ECLI:NL:RBZUT:2001:AA9644

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36965 / KG ZA 01-18
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M.H. van Staveren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding tussen Heineken Nederland B.V. en Trinity's Café B.V. over huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, die op 23 januari 2001 door de Rechtbank Zutphen werd behandeld, vorderde Heineken Nederland B.V. (hierna: Heineken) in kort geding de ontbinding van de huurovereenkomst met Trinity's Café B.V. (hierna: Trinity) wegens huurachterstand. Heineken stelde dat Trinity in gebreke was gebleven met de huurbetalingen en dat zij, ondanks herhaalde aanmaningen, weigerde deze achterstand te betalen. Heineken vorderde ook de ontruiming van het pand aan het Simonsplein 13 te Doetinchem, dat door Trinity werd gehuurd voor cafébedrijf. Trinity voerde verweer en stelde dat Heineken haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakwam, omdat de toegang tot het pand was belemmerd door een slagboom die door Heineken was geplaatst. Dit had geleid tot een vermindering van het huurgenot, waardoor Trinity gerechtigd was om een deel van de huurbetaling op te schorten.

De rechtbank oordeelde dat Trinity niet had verzet tegen de vermeerdering van de eis en dat de vraag of Trinity gerechtigd was om de huurbetaling op te schorten, centraal stond. De rechtbank concludeerde dat Heineken niet had gehandeld zoals een goed verhuurder betaamt, omdat zij de belangen van Trinity niet had behartigd bij het sluiten van de huurovereenkomsten voor het parkeerterrein. De rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de bodemrechter de vorderingen van Heineken zou toewijzen, en wees de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het pand af. Heineken werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van verhuurders om de belangen van hun huurders te respecteren en de noodzaak voor een goede communicatie tussen partijen in huurrelaties. De beslissing van de rechtbank toont aan dat huurders onder bepaalde omstandigheden gerechtigd kunnen zijn om huurbetalingen op te schorten als de verhuurder zijn verplichtingen niet nakomt.

Uitspraak

PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN
rolnummer : 36965 / KG ZA 01-18
vonnis van : 23 januari 2001
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 19 december 2000,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat: mr. J.J. de Back te Amsterdam,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TRINITY'S CAFÉ B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Doetinchem
2. de besloten vennootschap W.G.P. LOVINK HOLDING B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Doetinchem
3. WILLEM GERRIT PIETER LOVINK
wonende te Doetinchem,
gedaagden,
procureur: mr. R. de Lange.
Partijen zullen in het hierna volgende mede Heineken, de drie gedaagden gezamenlijk: Trinity c.s. en de drie gedaagden afzonderlijk: Trinity, Lovink Holding dan wel Lovink worden genoemd.
1. DE FEITEN
In dit geding wordt van het volgende uitgegaan.
Bij akte van indeplaatsstelling van 18 maart 1998 verhuurt Heineken aan Trinity het pand gelegen aan het Simonsplein 13 te Doetinchem tegen een huurprijs van ¦ 8.125,04 per maand.
Het pand heeft als bestemming cafébedrijf.
Heineken zelf huurt deze bedrijfsruimte van B.J.L. Bakker, hierna te noemen Bakker.
Het bedrijfspand grenst aan de achterkant aan een verhard binnenterrein dat als parkeerplaats wordt gebruikt en waarvan de gemeente Doetinchem eigenares is. De bevoorrading van Trinity geschiedt via dit parkeerterrein.
Aan het terrein grenzen meerdere horecagelegenheden, waaronder een hotel, Hotel De Graafschap.
Al deze gelegenheden zijn eigendom van Bakker en worden verhuurd aan Heineken waarna Heineken ze weer onderverhuurt aan diverse exploitanten.
Op zeker moment heeft de gemeente Doetinchem het parkeerterrein aan Bakker verhuurd onder de bepaling dat het terrein uitsluitend gebruikt zou mogen worden door en ten behoeve van Hotel de Graafschap.
Bij huurovereenkomst van 22 maart 1999 heeft Bakker het terrein aan Heineken onderverhuurd. Artikel 2 van deze huurovereenkomst luidt als volgt:
· "De huurder mag het gehuurde uitsluitend als parkeerplaats ten behoeve van gasten van Hotel De Graafschap gebruiken, alsmede voor bevoorrading van Hotel De Graafschap en voor vervoer van bagage van hotelgasten;"
Bij huurovereenkomst van 31 maart 1999 heeft Heineken het terrein aan W. Heikens, hierna te noemen Heikens, exploitant van Hotel De Graafschap onderverhuurd.
