beschikking
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rekestnummer: 167914 / HZ RK 10-39
Beschikking van 12 december 2012
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. P. Stehouwer te Sneek,
DE UITVOERINGSCOMMISSIE INRICHTING LANDELIJK GEBIED "Enschede-Zuid", deelgebied Broekheurne,
zetelende te Zwolle,
verweerster,
vertegenwoordiger mr. H.J.W. Leenen, regiojurist DLG Oost te Arnhem,
[belanghebbende sub 1],
wonende te [woonplaats], belanghebbenden,
[belanghebbende sub 2],
wonende te [woonplaats], belanghebbende,
[belanghebbende sub 3],
wonende te [woonplaats], belanghebbende,
[belanghebbende sub 4],
wonende te Utrecht, belanghebbende,
[belanghebbende sub 5],
wonende te Losser, belanghebbende,
gemachtigde mr. H.J.A. van Hoogmoed te Nijverdal,
[belanghebbende sub 6],
wonende te [woonplaats], belanghebbenden,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP REGGE EN DINKEL,
zetelend te Almelo, belanghebbende,
BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,
zetelende te Arnhem, belanghebbende.
Partijen zullen hierna respectievelijk [verzoeker], de uitvoeringscommissie, [belanghebbende sub 1], [belanghebbende sub 2], [belanghebbende sub 3], [belanghebbende sub 4], [belanghebbende sub 5], [belanghebbende sub 6], het waterschap en BBL worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van de meervoudige kamer van 19 augustus 2011
- de brief van de uitvoeringscommissie van 29 november 2011
- het op 12 december 2011 ingediende wijzigingsvoorstel ruilplan Broekheurne
- de brief van de griffier van 28 december 2011(met wijzigingsvoorstel) aan [verzoeker] en belanghebbenden
- de brief van [verzoeker] van 30 december 2011
- de brief van het waterschap van 4 januari 2012
- de brief van BBL van 10 januari 2012
- de brief van [belanghebbende sub 1] van 20 januari 2012
- de brief van [belanghebbende sub 6], ontvangen op 11 januari 2012
- de brief van [belanghebbende sub 2] van 20 januari 2012
- de brief van [belanghebbende sub 5] van 19 januari 2012
- de brief van de griffier aan de uitvoeringscommissie van 19 april 2012
- de brief van de uitvoeringscommissie van 21 mei 2012 met alternatief wijzigingsvoorstel van [belanghebbende sub 5]
- de oproeping van partijen van de griffier voor de zitting op 5 juli 2012 tevens houdende toezending van de hierboven na de brief van de griffier van 28 december 2011 vermelde gedingstukken
- het uitstelverzoek van [belanghebbende sub 5] van 9 juni 2012
- de mondelinge behandeling op 19 oktober 2012
- de ter zitting door [belanghebbende sub 1] en [verzoeker] overgelegde ruilplannen 1 en 2.
1.2. Bij de mondelinge behandeling zijn partijen en belanghebbenden verschenen, met uitzondering van het waterschap, [belanghebbende sub 4], [belanghebbende sub 2] en BBL.
1.3. Vervolgens is beschikking bepaald.
2. De beoordeling
2.1. De rechtbank overweegt allereerst dat zij in deze procedure een beslissing dient te nemen omtrent het wijzigen van het vastgesteld ruilplan c.q. het daarvan onderdeel uitmakende plan van toedeling, in het verlengde van haar beschikking van 19 augustus 2011, waarbij het beroep van [verzoeker] tegen zijn toedeling ingevolge dat plan voor een in die beschikking genoemde kavel gegrond is verklaard. Zij heeft bij genoemde beschikking bepaald dat de uitvoeringscommissie met inachtneming van de beslissing omtrent het beroep aan de rechtbank een wijzigingsvoorstel diende voor te leggen.
