ECLI:NL:RBZLY:2012:BY7855

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
196111
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing van erfdienstbaarheid

In deze zaak vorderden eisers de opheffing van een erfdienstbaarheid die hen het recht gaf om via een voetpad naar de openbare weg te gaan. De eisers stelden dat gedaagden geen redelijk belang meer hadden bij de uitoefening van deze erfdienstbaarheid, omdat er een 'redelijk alternatief' zou zijn in de vorm van een nieuw achterpad dat door een projectontwikkelaar zou worden gerealiseerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het enkele feit dat er een alternatief zou zijn, niet voldoende is om te concluderen dat gedaagden geen redelijk belang meer hebben bij de bestaande erfdienstbaarheid. De rechtbank verwees naar artikel 5:79 BW, dat bepaalt dat een erfdienstbaarheid kan worden opgeheven als de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening ervan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden al jarenlang gebruik maken van de erfdienstbaarheid en dat hun belangen, zoals privacy en veiligheid, zwaarder wegen dan de belangen van eisers. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eisers niet konden worden toegewezen, omdat niet was aangetoond dat gedaagden geen redelijk belang meer hadden bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van gedaagden, die op dat moment waren begroot op EUR 1.171,00. Het vonnis werd uitgesproken op 14 november 2012 door mr. T.R. Hidma.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 196111 / HZ ZA 12-81
Vonnis van 14 november 2012
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. P. Feenstra,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
4a. [gedaagde sub 4a],
wonende te [woonplaats],
4b. [gedaagde sub 4b],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
6. [gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats],
7. [gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats],
8. [gedaagde sub 8],
wonende te [woonplaats],
9a. [gedaagde sub 9a],
wonende te [woonplaats],
9b. [gedaagde sub 9b],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.J.M. Pinners, die zich na de dagbepaling van de descente en de comparitie aan de zaak heeft onttrokken behoudens ten aanzien van gedaagde sub 1.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden, c.q. gedaagde sub 1, 2 enzovoorts genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 mei 2012
- het proces-verbaal van descente en van comparitie van 28 september 2012, waaraan een aantal foto's is gehecht.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eisers zijn eigenaar van de onroerende zaak te [woonplaats]aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie O, nummer 91.
2.2. Gedaagden zijn op hun beurt eigenaar van de onroerende zaken te [woonplaats] aan de [straat], respectievelijk: huisnummer 5, sectie O, nummer 88 (gedaagde sub 1), huisnummer 7, sectie O, nummer 89 (gedaagde sub 2), huisnummer 13, sectie O, nummer 92 (gedaagden sub 3 tot en met 7, ieder voor 1/5 gedeelte blote eigenaar, en gedaagde sub 8 als vruchtgebruiker) en huisnummer 15, sectie O, nummer 93 en 132 (gedaagden sub 9).
2.3. Ten laste van het perceel van eisers ([straat] 11) en ten behoeve van de percelen van gedaagden ([straat] 5, 7, 13 en 15) is gevestigd de erfdienstbaarheid van voetpad om te komen en te gaan - ook met voertuigen aan de hand - van en naar de [straat] te [woonplaats], hierna: de erfdienstbaarheid.
2.4. In samenspraak met de gemeente [woonplaats] ontwikkelt de woningbouwcorporatie 'DeltaWonen' een nieuwbouwproject, genaamd 'de nieuwe Hanzewijk'. In de nabijheid van gemelde woningen is inmiddels een aantal nieuwe woonblokken gerealiseerd. De opstartfase van het laatste nieuwe woonblok vlak achter de rij woningen van partijen is in gang gezet.
2.5. Op 19 oktober en 2 november 2011 heeft 'DeltaWonen' informatiebijeenkomsten georganiseerd voor de bewoners van de [straat] 5 tot en met 15.
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen - samengevat -:
1. de erfdienstbaarheid op te heffen, althans vervallen te verklaren dan wel een zodanige (erfdienstbaarheid te vestigen, rb.) als de rechtbank rechtens juist en billijk acht;
2. gedaagden te veroordelen om binnen vier weken na het te wijzen vonnis een notariële akte op te laten maken tot opheffing, althans afstand door gedaagden van de erfdienstbaarheid, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 500,00 voor iedere dag dat gedaagden daarmee in gebreke blijven en daarbij tevens op de voet van artikel 3:300 BW te bepalen dat de uitspraak van de rechtbank in plaats van bedoelde akte zal treden en dezelfde kracht zal hebben als een in de wettige vorm opgemaakte notariële akte met die inhoud, ten einde te worden ingeschreven in de openbare registers;
3. de veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Eisers zijn onder verwijzing naar artikel 5:79 BW van mening dat gedaagden geen redelijk belang hebben bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Zij beroepen zich blijkens gemeld proces-verbaal niet langer op artikel 5:78 BW, welk wetsartikel - zoals gedaagden terecht opmerken - op grond van het overgangsrecht NBW niet kan leiden tot opheffing, nu de onderhavige erfdienstbaarheden vóór 1992 zijn gevestigd.
4.2. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de vorderingen voor dadelijke afwijzing gereed, waartoe als volgt wordt overwogen.
4.2.1. Voor zover van belang bepaalt artikel 5:79 BW dat de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid kan opheffen, indien de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat het redelijk belang daarbij zal terugkeren.