Artikel 2 van deze huurovereenkomst luidt identiek aan artikel 2 van de huurovereenkomst van 22 maart 1999 gesloten tussen Bakker en Heineken.
Na het sluiten van deze overeenkomsten is de parkeerplaats afgesloten door middel van een slagboom.
Sinds enige tijd stort Trinity een deel van de huursom, aanvankelijk 20% en nu 10%, op een derdenrekening.
Trinity heeft onder zichzelf beslag gelegd.
2. DE VORDERING, DE GRONDEN EN HET VERWEER
Heineken vordert - na wijziging eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
A. Trinity te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis het pand gelegen aan het Simonsplein 13 te Doetinchem, bestemd tot cafébedrijf, te verlaten en te ontruimen, met medeneming van alle daarin van harentwege aanwezige personen en/of goederen, doch onder achterlating van hetgeen tot het onroerend goed dan wel aan Heineken toebehoort, en onder overgifte der sleutels wederom ter vrije en algehele beschikking van Heineken te stellen, met machtiging op Heineken deze ontruiming desnodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, zulk op kosten van Trinity c.s.;
B. Trinity c.s. hoofdelijk, des dat de één voldaan hebbend, de ander zal zijn bevrijd, om aan Heineken te voldoen de somma van ¦ 20.716,96, te vermeerderen met de contractuele rente ad één procent per maand over een bedrag van ¦ 19.566,75, vanaf 19 december 2000 tot de dag der algehele voldoening.
C. Op te heffen het door Trinity onder zichzelf gelegde beslag.
D. Trinity c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding.
Aan deze vordering legt Heineken het volgende ten grondslag. Trinity heeft een achterstand in de huurbetalingen. Ondanks daartoe herhaaldelijk te zijn aangemaand en ingebreke te zijn gesteld weigert Trinity deze achterstand te betalen. Gelet op deze toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Trinity kan van Heineken niet langer worden gevergd aan Trinity het genot van het gehuurde te verschaffen zodat zij gerechtigd is de ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen. Op grond van de huurovereenkomst dient Trinity bovendien aan Heineken over de achterstallige huur een rente te vergoeden van één procent per maand en komen alle kosten die voortvloeien uit het niet, niet behoorlijk of niet tijdig nakomen door Trinity van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, voor haar rekening. Bij akte van indeplaatsstelling van 18 maart 1998 hebben Lovink Holding en Lovink zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de nakoming van alle voor de vennootschap uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Het beslag, zo besluit Heineken, dient te worden opgeheven aangezien Trinity er geen belang bij heeft.
Trinity c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd en daartoe - voor zover hier relevant - het volgende gesteld. Door het verhuren door Heineken van het parkeerterrein aan Heikens op basis van een huurovereenkomst waarvan voornoemd artikel 2 deel uitmaakt en het gedogen dat er een slagboom is geplaatst heeft Heineken geen rekening gehouden met de belangen van Trinity waartoe zij wel gehouden was. Trinity heeft een bedrijfsruimte gehuurd die aan de achterkant vrij toegankelijk was en dat is nu niet meer het geval. Heineken had het bovendien in haar macht zich sterk te maken voor de belangen van Trinity. Door zo te handelen komt Heineken haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder de plicht tot het leveren van rustig huurgenot, niet na zodat Trinity een deel van haar huurbetaling mag opschorten.
3. DE BEOORDELING
3.1 Trinity c.s. hebben zich niet tegen de vermeerdering c.q. wijziging van eis verzet zodat die in de beoordeling zal worden meegenomen.
3.2 Ter beantwoording is of het aannemelijk is dat de bodemrechter, indien dit door Heineken wordt gevorderd, het bedrag aan huurachterstand zal toewijzen en de tussen hen bestaande huurovereenkomst zal ontbinden.
3.3 Aangezien het geschil zich met name, gelet op het verweer van Trinity, toespitst op de vraag of Trinity, onder de omstandigheden die hier aan de orde zijn, gerechtigd is betaling van een deel van de huurpenningen op te schorten zal deze vraag allereerst dienen te worden beantwoord.