De uitvoeringscommissie heeft aan deze beschikking gevolg gegeven door een wijzigingsvoorstel in te dienen, dat vervolgens aan partijen is voorgelegd en waarbij deze in de gelegenheid zijn gesteld daarop te reageren. De rechtbank heeft de ontvangen reacties met een aantal vragen van de rechtbank voorgelegd aan de uitvoeringscommissie. De uitvoeringscommissie heeft nader gereageerd op deze reacties en vragen alsmede daarbij aan de rechtbank naast het (eerder) ingediende wijzigingsvoorstel, thans nader aangeduid als Wijzigingsvoorstelkaart, kaartbijlage 1 (hierna te noemen wijzigingsvoorstel 1), een door [belanghebbende sub 5] (subsidiair) voorgesteld wijzigingsvoorstel als Wijzigingsvoorstel [belanghebbende sub 5], kaartbijlage 2 (hierna te noemen wijzigingsvoorstel 2), overgelegd. Beide wijzigingsvoorstellen zijn vóór de mondelinge behandeling aan partijen gezonden.
2.2. De aard van deze beroepsprocedure, in samenhang met de daarin eerder door de rechtbank genomen beslissing, brengt mee dat voor discussie omtrent door partijen nader ontwikkelde, gewenste of mogelijk geachte alternatieve plannen voor de toedeling aan [verzoeker] dan wel aan belanghebbenden, buiten het door de uitvoeringscommissie voorgelegde wijzigingsvoorstel geen plaats meer is. Hier bestaat geen mogelijkheid van een "herkansing" voor betrokkenen wat betreft het (alsnog) doen bestuderen en/of realiseren van verkavelingswensen, omdat het voorstel van de uitvoeringscommissie door hen niet als voor hen optimaal wordt beschouwd. Het behoort niet tot de taak van de rechtbank, maar tot die van de uitvoeringscommissie, om ruilplanontwerpen op of vast te stellen op basis van wensen "uit het veld". Het is thans aan de rechtbank om een beslissing te nemen op het door de uitvoeringscommissie voorgelegde wijzigingsvoorstel in het licht van de regelgeving voor de herverkaveling.
2.3. De uitvoeringscommissie heeft in haar brief van 21 mei 2012 gemotiveerd verklaard dat het wijzigingsvoorstel 2 prioriteit kan en mag krijgen boven het wijzigingsvoorstel 1, zoals zij dat (eerder) heeft voorgelegd. In het verlengde daarvan heeft zij ter zitting verklaard dat zij eerstgenoemd wijzigingsvoorstel (2 dus) tot het hare maakt.
2.4. [verzoeker] tezamen met de [belanghebbende sub 1] hebben ter zitting melding gemaakt van een kennelijk door hen in onderlinge samenspraak ontwikkeld tweetal alternatieve ruilplannen en de rechtbank verzocht daarvan kennis te nemen. Onverminderd hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, heeft de rechtbank de opstellers ter zitting in de gelegenheid gesteld beide alternatieve ruilplanontwerpen over te leggen en toe te lichten, maar (enkel) op grond van de overweging dat die ontwerpen mogelijk meer inzicht zouden kunnen geven in de bezwaren van dezelfden tegen het door de uitvoeringscommissie nader voorgestelde wijzigingsontwerp 2. Wat [verzoeker] betreft, is in aanmerking genomen dat deze zich eerder reeds akkoord heeft verklaard met toedeling conform het wijzigingsvoorstel 1.
Hierbij heeft de rechtbank ook laten meewegen dat zij - hoewel belanghebbenden zelf ook het initiatief hadden kunnen nemen - belanghebbenden voorafgaande aan de zitting niet expliciet in de gelegenheid heeft gesteld om reacties in te dienen op het wijzigingsvoorstel 2.