4.2.2. Voorop staat dat de vraag of een belang van de eigenaar van het heersende erf bij het voortduren van de erfdienstbaarheid al dan niet als 'redelijk' kan worden aangemerkt, niet los kan worden gezien van de belangen van de eigenaar van het dienende erf. Dit betekent echter niet dat de belangen van de eigenaar van het dienende erf even zwaar wegen als die van de eigenaar van het heersende erf. Uit de rechtsgeldige vestiging van een erfdienstbaarheid volgt dat de belangen van het dienende erf in beginsel ondergeschikt zijn gemaakt aan de bij de uitoefening van die erfdienstbaarheid betrokken belangen van de eigenaar van het heersende erf.
4.2.3. Het enkele feit dat een 'redelijk alternatief' voorhanden zou zijn (zie daaromtrent evenwel hierna), voldoet niet aan vooromschreven maatstaf en kan de conclusie dat de erfdienstbaarheid dient te worden opgeheven daarom niet dragen.
4.2.4. Eisers verwijzen naar voormeld nieuwbouwproject, in welk kader het realiseren van een gezamenlijke achtersteeg aan de orde is. Zij beroepen zich daarbij op een 'redelijk alternatief', te weten de door de projectontwikkelaar aan de bewoners van de [straat] geboden mogelijkheid om in de toekomst via dit nieuw te realiseren achterpad hun percelen via een eigen 'achterom' te bereiken, namelijk door dit achterpad direct aan te laten sluiten op de percelen van gedaagden. Dit achterpad wordt permanent van aard en de rechten van gedaagden worden notarieel verankerd, zodat de bestaande erfdienstbaarheid overbodig is, aldus eisers.
4.2.5. Gedaagden voeren aan dat zij sinds jaar en dag van de erfdienstbaarheid gebruik maken op de wijze waarvoor deze is bedoeld, te weten om via het voetpad lopend (al dan niet met de fiets aan de hand) naar de [straat] te komen en te gaan, een en ander op de minst belastende wijze. Gedaagden hebben een redelijk belang om het bestaande voetpad juist niet te laten aansluiten op de nieuwe - ten behoeve van de te bouwen woningen evenwijdig aan het bestaande voetpad aan te leggen - achtersteeg, onder meer omdat dit ten koste gaat van hun privacy en gevoelens van veiligheid. Bovendien zouden zij dan uitkomen op de Sontstraat en vervolgens een blok moeten omlopen om aan de voorzijde van hun woningen aan de [straat] te kunnen komen, welke afstand meer dan dubbel zo lang is.
4.2.6. Eisers erkennen weliswaar het recht van gedaagden om niet in te stemmen met gemeld voorstel van de projectontwikkelaar om bedoeld nieuw achterpad direct te laten aansluiten op hun percelen (om aldus een eigen achterom te creëren, welke uitgang overigens uitkomt op de achtergelegen Sontstraat), maar de rechtbank verwerpt eisers opvatting dat deze weigering voor hun risico komt, in die zin dat deze weigering tot gevolg zou hebben dat zij zich niet kunnen blijven beroepen op de erfdienstbaarheid.
4.2.7. Op geen enkele wijze valt in te zien dat de - overigens nauwelijks geconcretiseerde - belangen van eisers bij opheffing redelijkerwijs moeten prevaleren boven die van gedaagden bij handhaving. Eisers volstaan ermee te verwijzen naar de 'nieuwe situatie', ter onderbouwing waarvan de producties 8 en 9 in het geding zijn gebracht. Voor zover die tekeningen al voldoende inzichtelijk zijn (zij zijn immers 'niet op schaal' en bovendien voorzien van de opmerking dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend), constateert de rechtbank dat geenszins is komen vast te staan dat die 'nieuwe situatie' daadwerkelijk conform gerealiseerd gaat worden. Reeds uit dien hoofde kan niet worden geconcludeerd dat gedaagden geen redelijk belang meer hebben bij handhaving van de bestaande erfdienstbaarheid. Dit geldt te meer omdat eisers er volledig aan voorbij gaan dat toewijzing van hun vorderingen, terwijl thans nog op geen enkele wijze feitelijk is voorzien in bedoeld 'redelijk alternatief', hoe dan ook onaanvaardbaar zou zijn.
4.2.8. Volledigheidshalve wijst de rechtbank er nog op dat de deugdelijk onderbouwde privacy- en veiligheidsargumenten van gedaagden in het kader van vooromschreven belangenafweging zwaarder wegen dan het door eisers genoemde feit dat zij een caravan op de stoep hebben staan die door eventuele voorbijgangers kan worden beschadigd. Eisers miskennen voorts dat het niet primair gaat om het bereiken van de openbare weg, doch blijkens de tekst van de erfdienstbaarheid specifiek om de toegang tot de [straat]. Dat de af te leggen afstand van en naar de [straat] via het (feitelijk nog niet gerealiseerde) alternatief van de Sontstraat beduidend langer is, staat daarenboven vast.
4.3. Al met al kan niet worden gesproken van een 'redelijk alternatief'. Het door eisers gestelde leidt niet tot de slotsom dat gedaagden geen redelijk belang meer hebben bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid.
4.4. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op:
- griffierecht EUR 267,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.171,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op EUR 1.171,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2012.