ECLI:NL:RBZLY:2012:BY7606

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
193594
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in landinrichtingsprocedure na intrekking van bezwaren door eisers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, hebben eisers bezwaren ingediend tegen het plan van toedeling in het kader van de landinrichtingsprocedure Rond de Weerribben. De rechtbank heeft eerder, op 11 april 2012, een vonnis uitgesproken waarin de bezwaren van eisers gegrond zijn verklaard, en de landinrichtingscommissie is opgedragen om binnen twee maanden een nieuw voorstel voor de toedeling aan te leveren. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2012 hebben eisers echter hun bezwaren onvoorwaardelijk ingetrokken, in de veronderstelling dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten met de landinrichtingscommissie. Dit leidde tot de vraag of de rechtbank nog bevoegd was om te oordelen over het nieuwe voorstel van de landinrichtingscommissie, aangeduid als optie 3.

De rechtbank heeft vastgesteld dat door de intrekking van de bezwaren de wettelijke voorwaarden voor het doen van uitspraak niet meer voldaan zijn. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om te beslissen over het voorstel van de landinrichtingscommissie. Tevens heeft de rechtbank de landinrichtingscommissie veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van eisers zijn begroot op EUR 1.164,00. De uitspraak benadrukt de gevolgen van het intrekken van bezwaren in het kader van de landinrichtingswet en de rechtskracht van het oorspronkelijke plan van toedeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters en is openbaar uitgesproken op 14 november 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 193594 / HZ ZA 11-1069
Vonnis van 14 november 2012
in de zaak van
1. [A],
wonende te [woonplaats],
2. [B],
wonende te [woonplaats],
3. [C],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.T. Fuller te Zwolle,
tegen
de procesbevoegdheid bezittende
LANDINRICHTINGSCOMMISSIE NOORDWEST-OVERIJSSEL,
(herinrichting Rond de Weerribben),
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
vertegenwoordiger: mr. C.M.J. Ribbers, regiojurist Oost van DLG te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers] en landinrichtingscommissie genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 11 april 2012
- de brief van de landinrichtingscommissie (met bijlagen) van 10 september 2012
- de brief van de landinrichtingscommissie van 13 september 2012 (met aanvullend proces-verbaal (met bijlagen) van 15 juni 2012)
- de oproeping van partijen en belanghebbenden voor de zitting van 2 oktober 2012, waarbij de van de landinrichtingscommissie ontvangen stukken, behoudens aan de landinrichtingscommissie, bij de oproep zijn meegezonden
- de brief van [eisers] (met bijlagen) van 1 oktober 2012
- de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 2 oktober 2012
- de pleitnotities van de zijde van de landinrichtingscommissie met stukken houdende de toedeling in kaart en cijfers volgens de optie 17-07-2012 en die volgens optie 3
- de pleitaantekeningen van mr. Fuller.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. [eisers] hebben bij de landinrichtingscommissie bezwaren aangevoerd tegen het plan van toedeling in het blok Rond de Weerribben. Deze bezwaren zijn op twee zittingen voor de rechter-commissaris behandeld. Aangezien omtrent de bezwaren geen overeenstemming is bereikt, heeft de rechter-commissaris de zaak verwezen naar de zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank.
2.2. Bij vonnis van 11 april 2012 heeft de rechtbank beslist omtrent de bezwaren van [eisers] zoals al aanstonds aangevoerd bij de landinrichtingscommissie alsmede omtrent de bezwaren van [eisers] tegen het plan van toedeling die bij de tweede zitting van de rechter-commisssaris te berde zijn gebracht. De bezwaren strekten tot herziening van het plan van toedeling, waaromtrent door [eisers] gedurende de procedure(s) alternatieve voorstellen zijn gedaan.
2.3. Behoudens voor zover de niet al aanstonds ingediende bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard, heeft de rechtbank bij genoemd vonnis de bezwaren van [eisers] tegen het plan van toedeling gegrond verklaard. Bij dat vonnis heeft de rechtbank voorts bepaald dat de landinrichtingscommissie binnen twee maanden na datum van het vonnis aan de rechtbank een nader voorstel voor de toedeling aan [eisers] dient over te leggen.
2.4. Naar aanleiding van het vonnis heeft laatstelijk tussen partijen overleg plaatsgevonden omtrent een alternatief plan voor de toedeling aan [eisers] volgens een voorstel van [eisers], bijgevoegd als bijlage 5 bij het Aanvullend proces-verbaal van 15 juni 2012.
2.5. Een door de landinrichtingscommissie opgestelde en aan [eisers] ter ondertekening toegezonden akkoordverklaring ter zake van laatstbedoeld alternatief plan voor de toedeling is door [eisers] niet ondertekend.
2.6. De landinrichtingscommissie heeft in haar brief van 10 september 2012 de rechtbank verzocht om voortzetting van de procedure door oproeping van partijen c.q. belanghebbenden voor een mondelinge behandeling op 2 oktober 2012, omdat zij niet anders kan constateren dan dat de nieuwe toedeling niet kan rekenen op instemming van betrokkenen.
2.7. De landinrichtingscommissie heeft voorts in haar brief van 13 september 2012 alsook ter zitting medegedeeld dat er geen overeenstemming bestaat over de toedeling aan [eisers]
2.8. De landinrichtingscommissie heeft daarbij een nader voorstel voor de toedeling aan [eisers], vereist krachtens het vonnis van 11 april 2012, aan de rechtbank, overgelegd,
welk voorstel blijkens het aanvullend proces-verbaal als tweede optie is besproken tussen de landinrichtingscommissie en [eisers] op 8 mei 2012, en welk voorstel de landinrichtingscommissie ter zitting bij de rechtbank als optie 3 met kaart en cijfers heeft gedocumenteerd.
