ECLI:NL:RBZUT:2001:AB3089

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41357 KG ZA 01-261
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Vrieze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op lasterlijke uitlatingen door popgroep lid tegen voormalig manager

In deze zaak, die op 6 augustus 2001 door de Rechtbank Zutphen werd behandeld, heeft de president in kort geding uitspraak gedaan over een geschil tussen [eiser], voormalig manager van de popgroep [de band], en [gedaagde], een lid van deze groep. De zaak ontstond naar aanleiding van uitlatingen van [gedaagde] in de media, waarin hij [eiser] beschuldigde van frauduleuze handelingen. [eiser] vorderde een verbod op deze uitlatingen en een rectificatie in het tijdschrift Samsonic. De president oordeelde dat de uitlatingen onrechtmatig waren, gezien de eerdere rechtszaken en de context waarin de beschuldigingen werden gedaan. De president benadrukte dat de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] niet onbeperkt is en dat de bescherming van de reputatie van [eiser] zwaarder weegt in dit geval. De president verbood [gedaagde] om in de toekomst dergelijke uitlatingen te doen en legde een dwangsom op voor elke overtreding. Tevens werd [gedaagde] verplicht om een rectificatie te plaatsen in de eerstvolgende uitgave van Samsonic. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het doen van beschuldigingen in de media, vooral wanneer deze de reputatie van een persoon kunnen schaden.

Uitspraak

Kort Geding-nummer: 41357 KG ZA 01-261
Vonnis van 6 augustus 2001
PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 24 juli 2001,
procureur: mr. C. de Lange
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
procureur: mr A.B. Lever.
Partijen worden in het hierna volgende mede [eiser] en [gedaagde] genoemd.
1. HET PROCESVERLOOP
[eiser] heeft onder overlegging van producties geconcludeerd voor eis overeenkomstig de dagvaarding. [gedaagde] heeft onder overlegging van producties geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde. Partijen hebben hun standpunten ter zitting van 30 juli 2001 mondeling toegelicht. [gedaagde] was daar niet bij aanwezig. Nadat de president de zaak had aangehouden, hebben partijen hun standpunten ter zitting van 2 augustus 2001 nader mondeling toegelicht, alwaar [gedaagde] in persoon is verschenen. De president heeft daarbij afgezien van het aangeboden getuigenverhoor van de journaliste die [gedaagde] voor haar blad geïnterviewd had, en het aanbod om het na de zitting van 30 juli 2001 uitgezonden tv-interview met [gedaagde] te vertonen. Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2. VASTSTAANDE FEITEN
Binnen het kader van dit kort geding zijn onder meer de navolgende feiten als vaststaand tussen partijen komen te gelden. Deze feiten zijn vastgesteld op grond van stellingen van partijen of ook op grond dat ze blijken uit de tussen partijen onomstreden gebleven inhoud van overgelegde schriftelijke stukken. Uit stellingen van partijen moeten feiten als vaststaand worden afgeleid als ze door de ene partij zijn gesteld en vervolgens door de andere partij zijn erkend of door die partij niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken.
Overigens draagt de vaststelling van feiten in een kort geding noodgedwongen een voorlopig karakter, omdat de gelegenheid om getuigen te ondervragen en deskundigenbericht in te winnen dan pleegt te ontbreken.
