsselland blijkt dat 2 monsters van het aangetroffen plantmateriaal zijn onderzocht. Monster 1 bevatte hennepplanten en monster 2 bevatte restafval. Beide monsters bevatten/bestonden uit Cannabis.
Verdachte heeft op 1 juni 2011 bij de politie verklaard dat hij inderdaad een hennepkwekerij op zijn zolder heeft (met ongeveer 370 planten) doch dat hij niet de eigenaar is van de kwekerij. Verdachte heeft verklaard dat een kennis van hem, [medeverdachte 1], ongeveer 3 maanden daarvoor (de rechtbank begrijpt 3 maanden voor 1 juni 2011) de kwekerij heeft aangelegd en dat hij in ruil voor het beschikbaar stellen van zijn zolder geld zou krijgen. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft ingestemd met het aanleggen van de kwekerij omdat verdachte het inkomen miste van zijn krantenwijk die hij door zijn lichamelijke gesteldheid niet meer kon doen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij na de eerste oogst € 3.000,- van [medeverdachte 1] heeft ontvangen.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij verder niets heeft betaald aan aanleg of onderhoud van de kwekerij. [medeverdachte 1] heeft alles geregeld en kwam een keer in de week voor de kwekerij.
De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling wegens “medeplegen” een nauwe en bewuste samenwerking tussen de deelnemers aan het strafbare feit is vereist. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens, met opzet, samenwerken tot het verrichten van de strafbare gedraging. Niet nodig is dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen zelf verrichten.
Uit de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte heeft ingestemd met het opzetten van een hennepkwekerij op zijn zolder terwijl hij wist dat dit illegaal was. Hij was daarbij op de hoogte van het aantal planten dat zou worden gekweekt en de professionel opzet van de kwekerij.
Verdachte heeft gedeeld in de opbrengst van de eerste oogst. Dat die eerste opbrengst verdachte erg tegenviel nadat hij later bij de politie kennis kreeg van de daadwerkelijke opbrengst van de eerste oogst, doet daar niet aan af. Tenslotte overweegt de rechtbank dat verdachte [medeverdachte 1] elke week heeft binnengelaten om de planten te verzorgen.
Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij slechts zijn zolder beschikbaar heeft gesteld en verder geen enkele bemoeienis heeft gehad met de kwekerij niet geloofwaardig.
Gezien het voornoemde is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat aan de vereisten voor medeplegen is voldaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medepleger is van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij valt op te maken dat verbalisanten hebben geconstateerd dat met de elektriciteitsmeter was geknoeid.
Uit de aangifte van Enexis B.V. blijkt dat met de zegels van de meter was gefraudeerd en voorts heeft de fraude-inspecteur geconstateerd dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie was verzwaard door de zekeringen te vervangen. Door deze manipulatie werd de afgenomen elektriciteit niet meer correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het proces-verbaal valt tot slot op te maken dat 11.480 kWh illegaal is afgenomen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] ook de stroomvoorziening voor de kwekerij heeft aangelegd en dat [medeverdachte 1] daartoe zwaardere zekeringen heeft aangebracht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dat verdachte vooraf op de hoogte was van het plan met de elektriciteitskast te knoeien door zwaardere zekeringen aan te brengen. Verdachte heeft dit willens en wetens laten gebeuren. Ook met voornemen van [medeverdachte 1] de meter terug te draaien had verdachte geen enkel probleem. Dat dit bij een voornemen is gebleven en niet daadwerkelijk is uitgevoerd doet daar niet aan af. De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat verdachte wel degelijk de intentie had zich de elektriciteit wedderrechtelijk toe te eigenen. En dat dit wegnemen ook daadwerkelijk is gebeurd doordat door het plaatsen van de zwaardere zekeringen de werkelijke afname van de hoeveelheid energie niet correct is geadministreerd.
Zoals bij het onder 1 primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten voor medeplegen is voldaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medepleger is van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
Hij op of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot 2 juni 2011 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld en verwerkt en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 362 althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot 2 juni 2011 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking.
Van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 3, onder B van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 3, onder C van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking,
strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een geheel voorwaardelijke straf bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij een actieve rol heeft gespeeld bij het vervaardigen van softdrugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Het meewerken aan de handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de reclasseringsrapportage van Tactus verslavingszorg d.d. 12 maart 2012 waaruit valt op te maken dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag nu er geen sprake is van een patroon en verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De reclassering adviseert derhalve een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met ene proeftijd van 2 jaren zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien het voornoemde zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke straf opleggen met een proeftijd van 2 jaren.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De gevangenisstraf zal niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. G.E.A. Neppelenbroek en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2012.
Mr. G.E.A. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.