Partijen zijn het er over eens, dat op het moment dat Trinity de bedrijfsruimte van Heineken ging huren, iedere bezoeker van Trinity de vrije toegang had tot het parkeerterrein en dus ook de vrije toegang had tot de achteringang van het café.
Onbetwist is voorts dat de nadien geplaatste slagboom altijd dicht is en pas wordt geopend als een bezoeker van Trinity zich door middel van een speaker bij de receptie van Hotel De Graafschap meldt. De stelling van Heineken, dat dus nog steeds sprake is van een vrije toegang zal dan ook niet worden gevolgd, aangezien Trinity, zoals ook door haar is opgemerkt, nu voor de toegang van het gehuurde aan de achterkant afhankelijk is geworden van de medewerking van Heikens waarbij Heikens het in zijn macht heeft aan deze toegankelijkheid een einde te maken. Dat hij dit wellicht op zeker moment ook zal doen behoort zeer wel tot de mogelijkheden nu hij zich in de huurovereenkomst met Heineken er toe heeft verplicht het parkeerterrein uitsluitend aan zijn eigen gasten en leveranciers ter beschikking te stellen. Voorts bestaat er voor Trinity een risico gelegen in het feit dat de belangen van de twee exploitanten niet altijd parallel lopen.
Heineken heeft als reactie hierop naar voren gebracht dat Heikens en zij mondeling zijn overeengekomen dat Trinity altijd aan de achterkant bereikbaar moet blijven. Aangezien Heineken het op dit punt bij een enkele opmerking heeft gelaten zonder deze nader met stellingen dan wel stukken toe te lichten zal hieraan worden voorbij gegaan.
Aan de orde is vervolgens de vraag of Trinity deze verhindering in het gebruik Heineken mag tegenwerpen. Heineken meent van niet aangezien het uiteindelijk de gemeente is geweest die heeft voorgeschreven dat alleen Hotel de Graafschap van het terrein gebruik mag maken.
Uit de stellingen van partijen en de door hen overgelegde stukken kan evenwel worden opgemaakt dat:
niet gesteld of gebleken is dat op het moment dat de huurcontracten terzake het parkeerterrein tussen Bakker en Heineken en vervolgens tussen Heineken en Heikens werden gesloten, Heineken op welke wijze dan ook de belangen van Trinity aan de orde heeft gesteld, laat staan zich er sterk voor heeft gemaakt;
op dat moment Heineken kon en moest weten dat Trinity er wel belang bij had dat haar vrije toegankelijkheid van haar pand aan de achterkant behouden bleef;
per brief van 31 maart 2000 van de toenmalige raadsman van Trinity, Heineken er op is gewezen dat Trinity het niet met de gang van zaken eens was en op die grond een deel van de huur op een geblokkeerde rekening zou gaan storten;
niet gebleken is dat nadien Heineken richting gemeente of Heikens actie heeft ondernomen om op te komen voor de belangen van Trinity;
het er Trinity daarbij slechts om gaat dat Lovink de beschikking krijgt over de sleutel van de slagboom en hem wordt toegestaan overdag zijn auto op het terrein te parkeren en 's nachts gedurende een kort moment, om de kas op te halen;
op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat Heineken zich tegenover Trinity niet heeft gedragen zoals een goed verhuurder betaamt. Heineken schiet dus op dit moment tekort in haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen waardoor de gehoudenheid van Trinity de huur te betalen, gedeeltelijk is vervallen. Een percentage van 10% wordt hierbij niet overmatig geacht. Het is niet aannemelijk dat onder deze omstandigheden de bodemrechter zal overgaan tot toewijzing van de achterstallige huurpenningen en de ontbinding van de huurovereenkomst zal uitspreken. Reeds hierom zullen de vorderingen van Heineken, waaronder ook de vordering tot opheffing van het door Trinity onder zichzelf gelegde beslag, dienen te worden afgewezen
Heineken zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. BESLISSING
De President, rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering af;
Veroordeelt Heineken in de kosten van het geding welke voor zover gevallen aan de zijde van Trinity c.s. tot op deze uitspraak worden begroot op ¦ 400,-- wegens verschotten en ¦ 1550,--wegens salaris procureur.
Aldus gewezen door mr. J.M.H. van Staveren, fungerend president en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
conc hwh