Aldus zijn de volgende feiten als vaststaand tussen partijen komen te gelden:
2.1 Het is een feit van algemene bekendheid dat [gedaagde] veelvuldig woordvoerder en het gezicht van de popmuziekgroep [de band] is;
2.2 [eiser] (voornaam [voornaam]) is tot 1987 manager geweest van [de band];
2.3 Tot begin 1987 werden de belangen van [de band] behartigd door [belangenbehartiger]; Directeur van [belangenbehartiger] was en is [eiser], die tevens directeur was en is van [vennootschap], waarvan [belangenbehartiger] enig aandeelhoudster is. De aandelen van [belangenbehartiger] waren tot medio 1987 in handen van de leden van [de band] en [eiser] ([de band] 3 x 25% en [eiser] 25%). Daarna is [eiser] door overname van de aandelen van [de band] enig aandeelhouder geworden;
2.4 Aangezien de samenwerking tussen [de band] en [eiser] te wensen overliet hebben partijen besloten uiteen te gaan. In dit kader is tussen [de band] enerzijds en [belangenbehartiger] en [vennootschap] anderzijds op 15 mei 1987 een overeenkomst tot stand gekomen waarbij de ontvlechting is geregeld. Hoofdlijn bij de tussen partijen gemaakte afspraken was dat [de band] vanaf 16 februari 1987 voor eigen rekening en risico is gaan optreden, dat de popgroep onder andere de studio van [belangenbehartiger] en de exploitatie daarvan zou overnemen en dat aan [eiser] alle aandelen in [belangenbehartiger] zouden worden overgedragen;
2.5 De aan [belangenbehartiger] en {vennootschap] overgedragen auteursrechten op door [de band] geschreven teksten en gecomponeerde muziek, waaronder uitdrukkelijk de uitgeversrechten, zouden aan [de band] worden overgedragen;
2.6 Na de ontvlechting omstreeks 15 mei 1987 luidden de voorlopige bevindingen van belastingadviseur [belastingadviseur] op 26 juni 1987 over deze zogenaamde deal dat [eiser] daarna (moeilijk te schatten) f 200.000,-- overhield en [de band] f 190.000 schuld waartegenover een studio, een bus, rechten etc. en dat dit: “na 10 jaar werken een niet bijster goed resultaat” is; volgens [belastingadviseur] had [de band] bij de deal te weinig gebruik gemaakt van de door boekhouder [boekhouder] berekende cijfers;
2.7 Na het sluiten van voormelde ontvlechtingsovereenkomst zijn er geschillen tussen partijen gerezen over de afwikkeling. Ondanks een hieromtrent op 19 oktober 1987 door partijen gesloten dadingsovereenkomst waarbij partijen elkaar over en weer volledige kwijting gaven, bleven er -met name financiële- problemen tussen hen bestaan, op grond waarvan [gedaagde] en twee andere leden van [de band] in december 1988 bij de rechtbank te Arnhem een procedure tegen [belangenbehartiger] hebben aangespannen;
2.8 In het dagblad “De Gelderlander” van 27 januari 1990 is een paginagroot artikel over [de band] verschenen, waarin van [gedaagde] de volgende passage is overgenomen “[gedaagde]: Hij zei “Maken jullie maar muziek, ik regel de rest wel”. Achteraf gezien verbijsterend dom dat we zo goed van vertrouwen waren. Je moet het eigenlijk zo zien: als ik in het café naar de plee ga en een portemonnee op tafel laat liggen, dan is dat geweldig dom. Maar degene die hem pikt is net zo goed een dief natuurlijk. We hebben echt de kat op het spek gebonden”;
2.9 Vanaf januari 1988 zijn er nog artikelen in verschillende bladen verschenen, waarin de leden van [de band] werden geïnterviewd. In deze artikelen werden tevens beschuldigingen aan het adres van [eiser] -neerkomende op het plegen van frauduleuze handelingen door laatstgenoemde jegens de leden van [de band]- geuit. Het gaat hierbij om met name de navolgende artikelen:
· in het Vrije Volk van 2 januari 1988 onder de kop “Achterhoekers vanuit diep dal naar zilveren jubileum”;
· in het Algemeen Dagblad van 16 februari 1990 onder de kop “Ex-manager [de band] slikt kritiek niet”;
· in de Graafschapbode van 5 maart 1990 onder de kop “[de band] scoort voor open doel”;
