ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nrs.: 96/2042 WOW44 06 en 96/2055 WOW44 06
in de gevoegde gedingen tussen:
1. Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V. (hierna ook te noemen: SNV) te Rotterdam,
2. A. B.V. te B, eiseressen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem, verweerder,
B, wonende te D, derde-partij.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluiten van verweerder van 22 oktober 1996.
Tegen de bestreden besluiten is namens eiseressen beroep ingesteld bij onderscheiden voorlopige beroepschriften van 29 november 1996 en 2 december 1996 op de gronden geformuleerd in aanvullende beroep- schriften van 10 januari 1997 en 24 december 1996. Verweerder heeft de op beide zaken betrekking hebbende stukken ingezonden alsmede een tweetal verweerschriften. C. heeft gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om als partij aan het geding deel te nemen.
Zijdens SNV is gerepliceerd.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 9 december 1998, waar SNV zich heeft doen vertegenwoordigen door E. Prinsen en W. van der Meer, bijgestaan door mr. G.J.M. Cartigny, advocaat en procureur te Breda, die tevens optrad als gemachtigde van A. BV, en waar voor verweerder zijn verschenen mr. C.R. van Breevoort, advocaat en procureur te Doetinchem, en J. van Hal, ambtenaar der gemeente.
De derde-partij heeft zich niet doen vertegenwoordigen.
Verweerder heeft bij besluit van 22 januari 1991 aan E. bouwvergunning verleend voor de bouw van een woonhuis met garage aan de [. . .]allee te B. Op een aangrenzend perceel bevindt zich een LPG-vulpunt, dat in verbinding staat met een tankstation aan de [. . .]weg. De afstand tussen beide beloopt circa 120 meter. SNV is huurster van de grond waarop het vulpunt en het tankstation zijn gelegen. Eigenaar van de grond rond het vulpunt is E's Vastgoed Doetinchem B.V., van welke vennootschap E voornoemd directeur is. De grond onder het tankstation is eigendom van de Gelderse Automobielmaatschappij B.V.. Het tankstation wordt sedert 1985 door SNV en vanaf maart 1996 geëxploiteerd door A. Het LPG- reservoir wordt gemiddeld eenmaal per week of per twee weken gevuld door BK-Gas B.V. (hierna: BK-Gas), een dochteronderneming van SNV. Eenmaal per half jaar worden LPG-inrichtingen inclusief de vulpunten bezocht door inspecteurs van BK-Gas. De leverantie van andere brandstoffen bij het tankstation geschiedt door medewerkers van SNV.
Van de verleende bouwvergunning is door E voornoemd geen gebruik gemaakt. Op zijn verzoek is de vergunning overgeschreven op naam van de derde-partij, die daarvan in kennis is gesteld bij brief van 13 juni 1996. Kort nadat het perceel op 20 juni 1996 in eigendom aan de derde-partij was overgedragen, is een aanvang gemaakt met de bouw van de woning. Op 7 juli 1996 is de derde-partij verzocht om de bouw te staken omdat in afwijking van de verleende bouwvergunning een kelder was gerealiseerd, aan welk verzoek hij geen gevolg heeft gegeven.
Medio augustus 1996 zijn SNV en A zijdens verweerder op de hoogte gesteld van de verlening van de bouwvergunning en de overschrijving daarvan op naam van de derde-partij. Verweerder heeft daartoe het initiatief genomen kennelijk omdat hij inmiddels de opvatting was toegedaan dat de bouwvergunning indertijd had moeten worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Ten tijde van de verlening van de vergunning is verweerder er naar zijn zeggen ten onrechte van uitgegaan dat op het perceel de bestemming woondoeleinden rustte. Aan deze bestemming is door Gedeputeerde Staten van Gelderland evenwel op 15 juli 1985 goedkeuring onthouden in verband met de aanwezigheid van het LPG-vulpunt op een afstand van 15 à 20 meter van de geplande woning. Dat brengt in de visie van verweerder mee dat op de grond nog altijd de bestemming "tuinen en erven" rust.
SNV en A BV hebben vervolgens op respectievelijk 19 augustus 1996 en 20 augustus 1996 alsnog bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 januari 1991 en tegen de overschrijving van de bouwvergunning op naam van de derde-partij. Bij de thans bestreden besluiten zijn beide in hun bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Ter zitting is het beroep van A BV tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift dat betrekking had op de overschrijving van de bouwvergunning ingetrokken. Het beroep van SNV is uitsluitend gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring in haar bezwaar tegen de verlening van de bouwvergunning. Op 2 juni 1997 heeft de derde-partij het bouwterrein en de in aanbouw zijnde woning in eigendom overgedragen aan F.