2.5. Hierbij zij ter toelichting overigens opgemerkt dat de rechtbank in geen geval thans, nog daargelaten de standpunten van de andere partijen, een beslissing in de zin van de door [verzoeker] en de [belanghebbende sub 1] voorgestane toedeling zou kunnen nemen, nu hun voorstellen mede een rechthebbende betreffen die geen (belanghebbende) partij in deze procedure is, te weten [naam], en die (dus) niet is verschenen.
2.6. De rechtbank gaat voor de te nemen beslissing en bij de navolgende beoordeling derhalve uit van het door de uitvoeringscommissie voorgelegde wijzigingsvoorstel 2.
2.7. [verzoeker] heeft bezwaar tegen het vergroten van de aan [belanghebbende sub 5] toegedeelde kavel 034.010B met een strook ter grootte van 0.41.20 ha die volgens wijzigingsvoorstel 1 hem is toegedeeld. Dit gedeelte betrof een overbedeling (van 1,8%) aan [verzoeker], die als gevolg van de verschuiving van bedoelde toedelingsgrens thans geen overbedeling meer heeft. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat deze wijziging voor hem leidt tot onderbedeling omdat, weliswaar naar bruto-oppervlakte bezien geen over- of onderbedeling aan de orde is, maar de oppervlakte netto-teeltgrond wel afneemt, omdat die bruto-toedeling mede sloten en wallen omvat en in die zin sprake is van onderbedeling. Voorts heeft [verzoeker] als belangen aangevoerd het behoud van een zichtlijn vanuit de bedrijfsgebouwen naar de [straat A] en het om het bedrijf heen gesitueerd zijn van de gronden.
2.8. De uitvoeringscommissie heeft bevestigd dat de aanvankelijke overbedeling aan [verzoeker] naar toegedeelde oppervlakte verandert in een "nul"-overbedeling alsmede - onweer-sproken - verklaard dat de onderbedeling in de benadering van [verzoeker], omvattende 26 are, 1,3 % zou inhouden, een percentage dat valt binnen de wettelijk toegestane grens voor over- of onderbedeling van 5 %. Het wijzigingsvoorstel 2 betekent voor de toedeling aan [belanghebbende sub 5] dat haar onderbedeling als gevolg van de toedeling terechtkomt op het percentage van 8 %. De laatste heeft zich echter akkoord verklaard met deze onderbedeling ten behoeve van het wijzigingsvoorstel 2, hoewel zij daarmee een overbedeling van 4,7 % bij wijzigingsvoorstel 1 verliest. Bij het vastgesteld ruilplan was voor [belanghebbende sub 5] sprake van een onderbedeling van 1,75 are, ofwel een percentage van 0,2%. [belanghebbende sub 5] heeft ter zitting verklaard niet in te stemmen met een grotere onderbedeling dan 8%.
2.9. De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] hetgeen de uitvoeringscommissie heeft aangevoerd in haar brief van 21 mei 2012, inzake kavelaanvaardingswerken op kavel 034.005B, naar aanleiding van opmerkingen van [verzoeker], niet heeft weersproken. Het argument van [verzoeker] inzake de zichtlijn acht de rechtbank niet steekhoudend c.q. zwaarwegend; voor wijzigingsvoorstel 1 zou dat evenzeer gelden als voor wijzigingsvoorstel 2, terwijl toedeling op zich geen beperking van zichtlijnen meebrengt. Ook het belang van de situering van de gronden rondom het bedrijf acht de rechtbank niet aangetast door wijzigingsvoorstel 2, waarop zij hierna nog terugkomt.
Derhalve resteert tegen de toedeling aan [verzoeker] volgens wijzigingsvoorstel 2 het onder 2.2 genoemde bezwaar ter zake van een feitelijke onderbedeling. Daargelaten of het percentage van 1,3 als onderbedelingsfactor kan hebben te gelden -waaromtrent de uitvoeringscommissie zich niet heeft uitgelaten - volgt de rechtbank de uitvoeringscommissie in haar standpunt dat, ook indien dit percentage als zodanig wordt aangehouden, sprake is van een geringe onderbedeling die ruimschoots binnen de norm blijft.