· in de Nieuwe Revu van 8 maart 1990 onder de kop “Abnormale Dorpsruzie”;
2.10 Naar aanleiding van voormelde beschuldigingen, met name die in de Gelderlander van 27 januari 1990 waarin onder meer [eiser] met de naam “Frauding” wordt aangeduid, heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan ter zake van smaadschrift. [eiser] heeft tevens een kort geding procedure aangespannen tegen [gedaagde] bij de president te Arnhem met het oog op een gebod aan [gedaagde] om dergelijke uitlatingen achterwege te laten;
2.11 De president te Arnhem heeft bij vonnis d.d. 27 april 1990 onder meer het volgende overwogen:
“Gedaagden maken een denkfout. Het feit dat zij ruig, onverbloemd taalgebruik bezigen in hun songs en dat hun fans dat mooi vinden brengt namelijk niet mee dat zij zakelijke meningsverschillen, als waar het hier om gaat, naar buiten mogen brengen door hun tegenpartij als dief en fraudeur te betitelen dan wel door hem op -onsmakelijke- wijze tijdens optredens aan te duiden. Het dient hen (oerend) hard duidelijk te worden, dat zoiets simpelweg onrechtmatig is (…) Voorts geven de aangevoerde punten weliswaar alle aanleiding om aan te nemen dat er vele zakelijke punten van geschil zijn geweest tussen partijen, maar enige rechtvaardiging voor woorden als “dief, “diefstal” en “Frauding” is in de aangehaalde voorbeelden niet te vinden”;
2.12 De president heeft daarna onder meer de volgende beslissing gegeven:
“Verbiedt [gedaagde] (…) uitlatingen jegens derden te doen waarin [eiser] wordt aangeduid als “Frauding”, danwel waarin [eiser] en [belangenbehartiger] of een van hen worden beticht van diefstal, oplichting, fraude of ander strafbaar of onrechtmatig handelen jegens [gedaagde] (…), of de leden of voormalige leden van de popgroep [de band], alsook om hun medewerking te verlenen aan zodanige uitlatingen en/of publicaties door anderen. (…) Veroordeelt elk der gedaagden om, ingeval hij een van de hiervoor (…) genoemde verboden na het verstrijken van een termijn van twee dagen na betekening van dit vonnis overtreedt, aan eisers tezamen een dwangsom te betalen van f. 5.000,-- per overtreding, echter tot een maximum van f. 100.000,--;
2.13 Dit vonnis is op 7 mei 1990 aan [gedaagde] betekend. Op dat moment liep de door [de band] in 1988 gestarte bodemprocedure nog, die geresulteerd heeft in vonnissen van 31 mei 1990 en 13 december 1990;
2.14 De rechtbank Arnhem heeft bij vonnis d.d. 31 mei 1990 het volgende overwogen:
“(…) 11.1. Bij conclusie van repliek in reconventie hebben [belangenbehartiger] en [vennootschap] daarbij meer in het bijzonder gewezen op het kenschetsen door [gedaagde] c.s. van de activiteiten van [belangenbehartiger] en haar directeur [eiser] als “kaalplukken”, wegroven, failleren en afpakken”.
11.2. [gedaagde] c.s. hebben betwist dat hun uitlatingen onjuist waren en hebben voorts betoogd dat hun opmerkingen, voor zover zij al onjuist zouden zijn geweest, in de context waarin zij zijn gedaan onschuldig van aard waren.
11.3. Deze laatste conclusie kan ook naar het oordeel van de rechtbank worden getrokken uit de drie door [belangenbehartger] en [vennootschap] overgelegde krantenartikelen waarin de door hen gewraakte uitlatingen van [gedaagde] c.s. worden weergegeven. De uitlatingen van [gedaagde] c.s. worden in deze artikelen duidelijk gepresenteerd als de persoonlijke mening van [gedaagde] c.s. over het conflict tussen hen en [belangenbehartiger] -op een hoogtepunt door het door [belangenbehartiger] gelegd beslag op de instrumenten- en zijn deels geplaatst naast de visie van [belangenbehartiger] over de problemen tussen de partijen. Zo de naamsbekendheid van [belangenbehartiger] en [vennootschap] al nadelig is beïnvloed zal dit veeleer door het enkele openbaar worden van de geschillen tussen partijen zijn veroorzaakt dan dat dit aan de [gedaagde] c.s. gedane uitlatingen moet worden toegeschreven.
