ECLI:NL:RBZLY:2012:BY7857

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
193874
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg distributieovereenkomst en inspanningsverbintenis in civiele procedure

In deze civiele procedure, uitgesproken door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 31 oktober 2012, staat de uitleg van een distributieovereenkomst centraal. Eiser, handelend onder de naam [A], heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de besloten vennootschap BUITER BETON BV voor de duur van vijf jaar, met als doel het exclusiviteitsrecht voor de inkoop, verkoop en distributie van [A]-producten. Eiser vordert de ontbinding van deze overeenkomst en schadevergoeding, stellende dat gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat op eiser de stelplicht en bewijslast rust met betrekking tot de beweerdelijke tekortkoming van gedaagde. De rechtbank constateert dat de overeenkomst een inspanningsverbintenis bevat, waarbij de 'maximale inspanning' om omzet te genereren niet nader is geconcretiseerd. Eiser kan niet aantonen dat gedaagde tekort is geschoten, aangezien de intentie om een bepaalde omzet te behalen niet gelijkstaat aan een garantie. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af, met uitzondering van de subsidiaire vordering tot ontbinding van de overeenkomst, waartegen gedaagde zich niet verzet. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op EUR 7.173,50.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 193874 / HZ ZA 12-27
Vonnis van 31 oktober 2012
in de zaak van
[eiser],
- handelende onder de naam [A]
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. V. van Dijken te Nijkerk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUITER BETON BV,
gevestigd te Balkbrug,
gedaagde,
advocaat mr. H.J. Hoekman te Stadskanaal.
Partijen zullen hierna eiser en gedaagde genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 april 2012
- de in het kader van de comparitie door beide partijen in het geding gebrachte producties
- het proces-verbaal van comparitie van 17 juli 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben op 9 januari 2010 een samenwerkingsovereenkomst - hierna: 'de overeenkomst' - gesloten voor de duur van vijf jaar.
2.2. In deze overeenkomst is onder meer het navolgende bepaald:
Overwegende dat:
(...)
Leverancier en Buiter Beton overeenkomen dat Buiter Beton onder de navolgende voorwaarden het exclusiviteitsrecht verwerft voor de inkoop, verkoop en distributie van [A]-producten aan haar afnemers zijnde onder andere hoveniersbedrijven zoals hierna gedefinieerd.
(...)
Buiter Beton de producten wenst in te kopen, met het doel deze voor eigen rekening en risico te vermarkten binnen Nederland.
(...)
Artikel 1. Exclusiviteitsrecht:
(...)
Bestaande [A] klanten zullen door Buiter Beton worden overgenomen.
Beide partijen realiseren zich dat een Exclusiviteitsrecht aan bouwmarkten, tuincentra of hun toeleveranciers nadelig is voor Buiter Beton. Uitgesloten partijen voor verkoop van [A]-producten zijn onder andere tuincentra en bouwmarkten.
Artikel 2. Duur en beëindiging van de overeenkomst:
(...)
Het is Leverancier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Buiter Beton niet toegestaan de [A]-producten zelf te distribueren of anderszins te gelde te maken binnen Nederland voor de markt van de "Hoveniers- en Vijverbranche".
(...)
Artikel 3. Leverancier:
(...)
De verkoop van [A]-producten door Leverancier vindt uitsluitend plaats door middel van directe bestelling en levering, derhalve zonder tussenkomst van andere partijen.
Artikel 4. Afnemer:
(...)
Buiter Beton verplicht zich tot het plaatsen en tentoonstellen in zijn verkoopruimte van minimaal drie [A] producten van uiteenlopende aard (b.v. vijver, pergola, afscheiding).Deze showproducten zullen in overleg en overeenstemming met Leverancier worden geleverd.
(...)
Buiter Beton zal zich naar beste kunnen inspannen om voldoende producten van Leverancier te verkopen, teneinde het niveau van verkoop te bereiken en te handhaven, dat wederzijds is besproken en vastgesteld als zijnde een redelijke norm om te bereiken.
Artikel 5: Doelstellingen:
Leverancier en Buiter Beton zullen een jaarlijkse ontmoeting houden die plaatsvindt één (1) maand voor het begin van ieder nieuw opvolgend jaar van de overeenkomst, teneinde een redelijke uitvoering en redelijke verkoopdoelstellingen te bespreken en vast te stellen voor dat jaar van de overeenkomst.
(...)
Artikel 7. Verkoopondersteuning door Leverancier:
Buiter Beton ontplooit, organiseert en financiert de verkoopactiviteiten (in principe) zelfstandig. Leverancier zal daar waar mogelijk Buiter Beton ondersteunen bij de marketing en verkoop van de [A] producten.
