- Op 13 augustus 1998 is [eiser] aangehouden wegens rijden onder invloed.
- Zijn rijbewijs is toen door justitie te Arnhem ingevorderd.
- Op 21 oktober 1998 is [eiser] door de politierechter te Arnhem o.m. veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
- Op 9 februari 1999 is deze ontzegging geëindigd.
- Op 9 juli 1999 heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen beslist dat [eiser] ongeschikt is een motorrijtuig te besturen.
- Op 16 juli 1999 is het rijbewijs van [eiser] ongeldig verklaard onder de mededeling dat hij na een recidivevrij jaar een nieuw rijbewijs kan aanvragen. [eiser] heeft dit bericht niet ontvangen omdat hij op dat moment in het buitenland verbleef..
- Op 19 juli 1999 heeft [eiser] onder invloed een auto bestuurd. Hij is voor dit feit aangehouden en zijn auto is inbeslaggenomen.
- [Eiser] is op die dag door de opsporingsambtenaren op de hoogte gesteld van het feit dat hij ongeschikt is verklaard een motorrijtuig te besturen en dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard.
- Het proces-verbaal van de aanhouding vermeldt op pagina 1.1.1. voor zover hier relevant, het volgende:
“Invordering rijbewijs: Ja”
en op pagina 2.1.1.:
“CONTROLE RIJBEWIJS
De verdachte verklaarde mij, eerste verbalisant, in het bezit te zijn van een rijbewijs. Hij deelde mee dat het rijbewijs lag bij Justitie in Arnhem.
Bij informatie, ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam, afdeling Centraal Register Rijbewijzen, bleek dat aan de verdachte een rijbewijs was afgegeven, echter dat dit rijbewijs was ingenomen omdat verdachte [Eiser] ongeschikt was verklaard voor het besturen van een motorvoertuig.”
Pagina 2.1.4 vermeldt,voor zover hier relevant, onder de kop:
“MEDEDELING EX ARTIKEL WEGENVERKEERSWET 1994”
"Opmerking; Het rijbewijs is ingevolge artikel 164 WVW ingevorderd en verzonden naar het Arrondissementsparket te Zutphen.”
- Op 19 juli 1999 is ook door de opsporingsambtenaren een “Kennisgeving van ontvangst van het ingevorderde rijbewijs” opgemaakt. Dit stuk vermeldt achter “nummer rijbewijs”: “rijbewijs was reeds ingevorderd bevindt zich op parket te Zutphen.” en het besluit met de zin: “Het rijbewijs wordt tezamen met dit proces-verbaal onverwijld overgedragen aan c.q. opgestuurd naar de officier van justitie te Zutphen. Van de invordering is melding gemaakt in het Centraal Register Rijbewijzen te Veendam.”
- Op diezelfde dag is door de opsporingsambtenaren ook een proces-verbaal van invordering van het rijbewijs van [eiser] opgemaakt. Hierin staat achter “RIJBEWIJS” geschreven: “ingevorderd het op zijn naam staand rijbewijs,” en achter “nummer”: “rijbewijs is reeds ingevorderd en ligt op het parket Arnhem”.
- [Eiser] wordt terzake tegen 25 oktober 1999 gedagvaard, de dagvaarding wordt vervolgens door het Openbaar Ministerie ingetrokken.
- Op 3 februari 2000 is [Eiser] vervolgens door de politierechter te Zutphen o.m. veroordeeld tot een ontzegging uit de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomst artikel 179 lid 6 Wegenverkeerswet waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Ook wordt de tenuitvoerlegging van de door de politierechter te Arnhem voorwaardelijk uitgesproken ontzegging voor de duur van 3 maanden gelast.
- De "Aantekening mondeling vonnis" vermeldt dat zowel [Eiser] als de officier van justitie afstand hebben gedaan van rechtsmiddelen.
- Op 14 juli 2000 heeft [Eiser] zijn rijbewijs teruggevonden in een verhuisdoos en heeft dit op dezelfde dag op het Gemeentehuis van zijn woonplaats Amersfoort ingeleverd.
- Op 19 september 2000 heeft [Eiser] de "Kennisgeving ingang ontzegging rijbevoegdheid" met als datum 16 juli 2000, ontvangen waarin wordt aangezegd dat de ontzegging zal ingaan op de 21e dag na betekening van het stuk.
- Op 13 oktober 2000 heeft Q, parketsecretaris te Zutphen, aan de toenmalige raadsvrouwe van [Eiser] een brief geschreven die luidt - voor zover hier relevant -:
“Vanaf 19 juli 1999 - de datum aanhouding terzake rijden onder invloed - wist [eiser] dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en dat hij niet meer mocht rijden. Dat hij dat vanaf die datum niet meer heeft gedaan is voor mij niet zo relevant, omdat deze ongeldigverklaring niets te maken heeft met de onderhavige strafzaak.
De vraag is nu wat de ingangsdatum van de ontzegging is. Ter zitting is kennelijk de ontzegging van de rijbevoegdheid uitvoerig besproken. Dat daar ook de einddatum van de ontzegging is besproken is niet gebleken uit de aantekeningen van de griffier.
Aftrek van de tijd dat een rijbewijs ingehouden is geweest (art. 179 lid 6 WVW94) is alleen van toepassing indien een rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest, maw feitelijk in ons bezit is geweest. Nu het rijbewijs feitelijk nooit in ons bezit is geweest, lijkt het mij dan ook niet juist om alsnog aftrek toe te passen. (…) De ontzegging van de rijbevoegdheid van de heer [eiser] is dan ook ingegaan op de 21e dag na betekening in persoon, te weten 10 oktober 2000."
- Met ingang van 31 oktober 2000 is [eiser] door het CBR weer geschikt geacht motorvoertuigen te besturen.