11.4. (…) de vordering tot schadevergoeding in verband met een verminderde naamsbekendheid zal daarom worden afgewezen;
2.15 Partijen zijn daarna in 1991 tot een minnelijke regeling gekomen, waarbij onder meer van inning van dwangsommen is afgezien;
2.16 Tegen [eiser] is nimmer aangifte gedaan wegens valsheid in geschrifte, oplichting, verduistering of diefstal, noch ter zake een opsporingsonderzoek gestart, laat staan dat een rechtbank hem daarvoor veroordeeld heeft;
2.17 [eiser] is nog immer actief in de organisatie van popfestivals en dergelijke, onder andere voor Samson (een tabaksprodukt van Koninklijke Niemeijer). Daarbij laat Koninklijke Niemeijer door Veronica Uitgeverij BV te Hilversum een magazine distribueren dat ook in losse verkoop en voor abonnees verkrijgbaar is, Samsonic geheten;
2.18 [eiser] is door een directielid van Koninklijke Niemeijer aangesproken op het juli/augustusnummer waarin hij in een artikel over “Manager gezocht (m/v), It’s a hell of a job” in een interview met [gedaagde] ten tonele gevoerd wordt als de vroeger Frauding genoemde ex-manager; het interview met [gedaagde] heeft ongeveer 2 uur geduurd en is in steno en op tape vastgelegd. De inleiding van het artikel luidt: “Managers zijn wijsneuzen, irritante mannetjes die hun zakken vullen over de rug van een ander. Of zijn het mensen die ervoor zorgen dat een artiest komt waar hij wezen moet: aan de top? Vriend of vijand? Hemel of hel” Samsonic vindt het antwoord”;
2.19 In het artikel zijn de volgende passages opgenomen:
(…) [voornaam] [eiser] nam in de jaren tachtig, de succesvolste periode van [de band], de zaken over. [eiser] richtte een BV op, [belangenbehartiger] (“hoe ironisch”), waarvan later bleek dat in de statuten een paar dingen misten. Zo ontbraken de gebruikelijke restricties voor het gedrag van de directeur, [eiser] dus. ‘Fraude met voorbedachten rade’, zou de rechtbank jaren later beslissen. “Dat maakt me zo treurig. We waren de dikste kameraden, trokken dag en nacht met elkaar op. Ik zag hem nog vaker dan mijn eigen vrouw en kinderen. En dan tilt ‘ie je glashard voor miljoenen. Verraad. Een mes in je rug.” Bij het horen van de naam [voornaam] [eiser] (“Hij heet eigenlijk [echte voornaam], dus zelfs zijn naam is een leugen. Wij noemden hem Frauding”), slaat [gedaagde] nog steeds op tilt. (…) [gedaagde] heeft miljoenen verdiend, maar geen cent op de bank. Pas sinds 1997 begint hij een beetje “in de plus te boeren”. De rest is op duistere wijze verdwenen. Hoofdzakelijk in de zakken van [eiser], zo werd in 1986 duidelijk. Wat volgde was een juridisch steekspel vol intriges, psychologische oorlogsvoering, pesterijen en in alcohol gesmoorde woede. Oorlog in de Achterhoek.
3. DE VORDERINGEN EN VERWEREN EN DE GRONDEN ERVOOR
3.1 Er is gevorderd dat de president voorlopige voorzieningen treft die vooruitlopen op een definitieve vaststelling van de rechtsverhouding tussen partijen. Deze verhouding komt pas voor partijen bindend vast te staan door een onderling vergelijk of -als dat mocht uitblijven- als uitkomst van een bodemprocedure waarin partijen desgewenst uitvoering mondeling en schriftelijk kunnen debatteren, inlichtingen verschaffen aan de rechter, hem of haar uitnodigen tot een plaatselijke bezichtiging, beslissingen uitlokken op processuele incidenten, getuigen doen horen en door andere bewijsmiddelen bewijs leveren, deskundigenbericht uitlokken en per saldo rechterlijke beslissingen weer aan een hogere rechter en de Hoge Raad voorleggen.