2.9. [eisers] hebben ter zitting verklaard dat zij hun bezwaren tegen het plan van toedeling hebben ingetrokken en dat zij deze intrekking niet herroepen.
3. Het geschil
3.1. De landinrichtingscommissie verzoekt de rechtbank te beslissen op het bezwaarschrift van [eisers] door de toedeling te wijzigen conform het toedelingsvoorstel volgens optie 3. Met dit voorstel wordt volgens de landinrichtingscommissie tegemoet gekomen aan de oorspronkelijke bezwaren van [eisers] tegen het plan van toedeling terwijl de toedeling volgens dit voorstel volledig beantwoordt aan de uitgangspunten voor de ruilverkaveling door huiskavelvergroting (100%), kavelconcentratie en afstandsverkorting.
3.2. [eisers] hebben zich op het standpunt gesteld dat zij op 11 juni 2012 hun bezwaarschrift van 28 december 2011 - bedoeld moet zijn 28 december 2010 - hebben ingetrokken. Zij achten de rechtbank niet bevoegd om thans een vonnis te wijzen dat ertoe strekt dat optie 3 wordt bepaald als hun toedeling.
3.3. [eisers] stellen zich op het standpunt dat op 11 juni 2012 afspraken zijn gemaakt tussen hen en de landinrichtingscommissie omtrent de toedeling aan [eisers] en dat partijen over die toedeling overeenstemming hebben bereikt. In die afspraken achten [eisers] geen grondslag gelegen voor het opnemen van een nadere voorwaarde in de aan hen ter ondertekening voorgelegde akkoordverklaring, strekkende tot het afzien door [eisers] van het recht om bezwaar te maken bij de Lijst der geldelijke regelingen inzake de waarde van de toe te delen gronden vanwege de kwaliteit van de grond. [eisers] achten het stellen van deze voorwaarde in strijd met de op 11 juni 2012 bereikte overeenstemming en voorts in strijd is met het stelsel van de wet.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank stelt vast dat de landinrichtingscommissie haar eerst ter zitting een uitgewerkt nieuw voorstel voor de toedeling aan [eisers] onder de benaming optie 3 heeft voorgelegd, ten aanzien waarvan zij aan de rechtbank een vonnis tot vaststelling daarvan als de toedeling aan [eisers] verzoekt.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat zij niet (langer) de bevoegdheid heeft om zodanig vonnis tussen partijen te wijzen. De grond daarvoor is gelegen in de nadere ontwikkelingen in de zaak in samenhang met de navolgende rechtsoverweging.
4.3. De systematiek van de Landinrichtingswet voorziet erin dat, voor zover de behandeling van bezwaren van een belanghebbende tegen het plan van toedeling bij de rechter-commissaris niet tot overeenstemming heeft geleid en voor zover geschillen blijven bestaan, de rechtbank na verwijzing van de zaak door de rechter-commissaris ter zake van de bezwaren c.q. het plan van toedeling uitspraak doet, waarbij het plan van toedeling zo nodig dienovereenkomstig wordt gewijzigd.
4.4. Vast staat dat [eisers] hun bezwaren tegen het plan van toedeling, als al aanstonds ingebracht bij hun bezwaarschrift van 28 december 2010 dan wel in een later fase gedurende de behandeling daarvan, zonder beperkingen hebben ingetrokken en wel na het vonnis van deze rechtbank van 11 april 2012.
4.5. Dit brengt mee dat aan de wettelijke voorwaarden waaronder de rechtbank uitspraak kan doen omtrent bezwaren tegen het plan van toedeling niet meer wordt voldaan. De door de rechter-commissaris naar haar zitting verwezen bezwaren, waaromtrent een geschil is blijven bestaan, zijn immers als gevolg van de intrekking daarvan niet meer aan de orde. De omstandigheid dat de rechtbank bij haar eerdere vonnis die bezwaren, voor zover niet-ontvankelijkverklaard, gegrond heeft verklaard, maakt dat niet anders.
4.6. In verband hiermede zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren.
4.7. Ter voorlichting van partijen zij vermeld, dat deze gevolgtrekking niet met zich brengt dat het plan van toedeling, voor zover [eisers] betreffende, wordt gewijzigd of wordt vastgesteld overeenkomstig de toedeling aan [eisers] waaromtrent al dan niet naar de standpunten van partijen een vaststellingsovereenkomst is gesloten op 11 juni 2012. Het plan van toedeling zoals dat door de landinrichtingscommissie in eerste aanleg is vastgesteld, heeft als gevolg van de intrekking van de bezwaren daartegen rechtskracht gekregen.
4.8. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de bezwaren van [eisers] tegen het plan van toedeling bij haar vonnis van 11 april 2012, voor zover niet niet-ontvankelijk verklaard, gegrond zijn verklaard aanleiding om de landinrichtingscommissie te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- vast recht EUR 260,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.164,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart zich onbevoegd te beslissen omtrent het nader voorstel van de landinrichtingscommissie voor de toedeling aan [eisers], aangeduid als optie 3,
5.2. veroordeelt de landinrichtingscommissie in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 1.164,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Moorman, mr. M.H.S. Lebens-de Mug en mr. W.J.B. Cornelissen en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2012.