ECLI:NL:RBZLY:2012:BZ2826
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van rechtsvorderingen en onrechtmatige toestand in civiel recht
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, stond de verjaring van rechtsvorderingen centraal. De provincie Overijssel, eiseres in deze procedure, had een vordering ingesteld tegen de Vereniging Toeristische/Recreatief Belang Giethoorn (VVV), gedaagde, met betrekking tot een onrechtmatige toestand die volgens de provincie bestond. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 26 september 2012 de provincie in de gelegenheid gesteld te reageren op het verjaringsverweer van de VVV, dat was gebaseerd op artikel 3:314 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De provincie stelde dat het verjaringsverweer tardief was en daarom buiten beschouwing gelaten moest worden. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanleiding was om dit verweer niet toe te laten, aangezien het pas bij dupliek was ingediend.
De rechtbank ging verder in op de stelling van de provincie dat er geen onrechtmatige situatie bestond, omdat er een ontheffing voor het gebruik door de VVV was verleend. De rechtbank oordeelde dat de ontheffing oorspronkelijk aan de gemeente was verleend en niet aan de VVV, wat betekende dat er sinds 1980 een onrechtmatige toestand was die in 2000 was verjaard. De communicatie tussen de provincie en de VVV over de ontheffing na de verjaring veranderde hier niets aan.
Ten slotte oordeelde de rechtbank dat de vorderingen van de provincie tot het verwijderen van de ark en de voorzieningen afgewezen moesten worden, maar dat de vordering tot verwijdering van de rondom de ligplaats aangebrachte voorzieningen wel toegewezen kon worden. De provincie werd veroordeeld in de proceskosten van de VVV, die op dat moment waren begroot op EUR 1.464,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard op 19 december 2012.