(...)
Artikel 10. Prijsstelling en financiële afspraken:
(...)
Van Buiter Beton wordt verwacht maximale inspanning te leveren om een zo hoog mogelijke omzet te genereren, waarbij de intentie is in het eerste jaar een verkoopomzet van ± EUR 100.000,-- te behalen, waarna op basis van de opgedane ervaring 2010 de omzet voor de volgende jaren gezamenlijk kan worden geprognosticeerd.
2.3. Gedaagde heeft ter zake in 2010 geen omzet gegenereerd.
2.4. Eiser heeft de overeenkomst bij brief van 8 februari 2011 buitengerechtelijk ontbonden.
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert - samengevat -:
I.
Primair
De verklaring voor recht dat de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen per 8 februari 2011 is ontbonden,
Subsidiair
De samenwerkingsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk te ontbinden,
II.
De veroordeling van gedaagde tot betaling aan eiser van de ontbindingsschade ad EUR 141.525,87, althans een in goede justitie te bepalen schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
III.
De veroordeling van gedaagde tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van EUR 2.500,00, en
IV.
De veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2. Gedaagde voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vraag hoe in het algemeen een op een schuldenaar rustende verbintenis is te kwalificeren is een vraag van uitleg van de betreffende overeenkomst. Van belang zijnde factoren zijn daarbij de aard van de overeenkomst, de bedoeling van partijen, de verkeersopvattingen en de redelijkheid en billijkheid (HR 14 april 2006, LJN: AU6521). De rechtbank stelt vast dat in zoverre tussen partijen geen verschil van inzicht bestaat dat zij beiden in hun gedingstukken ter zake uitgaan van een inspanningsverbintenis aan de zijde van gedaagde en niet van een resultaatsverbintenis. De in de overeenkomst - die door eiser wordt geduid als een distributieovereenkomst - gebezigde bewoordingen bevestigen deze zienswijze, waar immers wordt gerept over "inspannen" (artikel 4) en "intentie" (artikel 10).
4.2. Eiser baseert zijn vordering in het bijzonder op het bepaalde in artikel 10 van de overeenkomst, waarin staat dat gedaagde de verplichting op zich heeft genomen om "maximale inspanning te leveren om een zo hoog mogelijke omzet te genereren, waarbij de intentie is in het eerste jaar een verkoopomzet van ± EUR 100.000,-- te behalen". Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
4.3. Voor zover eiser ingang wil doen vinden dat reeds op grond van het feit dat gedaagde geen omzet van [A] producten heeft gegenereerd, vast staat dat zij tekort is geschoten, miskent gedaagde de aard van de onderhavige inspanningsverbintenis. Aan de in de overeenkomst opgenomen intentie om in het eerste jaar een verkoopomzet van
± EUR 100.000,00 te genereren, heeft eiser in ieder geval niet het vertrouwen van een gegarandeerde omzet kunnen ontlenen; van enige garantie ten aanzien van gemelde intentie tot verkoopomzet is geen sprake.
4.4. De rechtbank constateert dat in de overeenkomst niet nader is geconcretiseerd c.q. toegelicht waaruit die "maximale inspanning" aan de zijde van gedaagde zou moeten bestaan. De summierlijk en in algemene termen geduide verplichtingen aan de zijde van gedaagde zoals deze in de rechtsoverweging 2.2 geciteerde artikelen zijn omschreven, staan verder niet ter discussie, behoudens de "jaarlijkse ontmoeting" van artikel 5, waaraan de als productie 8 namens eiser in het geding gebrachte ingebrekestelling d.d. 7 december 2010 refereert; zie daaromtrent hierna rechtsoverweging 4.7.
4.5. Ter onderbouwing van haar inspanningen om een zo hoog mogelijke omzet te genereren benadrukt gedaagde dat het onderhavige exclusiviteitsrecht betrekking heeft op haar (professionele) afnemers. Bij conclusie van antwoord alsmede ter gelegenheid van de comparitie heeft gedaagde een aantal producties in het geding gebracht die zij schriftelijk en mondeling heeft toegelicht. Gedaagde verwijst daarbij naar het aan haar relaties gezonden inschrijfformulier voor de gratis workshopdagen van 12 en 13 februari 2010 (productie 2), waarin "[A] het nieuwe Modulair Verankerings Systeem" staat vermeld. Productie 3 bevat een 28 pagina's tellende lijst van aangeschreven contactpersonen, waarvan blijkens productie 4 zich 63 personen hebben aangemeld voor de workshop van [A]. In gedaagdes Nieuwsbrief van maart 2010 (productie 5) staat verder: De nieuwe Terras&Trends ligt als het goed is deze week bij u in de bus.(...) In de Terras&Trends vindt u info over z.g. [A]: een constructiesysteem voor o.a. pergola's, vijvers, tuinschermen, leirasters, hekwerken etc. De betreffende vier pagina's (met foto's en toelichting) uit het magazine Terras&Trends - dat volgens gedaagde in een oplage van 40.000 is verspreid onder al haar relaties - zijn als productie 6 overgelegd. Als productie A heeft gedaagde een aantal van haar offertes ter zake van producten van [A] in het geding gebracht. Aldus heeft gedaagde de stellingen van eiser naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval in genoegzame mate gemotiveerd betwist.