In afwachting daarvan kan de president in een procedure als hier aan de orde, op basis van een voorspelling van de uitkomsten van een dergelijke bodemprocedure trachten de rechten van partijen bij voorbaat zeker te stellen of daaraan tegemoet te komen door op hun vordering voorlopige voorzieningen te treffen. Of dit opportuun geacht moet worden, hangt af van een afweging van diverse daarbij betrokken belangen, waaronder de spoed die gemoeid is met het bewaren van rechten, beëindigen van voortdurend nadeel of zelfs herstellen van al geleden schade. De bodemrechter hoeft zich te zijner tijd aan de gemaakte prognose niet te storen en evenmin aan de erop gebaseerde, in kort geding te nemen beslissing: in zoverre is het kort-geding-vonnis voorlopig.
Overigens staan het voorlopig karakter van zowel de vaststelling van de feiten waarop de president in kort geding zich baseert als van zijn juridisch oordeel er niet aan in de weg, dat de naleving van de in kort geding te geven voorlopige voorzieningen door partijen van elkaar afgedwongen kan worden -zelfs niettegenstaande een eventueel lopend hoger beroep daartegen, mits de voorlopige voorziening bij voorraad uitvoerbaar is verklaard.
3.2 Tegen die achtergrond vordert [eiser] nu -kort samengevat- een verbod van herhaling van dergelijke uitlatingen, waarin hij van strafbare feiten of onrechtmatig handelen jegens [de band] beticht wordt -al dan niet in een documentaire waaraan [gedaagde] meewerkt - en een bevel tot rectificatie in de eerst verschijnende Samsonic.
3.3 [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop in het hierna volgende zo nodig zal worden ingegaan.
4. DE BEOORDELING
4.1 De president acht [eiser] ontvankelijk in het gevorderde verbod van herhaling van de gewraakte uitlatingen. Weliswaar is het doen van dergelijke uitlatingen hem al verboden bij voormeld kort geding-vonnis van 27 april 1990, maar het bodemvonnis van 31 mei 1990 kan gelden als een voor de veroordeelde gunstige(r) uitspraak die meebrengt dat de grondslag aan het in kort geding gegeven verbod komt te ontvallen en daarmee ook aan het in de toekomst verbeuren van dwangsommen en die na in kracht van gewijsde te zijn gegaan, een eind maakt aan de plicht om een in kort geding gegeven bevel of verbod na te leven (HR 15 mei 1998, NJ 1999/569). Het moet er voor gehouden worden dat [gedaagde] c.s. wegens het in kort geding gegeven verbod na 31 mei 1990 geen dwangsommen meer verbeurde. Daaraan doet niet af dat het bodemvonnis zich op drie in plaats van vier krantenartikelen uit dezelfde periode baseerde, nu bewoordingen en strekking van de uitlatingen elkaar steeds weinig ontliepen.
4.2 Het thans gevorderde verbod zal bij toewijzing een inbreuk opleveren op gedaagdes vrijheid van meningsuiting, beschermd door art 10 eerste lid van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), welke vrijheid zich ook uitstrekt tot uitingen die anderen aanstoot geven, shockeren of verontrusten. Het tweede lid van voormeld verdragsartikel staat echter inbreuken op de uitingsvrijheid toe als deze in het geldend recht voorzien zijn en bij voorbeeld dienen ter bescherming van andermans reputatie; daarbij geldt dat publieke instellingen een dikkere huid moeten hebben dan particuliere burgers, omdat artikel 10 volgens het Europese Hof te Straatsburg (EHRM) voor beperking van politieke uitspraken of van een debat over zaken van algemeen belang weinig ruimte laat.