Nu het besluit van 22 januari 1991 is bekendgemaakt - uitsluitend door toezending aan de aanvrager - voor de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is, gelet op artikel I van het overgangsrecht bij die wet, voor de mogelijkheid bezwaar te maken en beroep in te stellen de Wet Administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Wet Arob) van toepassing. Ingevolge artikel 7, tweede lid, van laatstgenoemde wet kan een bezwaarschrift worden ingediend door de natuurlijke of rechtspersoon die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
Aan de bestreden besluiten ligt het standpunt ten grondslag dat eiseressen niet als belanghebbenden bij het besluit van 22 januari 1991 kunnen worden aangemerkt. Daartoe heeft verweerder overwogen dat SNV noch een eigen, noch een voldoende actueel, noch een rechtstreeks belang heeft waarin zij door het verlenen van de bouwvergunning wordt getroffen en dat A. BV eerst vanaf het tijdstip waarop zij de exploitatie van het tankstation ter hand heeft genomen en derhalve na afloop van de bezwarentermijn een belang heeft verkregen bij het verlenen van de bouwvergunning, doch dat brengt niet mee dat zij in haar bezwaar kan worden ontvangen, nu de rechtszekerheid daardoor te zeer in het gedrang zou komen. In het verweerschrift is daaraan wat betreft SNV toegevoegd dat zij geen processueel belang meer heeft bij een beslissing omtrent de bouwvergunning omdat de bouw van de woning inmiddels is voltooid.
Zijdens SNV is dit standpunt bestreden met het betoog dat zij als huurster van de grond waarop het tankstation en het vulpunt zijn gesitueerd, de eerstgerechtigde is tot de exploitatie van beide. Daaraan doet niet af dat zij haar exploitatierecht heeft verhuurd aan A BV en evenmin dat zij de werkzaamheden aan het vulpunt contractueel heeft uitbesteed aan BK-Gas. Voorts is ter zitting onweersproken gesteld dat SNV houder is van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het tankstation (met inbegrip van het vulpunt). Nu de (inmiddels gerealiseerde) woning is gelegen op een afstand van 15 à 20 meter van het vulpunt - een afstand die uit milieubeleidsoogpunt als onvoldoende veilig wordt bestempeld - bestaat de kans dat de milieuvergunning wordt ingetrokken en wordt SNV derhalve door de verlening van de bouwvergunning rechtstreeks in haar belang getroffen. Zijdens verweerder is in het verweerschrift gesteld dat de afstand tussen de woning en het vulpunt ruim 20 meter beloopt.
De rechtbank onderschrijft het betoog van SNV. Het belang van SNV bij het besluit van 21 januari 1991 is gelegen in haar exploitatierechten ten aanzien van het tankstation en het daarbij behorende vulpunt en in de kans dat die exploitatie in gevaar komt doordat haar milieuvergunning wordt ingetrokken vanwege de nabijheid van het vulpunt tot de woning, waarvan de bouw door genoemd besluit mogelijk wordt gemaakt. Aannemelijk is dat die intrekking gevolgen heeft voor haar rechtsverhouding tot A. BV en tot BK-Gas. Aan verweerder kan worden toegegeven dat niet vaststaat dat het LPG-vulpunt te zijner tijd moet worden verwijderd - reeds niet omdat de bevoegdheid tot intrekking een discretionair karakter heeft en voorts niet omdat de afstand tussen de woning en het vulpunt mogelijk meer dan 20 meter beloopt, in welk geval het vulpunt wellicht gehandhaafd kan worden - doch dat neemt niet weg dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 februari 1995, no. E03.94.0618, waarnaar zijdens SNV is verwezen kan worden afgeleid dat in het kader van een tegen die intrekking te zijner tijd aan te spannen procedure de aanwezigheid van de woning als een gegeven zal worden beschouwd, zodra de bouwvergunning onherroepelijk is geworden en niet, althans niet wegens het niet voldoen aan een toepasselijke milieubeleidsnorm, kan worden ingetrokken.
SNV heeft naar het oordeel van de rechtbank ook processueel belang bij haar beroep, nu een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift zal moeten leiden tot herroeping van de bouwvergunning, waarna de woning geacht moet worden zonder vergunning te zijn gebouwd en SNV verweerder kan vragen om met bestuursdwang daartegen op te treden.
Het vorenoverwogene in aanmerking nemend moet vervolgens worden bezien of SNV ook overigens in haar bezwaar tegen het besluit van 22 januari 1991 ontvankelijk kan worden verklaard. Daartoe moet worden vooropgesteld dat het bezwaar is ingesteld na ommekomst van de bezwaartermijn van dertig dagen. Gelet op artikel 9, vierde lid, van de Wet Arob, kan SNV niettemin in haar bezwaar worden ontvangen, indien zij aantoont dat zij dit heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs van haar verlangd kon worden.