4.6. Anders dan eiser ter comparitie betoogt in haar 'pleitaantekeningen' onder randnummer 13 rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de aan gedaagde verweten toerekenbare tekortkoming op eiser. Eiser heeft daartoe - naast het beroep op de niet gerealiseerde omzet, welk feit evenwel, zoals hiervoor onder 4.3 is overwogen op zich niet de conclusie kan dragen dat sprake is van wanprestatie van gedaagde - onder verwijzing naar email-correspondentie nog aangevoerd dat gedaagde zich na de workshop in februari 2010 en de verspreiding van Terras&Trends in maart 2010 niet op soortgelijke wijze heeft geprofileerd onder haar afnemers en dat de offerte-aanvragen die via eiser binnen kwamen niet voortvarend en adequaat zijn opgepakt.
Zonder nadere toelichting die evenwel ontbreekt vermag de rechtbank niet in te zien in welk concreet opzicht gedaagde ter zake tekort is geschoten. Het ligt immers in de rede dat de onderhavige verkoop-inspanningen gericht op de hoveniers- en vijverbranche zich vanwege de loop der seizoenen in het bijzonder op het voorjaar concentreren. Naar het oordeel van de rechtbank miskent eiser voorts dat gedaagde niet rechtstreeks aan consumenten levert maar aan haar eigen professionele afnemers (zoals gedaagde terecht benadrukt), gelijk uit de schriftelijke verklaring van haar voormalige medewerker [naam] (productie B) naar voren komt, zodat het verwijt van eiser dat bepaalde offerteaanvragen onvoldoende zouden zijn opgepakt geen doel treft. In die verklaring wijst [naam] er bovendien op dat hij bij elke kennismaking (mondeling) uitleg heeft gegeven aan de hand van de folders. Die stelling heeft eiser niet weersproken. Het beroep door gedaagde op het standpunt van [naam] dat - samengevat - de "eindklanten/ consumenten van onze klanten" het product van [A] te duur vonden en dat er goedkopere, alternatieve toepassingen op de markt zijn die hetzelfde doen ("Onze klanten willen natuurlijk met alle macht hun eigen klanten houden en laten die niet lopen. De hovenier biedt dus verschillende alternatieven aan om zijn klant toch van dienst te zijn."), heeft eiser evenmin gemotiveerd weerlegd.
4.7. Wat betreft gemelde verplichting tot een "jaarlijkse ontmoeting" (artikel 5) heeft gedaagde bij conclusie van antwoord onder randnummer 25 onbetwist gesteld dat er wel degelijk overleg is geweest en dat van haar zijde ook de bereidheid bestond tot het maken van nadere afspraken, doch dat eiser daaraan als voorwaarde verbond dat gedaagde hem de schade diende te vergoeden uit hoofde van het niet behalen van meergemelde streefomzet.
Nu niet valt in te zien op grond waarvan gedaagde tot het vergoeden van die schade zou zijn gehouden, is de rechtbank van oordeel dat eiser thans hoe dan ook niet met succes aan gedaagde kan tegenwerpen dat zij artikel 5 zou hebben geschonden.
4.8. Al met al is de slotsom dat de stellingen van eiser zijn conclusie dat gedaagde toerekenbaar is tekortgeschoten onvoldoende kunnen dragen. Het bij wege van verweer door gedaagde aan de orde gestelde gebrek aan causaal verband alsmede de bestreden hoogte van de gevorderde schade behoeven bij gevolg geen behandeling. De vorderingen van eiser liggen aldus voor dadelijke afwijzing gereed, met uitzondering van de subsidiaire vordering tot ontbinding waartegen gedaagde zich niet verzet, in voege als in het dictum vermeld.
4.9. Eiser zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op:
- griffierecht EUR 3.621,00
- salaris advocaat 3.552,50 (2,5 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 7.173,50
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. ontbindt voor zover nodig de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen,
5.2. veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op EUR 7.173,50,
5.3. wijst af het meer of anders gevorderde,
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.