In dit geval gaat het echter om beschuldigingen van nimmer vastgestelde strafbare feiten jegens een vroegere contractspartner; deze beschuldigingen zijn al eens eerder door de kort-geding-rechter - die er op grond van de onwaarheid ervan in het Wetboek van Strafrecht verboden smaad in zag - verboden, maar ter zake daarvan zijn nog nooit boetes of dwangsommen geïnd. Het is de vraag of [gedaagde] intussen niet moet weten dat de strafrechtelijke verwijten onwaar zijn en hij zich thans niet aan laster schuldig maakt.
Eerdere rechters hebben al vastgesteld dat de beschuldigingen die gedaagde blijft herhalen, op zakelijke meningsverschillen berusten en dat ook nog nimmer een poging is gedaan om tot een veroordeling door de strafrechter te geraken. Weliswaar heeft [gedaagde] te kennen gegeven het subtiele verschil tussen een civiele procedure met vorderingen over en weer die per saldo resulteerden in een veroordeling van [eiser]’s BV tot betaling van bijna f 34.000,-- enerzijds en een eventuele veroordeling door de strafrechter van [eiser] wegens een vorm van strafbare fraude anderzijds niet te kennen, maar dit komt -zeker na de eerdere veroordeling door de Arnhemse president- weinig plausibel voor.
[gedaagde] zelf baseert zich op niet meer dan een voorlopige mening van een belastingadviseur, die ook nimmer in strafrechtelijke termen spreekt, doch [de band] slechts het verwijt maakt, dat het bij het sluiten van de ontvlechtingsovereenkomst met eiser in mei 1987 de cijfers van zijn boekhouder veronachtzaamd heeft met als gevolg minder resultaat dan van tien jaar muzikale activiteit verwacht mocht worden.
Onder die omstandigheden zijn de uitlatingen onrechtmatig.
4.3 Weliswaar heeft [gedaagde] aangevoerd dat de journaliste hem niet goed heeft geciteerd en dat het interview bovendien slechts citaten uit zijn mond bevat als het gaat om de uitspraken: “En dan tilt-ie je glashard voor miljoenen. ..zelfs zijn naam is een leugen…” hetgeen de lezer moet afleiden uit het gebruik van dubbele aanhalingstekens.
Voor het overige heeft de schrijfster van het artikel over managers van popmusici in het verhaal over gedaagdes ervaringen bewoordingen gebruikt die soms woordelijk overeenstemmen met in het verleden gewraakte uitlatingen van [gedaagde] c.s.
4.4 In het midden kan blijven of deze journaliste haar archieven goed geraadpleegd had dan wel toch [gedaagde] op basis van het met haar gehouden interview woordelijk, zij het zonder dubbele aanhalingstekens citeert -zoals zijdens eiser te bewijzen aangeboden is, door haar als getuige te horen. Relevant is immers (op het voetspoor van de uitspraak van het EHRM van 25 november 1999, Nilsen en Johnsen tegen Noorwegen), dat klager -die volgens zijn eigen verklaring wekelijks interviews geeft- zelf de mogelijkheid had kunnen bedingen om zijn uitspraken vòòr publicatie ter inzage te verkrijgen en te herformuleren. Niet relevant is, dat dat [gedaagde] te veel werk is; dan moet hij maar minder interviews geven. De gewraakte uitlatingen kunnen hem dus worden toegerekend.
4.5 Overigens gaat het nu niet om een schadeclaim van [eiser], maar is slechts een herhalingsverbod gevraagd om toekomstige schade te voorkomen. Voor toewijzing daarvan is voldoende dat er - mede gelet op de voorgeschiedenis rond 1990 - klaarblijkelijk gevaar is van herhaling van de ernstigste beschuldigingen die er in het zakenleven zijn en die een in de wereld van jonge lezers van Samsonic - onder wie zich velen zullen bevinden die in 1990 de ontwikkelingen in de popmuziek nog niet volgden - actief manager grote schade kunnen toebrengen.