2.10. De rechtbank is van oordeel dat met de toedeling aan [verzoeker] volgens wijzigingsvoorstel 2, afgezet tegen diens inbreng, aan de uitgangspunten van de herverkaveling overtuigend wordt voldaan, gelet op de concentratie van gronden alsmede de ligging hiervan rondom het bedrijf, terwijl gesteld noch gebleken is dat sprake is van niet landbouwkundig acceptabele en doelmatig te bewerken kavels. Er is hooguit sprake van een geringe onderbedeling, waartegen een bezwaar is ingebracht vanuit een streven naar een "optimale" uitkomst. Het daaraan te verbinden gewicht acht de rechtbank in het kader van de belangenafweging binnen de uitgangspunten voor de herverkaveling en afgewogen tegen in dit geval het belang van [belanghebbende sub 5] om niet nog meer onderbedeeld te worden, te gering om van een onevenwichtige toedeling wat betreft [verzoeker] te kunnen spreken. Met wijzigingsvoorstel 2 heeft de uitvoeringscommissie voldaan aan de beschikking van de rechtbank van 19 augustus 2011.
2.11. De rechtbank concludeert ten aanzien van de toedeling aan de [belanghebbende sub 1] (met een huiskavel en 1 veldkavel) volgens wijzigingsvoorstel 2 dat deze, in het licht van de uitgangspunten voor de ruilverkaveling afgezet tegen de inbreng (te weten een huiskavel en 4 veldkavels) alleszins als een goede en deugdelijk onderbouwde toedeling moet worden aangemerkt. Daarbij is sprake van een overbedeling van 5,2%.
2.12. De [belanghebbende sub 1] maken tegen deze toedeling bezwaar in verband met de afstand naar de oostelijke kavel aan de [straat B]. Voorts beroepen zij zich op de afstand naar de "over te nemen" toedeling van [belanghebbende sub 5] aan de [straat A] voor het verkrijgen daarvan. Naar het de rechtbank voorkomt, zal eerstbedoelde afstand niet wezenlijk afwijken van de in de inbrengsituatie geldende afstand tot de verste veldkavel. De vervolgens bedoelde afstand zal inderdaad kort zijn, maar dat geldt overigens niet als verbetering ten opzichte van de inbrengsituatie. In beide gevallen miskennen de [belanghebbende sub 1] echter het (tevens geldende) uitgangspunt voor herverkaveling, dat concentratie van kavels vóór afstandsverkorting gaat. Volgens de alternatieven van [verzoeker] en de [belanghebbende sub 1] houdt de toedeling een huiskavel en 2 veldkavels in.
2.13. De vorenstaande overwegingen leiden de rechtbank tot de slotsom dat het ruilplan moet worden gewijzigd overeenkomstig wijzigingsvoorstel 2 van de uitvoeringscommissie.
2.14. In verband met de gegrondverklaring van het beroep van [verzoeker], als uitgesproken bij vonnis van 19 augustus 2011, zal de uitvoeringscommissie worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op EUR 263,00 aan griffierecht en EUR 1.808,00 aan kosten advocaat (4 punten x tarief EUR 452,00), alsmede in de kosten van de deskundige.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat het ruilplan wordt gewijzigd overeenkomstig het Wijzigingsvoorstel [belanghebbende sub 5], als vervat in kaartbijlage 2 en bijlage 2, die aan deze beschikking zijn gehecht,
3.2. veroordeelt de uitvoeringscommissie in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op EUR 2.071,00, alsmede in de kosten van de deskundige ad EUR 1.618,40,
3.3. bepaalt dat de griffier aan de uitvoeringscommissie in verband met het door haar ten behoeve van de deskundige gestorte voorschot ad EUR 1.785,00 een bedrag van EUR 166,60 terugbetaalt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Moorman, mr. M.H.S. Lebens-de Mug en mr. W.J.B. Cornelissen en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.