ECLI:NL:RBZLY:2012:BZ1553

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
198594
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in vrijwaring bij arbitragebeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een incident in een vrijwaringsprocedure tussen Wavin Overseas B.V. en Picenum Plast SPA. Wavin, eiseres in vrijwaring, had een vordering ingesteld tegen Picenum, die zich verweerde met een beroep op onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. Picenum stelde dat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid kon ontlenen aan artikel 6, lid 2 van de EEX-Verordening, omdat er een rechtsgeldig arbitragebeding bestond dat geschillen moest beslechten in München, Duitsland. Dit arbitragebeding was opgenomen in de raamovereenkomst tussen Dywidag International GmbH en Wavin. Picenum betwistte ook de rechtsgeldigheid van Wavins forumkeuze.

De rechtbank beoordeelde de vordering van Picenum en concludeerde dat Wavin haar vordering niet slechts had ingesteld om Picenum van haar eigen rechter af te trekken. De rechtbank oordeelde dat de keuze van Dywidag voor de Nederlandse rechter niet relevant was voor de vraag of Wavin haar vordering had ingesteld met de bedoeling om Picenum te benadelen. De rechtbank wees de incidentele vordering van Picenum tot onbevoegdverklaring af en bepaalde dat de zaak weer op de rol zou komen voor conclusie van antwoord op 9 januari 2013. De beslissing over de kosten van het incident werd aangehouden tot de hoofdzaak zou worden beslist. Dit vonnis werd uitgesproken op 21 november 2012 door mr. M.H.S. Lebens-de Mug.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 198594 / HZ ZA 12-139
Vonnis in incident van 21 november 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAVIN OVERSEAS B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseres in vrijwaring,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G. Klink te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlandsrecht
PICENUM PLAST SPA,
gevestigd te 63832 Magliano di Tenna (Italië),
gedaagde in vrijwaring,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E.H.M. Bieleveld te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Wavin en Picenum genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding;
- akte houdende overlegging producties van Wavin;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van de rechtbank van Picenum;
- de incidentele conclusie van antwoord van Wavin.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Picenum vordert dat de rechtbank zich bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, onbevoegd zal verklaren om van het geschil tussen partijen kennis te nemen, met veroordeling van Wavin in de kosten van dit incident. Daartoe voert Picenum primair aan dat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 6, sub 2, EEX-Vo. Volgens Picenum heeft Dywidag International GmbH (hierna: Dywidag), eiseres in de hoofdzaak, ongemotiveerd en zonder noodzaak, de hoofdzaak bij de Nederlandse rechter aanhangig gemaakt, ondanks een rechtsgeldig arbitragebeding, zoals dit in de artikelen 17 en 18 van de tussen Dywidag en Wavin gesloten raamovereenkomst is neergelegd. Dit beding bepaalt dat geschillen over deze overeenkomst arbitraal worden beslecht in München, Duitsland. Deze omstandigheden rechtvaardigen volgens Picenum een beroep op de "tenzij-formule" van artikel 6, sub 2, EEX-Vo. Volgens Picenum is niet de Nederlandse maar de Italiaanse rechter uitsluitend bevoegd, op grond van artikel 5, sub 1, onder b, EEX-Vo. Voor zover van belang betwist Picenum ook de rechtsgeldigheid van Wavins forumkeuze.
2.2. Wavin voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.4. Kernvraag van het incident is of Wavin de bevoegdheid van de Nederlandse rechter kan gronden op artikel 6, sub 2, EEX-Vo. Dat artikel bepaalt, voor zover van belang, dat bij een vordering tot vrijwaring de verweerder kan worden opgeroepen voor het gerecht waar de hoofdzaak aanhangig is, "tenzij de vordering slechts is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van de rechter die deze verordening hem toekent". De rechtbank beantwoordt de vraag bevestigend. Dat Dywidag om haar moverende redenen kiest voor de Nederlandse rechter is, anders dan Picenum ingang wil doen vinden, niet relevant voor de vraag of Wavin haar vordering slechts heeft ingesteld om Picenum van haar eigen rechter af te trekken. Andere, rechtens relevante, feiten of omstandigheden waaruit een terecht beroep op de "tenzij-formule" kan worden afgeleid, zijn gesteld noch gebleken. Dat Wavin deze keuze van Dywidag respecteert, is evenmin een relevante omstandigheid. Zij is immers niet verplicht om - zo daar al gronden toe zijn - de keuze van Dywidag in rechte te bestrijden.
2.5. De incidentele vordering van Picenum tot onbevoegdverklaring van deze rechtbank om kennis te nemen van het geschil tussen partijen dient te worden afgewezen.
2.6. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af;
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 januari 2013 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.