4.6 Aan de toewijzing kan al evenmin in de weg staan - zoals ook de Arnhemse president in 1990 al overwogen heeft - dat de lezers van gedaagdes uitspraken rauwe en ongenuanceerde teksten van hem en zijn popgroep gewoon zijn: de beschuldigingen van strafbare feiten komen er niet minder hard om aan en eiser moet het wel van die zelfde ‘scene’ hebben, waartoe ook Koninklijke Niemeijer hoort die er zwaar aan blijkt te tillen.
4.7 De gevorderde rectificatie zal eveneens worden bevolen, zij het niet in de door [eiser] voorgestelde redactie. Zoals de Arnhemse president al in 1990 overwogen heeft, kan een gedaagde niet gedwongen worden tot terugnemen van eigen woorden. Een rectificatie dient een gedaagde met zijn meningen in zijn waarde te laten en in plaats van hem te dwingen tot het inslikken van zijn overtuiging, de rechter sprekend op te voeren, die hem een bevel tot openlijke rectificatie oplegt. Een rectificatie van die strekking zal worden bevolen.
4.8 Nu [eiser] niet weersproken heeft dat de documentaire-film over [gedaagde] en [de band] die gepland staat om dit najaar uit te komen, buiten gedaagdes verantwoordelijkheid of zeggenschap gemaakt wordt en dat de voorbereidende opnamen onlangs afgerond zijn, acht de president het voor [gedaagde] onmogelijk om alsnog openbaarmaking of verveelvoudiging van eventueel daarin voorkomende onjuiste beschuldigingen aan het adres van eiser te voorkomen. Een met behulp van dwangsommen af te dwingen verbod van medewerking zal daarom niet gegeven worden. [eiser] zal zich desgewenst tot de producent moeten wenden.
4.9 De te verbeuren dwangsommen zullen aan een maximum worden gebonden.
5. DE BESLISSING
De President:
1. verbiedt [gedaagde] uitlatingen jegens derden te doen waarin [eiser] wordt aangeduid als “Frauding”, dan wel waarin [eiser] wordt beticht van valsheid in geschrifte, verduistering, diefstal, oplichting, fraude of enig ander strafbaar handelen jegens [gedaagde] en/of de leden en/of voormalige leden van de popgroep [de band], op verbeurte van een dwangsom van f 25.000,-- (zegge: vijfentwintig duizend gulden) voor elke overtreding van dit verbod, met een maximum van f 500.000,-- (zegge: vijfhonderdduizend gulden).
2. gelast [gedaagde] om voor de eerstvolgende uitgave van het blad Samsonic die verschijnt na dit vonnis een advertentie ter grootte van minstens een kwart pagina op te geven met de volgende, in minstens dezelfde lettergrootte als voor het gewraakte artikel was gebruikt , af te drukken inhoud:
“De president van de rechtbank te Zutphen heeft in een kort geding geoordeeld dat uitlatingen in het interview met mij en twee andere popmusici in het juli/augustusnummer van Samsonic onder de titel “Manager gezocht (m/v) it’s a hell of a job” onrechtmatig zijn. Tegen manager [voornaam] [eiser] is nooit een serieuze beschuldiging van fraude, valsheid in geschrifte, oplichting, diefstal of verduistering ingediend en dat hij daaraan schuldig is, is al helemaal nooit door de rechter vastgesteld.
Het vonnis van de rechtbank-president d.d. 6 augustus 2001 veroordeelt mij tot het plaatsen van deze rectificatie.
[voornaam [gedaagde] ([de band])”;
3. bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van f 10.000,-- (zegge: tienduizend gulden) verbeurt voor elke volle kalendermaand waarin hij na betekening van dit vonnis met deze opgave in gebreke blijft, tot een maximum van f 100.000,-- (zegge: éénhonderdduizend gulden);
4. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure welke voor zover gevallen aan de zijde van [eiser] tot op deze uitspraak worden begroot op f. 567,80 aan verschotten en f. 2.275,-- wegens salaris procureur;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G. Vrieze, president en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2001 in tegenwoordigheid van mr. S. Kuypers als griffier.
SK/GV