Uit de rechtspraak van de toenmalige Afdeling Rechtspraak van de Raad van State kan worden afgeleid dat bezwaar dient te worden gemaakt binnen veertien dagen na het moment waarop een belanghebbende op de hoogte had kunnen zijn van een besluit waardoor hij in zijn belang wordt getroffen.
Aangaande de vraag of aan die voorwaarde is voldaan overweegt de rechtbank dat van SNV, gegeven het feit dat zij zelf niet het tankstation exploiteert noch verantwoordelijk is voor de leverantie van LPG, (kan en) kon worden verlangd dat zij, met het oog op de behartiging van haar belang bij de ongestoorde exploitatie van het tankstation met bijbehorend LPG-vulpunt, maatregelen had getroffen teneinde te waarborgen dat zij zijdens degenen die feitelijk wel bij die exploitatie respectievelijk het beheer van het vulpunt zijn betrokken, op de hoogte wordt gebracht van feitelijke ontwikkelingen in de omgeving van het tankstation en het vulpunt, die een bedreiging voor dit belang kunnen vormen, zoals bijvoorbeeld de bouw van een woning in de nabijheid van het vulpunt. Daarvan uitgaande kan niet worden gezegd dat SNV bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 januari 1991 zo spoedig als dit redelijkerwijs van haar verlangd kon worden.
Daarbij is in aanmerking genomen dat uit de gedingstukken blijkt dat een medewerker van BK-Gas reeds in 1991 weet had van het verlenen van de onderhavige bouwvergunning, doch SNV daarvan niet in kennis heeft gesteld omdat hij er (ten onrechte) van uitging dat voor nieuw te bouwen woningen in de nabijheid van een LPG-installatie of -vulpunt dezelfde ruimere afstandsnormen zouden worden aangelegd als voor bestaande woningen.
Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat de bouw van de woning op 7 juli 1996 is stilgelegd, zodat in ieder geval op dat moment bij verweerder navraag had kunnen worden gedaan naar het bouwplan en naar de verlening van een bouwvergunning daarvoor. Aan het vorenstaande doet niet af dat de plek waar de woning werd en inmiddels is gerealiseerd, naar vanwege SNV is geponeerd, vanuit het tankstation niet zichtbaar is. Daarin ligt evenmin besloten dat SNV in deze wordt vereenzelvigd met BK-Gas en/of A BV.
Met betrekking tot het beroep van A. BV overweegt de rechtbank dat zijdens haar niet wordt betwist en dat ook de rechtbank van oordeel is dat zij ten tijde van het nemen van het besluit van 22 januari 1991 daardoor niet rechtstreeks in haar belang werd getroffen. Sedert het moment waarop zij de feitelijke exploitatie van het met het vulpunt aan de […]allee verbonden tankstation ter hand heeft genomen verkeerde zij wel in die positie, doch dat feit brengt niet mee dat zij in haar bezwaarschrift tegen dat besluit kan worden ontvangen, nu haar belang eerst is ontstaan nadat de bezwaartermijn was verstreken en de mogelijkheid om ingevolge de Wet Arob bezwaar te maken tegen een beschikking slechts openstaat voor degenen die ten tijde van het nemen van die beschikking dan wel tijdens de bezwaartermijn daardoor rechtstreeks in hun belang zijn getroffen. Een ander oordeel is, zoals verweerder terecht heeft overwogen, onverenigbaar met de rechtszekerheid waarop ook derden waaronder de vergunninghouder, aanspraak kunnen maken. Daaraan doet niet af dat A. BV eerst in augustus 1996 heeft kennisgenomen van het verlenen van de bouwvergunning, nu het bepaalde in artikel 9, vierde lid, van de Wet Arob niet de strekking heeft om alsnog een bezwaarmogelijkheid te creeëren in situaties als de onderhavige. De uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarop zijdens A. BV ter zitting een beroep is gedaan ten betoge dat zij wel ontvankelijk moet worden geacht in haar bezwaar zien op gevallen waarin de wel opgebouwde aanspraak op rechtsbescherming is overgegaan op een rechtsopvolger onder bijzondere titel van de (rechts)persoon die tijdig bezwaar heeft ingediend en daarvan is in casu geen sprake.
Op grond van het vorenoverwogene heeft verweerder eiseressen terecht, zij het wat SNV aangaat, op andere gronden dan de door hem gehanteerde, niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaarschriften tegen zijn besluit van 22 januari 1991.
De rechtbank acht tot slot geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
Derhalve moet worden beslist zoals hierna is aangegeven.
verklaart de beroepen ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. M.J. van Lee en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.
reg.nrs. 96/2042 WOW44 06 en 96/2055 WOW44 06