ECLI:NL:RBZUT:2000:AA5416
Rechtbank Zutphen
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over tijdigheid van bezwaarschrift in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een verzet tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarbij het beroep van opposanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem ongegrond was verklaard. De opposanten, bestaande uit A en familieleden B, C, D, E en F, stelden dat zij tijdig bezwaar hadden gemaakt tegen het besluit van 2 juli 1999, maar de rechtbank oordeelde eerder dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank had overwogen dat er geen bewijs was geleverd dat het bezwaarschrift voor middernacht op 7 mei 1999 was gedeponeerd.
De opposanten hebben verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij stelden dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft in deze procedure vastgesteld dat de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift ambtshalve moet worden beoordeeld, en dat de regels omtrent bezwaar- en beroepstermijnen van openbare orde zijn. Dit betekent dat de rechtbank de opposanten de gelegenheid had moeten bieden om bewijs te leveren van hun stelling dat zij tijdig bezwaar hadden gemaakt.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzet gegrond is, en dat de eerdere uitspraak van 23 augustus 1999 niet juist was. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat de opposanten in de gelegenheid moeten worden gesteld om bewijs aan te dragen en dat de eerdere conclusie van de rechtbank onterecht was. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J. van Lee en openbaar uitgesproken op 19 januari 2000.