ECLI:NL:RBZUT:2001:AB1139

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06.060004-01
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Visser
  • A. van Harreveld
  • J. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en poging tot doodslag in vereniging

In deze zaak, die op 18 april 2001 door de Rechtbank Zutphen werd behandeld, stond de verdachte W terecht voor openlijk geweld en poging tot doodslag. De tenlastelegging betrof twee feiten die zich op 30 december 2000 in de gemeente W hadden voorgedaan. De verdachte zou samen met een ander openlijk geweld hebben gepleegd tegen een zekere S, door deze tegen de grond te werken en meermalen te slaan, stompen of schoppen. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij samen met een ander een poging tot doodslag had gedaan door S met onderdelen van een stoel op of tegen het lichaam te slaan.

De rechtbank oordeelde dat het verweer van de raadsman, dat de gebruikte stoelonderdelen een ondeugdelijk middel zouden zijn voor doodslag, niet kon worden aanvaard. De rechtbank stelde vast dat het herhaaldelijk inslaan met een hard voorwerp op een persoon, zoals in dit geval, zeer wel de dood tot gevolg kan hebben. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk letsel zou oplopen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde had begaan.

Wat betreft de strafbaarheid van de verdachte, oordeelde de rechtbank dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een diagnostische opname bij een verslavingszorginstelling. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte, het grove karakter van het geweld en de impact van dergelijke delicten op slachtoffers en de samenleving. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Parketnummer: 06.060004-01
Uitspraak d.d.: 18 april 2001
Tegenspraak - dip
VERKORT VONNIS
In de zaak tegen
Verdachte W,
geboren op 30 juni 1973,
wonende te W,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Z.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 4 april 2001.
De tenlastelegging
Aan verdachte is (kort samengevat) het volgende ten laste gelegd
1 Het op 30 december 2000 in de gemeente W samen met een ander plegen van openlijk geweld tegen een zekere S, bestaande uit het tegen de grond werken van die S en meermalen slaan stompen of schoppen van die S.
2 Het op 30 december 2000 in de gemeente W samen met een ander plegen van een poging tot doodslag, althans het plegen van zware mishandeling op een zekere S. door die S met onderdelen van een stoel op of tegen het lichaam te slaan.
Bewezenverklaring
De raadsman van verdachte heeft terzake het onder 2 primair ten laste gelegde aangevoerd dat de gebruikte onderdelen van de stoel, waarmee het geweld op het slachtoffer is uitgeoefend, een ondeugdelijk middel vormen om een doodslag mee te bewerkstelligen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het onophoudelijk inslaan met een hard voorwerp op een persoon, zoals verdachte en diens mededader in dit geval hebben gedaan ten aanzien van het uiteindelijk buiten bewustzijn aangetroffen slachtoffer S, zeer wel de dood ten gevolge kan hebben. De rechtbank is voorts van oordeel dat de aard van de gedraging en de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zich (met zijn mededader) tenminste willens en wetens heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk letsel zou oplopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht;
feit 2 primair:
Medeplegen van poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde, de omstandigheden waar-onder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - :
- de recidive van verdachte terzake geweldsdelicten;
- het zinloze en grove karakter van het geweld dat is toegepast;
- dat, naar de ervaring leert, delicten als de onderhavige veelal de oorzaak zijn van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank geeft de verdachte nadrukkelijk in overweging om een implantaat aan te laten brengen, waarbij verdachte's zucht naar alcohol onder controle gehouden kan worden.
Overige toepasselijke wetsartikelen
De strafoplegging is behalve op de hiervoor al vermelde artikelen gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
openlijk in vereniging, geweld plegen tegen personen;
medeplegen van poging tot doodslag.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzon-dere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren-de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, (Gelders centrum voor verslavingszorg “De Grift”), zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, en dat veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan een diagnostische opname van maximaal 3 weken van de instelling voor verslavingszorg "Tactus". De veroordeelde zal zich dan houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft eerstgenoemde instelling de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. De Visser, voorzitter, Van Harreveld en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2001.