Aldus zijn de volgende feiten als vaststaand tussen partijen komen te gelden:
2.1 Het is een feit van algemene bekendheid dat [gedaagde] veelvuldig woordvoerder en het gezicht van de popmuziekgroep [de band] is;
2.2 [eiser] (voornaam [voornaam]) is tot 1987 manager geweest van [de band];
2.3 Tot begin 1987 werden de belangen van [de band] behartigd door [belangenbehartiger]; Directeur van [belangenbehartiger] was en is [eiser], die tevens directeur was en is van [vennootschap], waarvan [belangenbehartiger] enig aandeelhoudster is. De aandelen van [belangenbehartiger] waren tot medio 1987 in handen van de leden van [de band] en [eiser] ([de band] 3 x 25% en [eiser] 25%). Daarna is [eiser] door overname van de aandelen van [de band] enig aandeelhouder geworden;
2.4 Aangezien de samenwerking tussen [de band] en [eiser] te wensen overliet hebben partijen besloten uiteen te gaan. In dit kader is tussen [de band] enerzijds en [belangenbehartiger] en [vennootschap] anderzijds op 15 mei 1987 een overeenkomst tot stand gekomen waarbij de ontvlechting is geregeld. Hoofdlijn bij de tussen partijen gemaakte afspraken was dat [de band] vanaf 16 februari 1987 voor eigen rekening en risico is gaan optreden, dat de popgroep onder andere de studio van [belangenbehartiger] en de exploitatie daarvan zou overnemen en dat aan [eiser] alle aandelen in [belangenbehartiger] zouden worden overgedragen;
2.5 De aan [belangenbehartiger] en {vennootschap] overgedragen auteursrechten op door [de band] geschreven teksten en gecomponeerde muziek, waaronder uitdrukkelijk de uitgeversrechten, zouden aan [de band] worden overgedragen;
2.6 Na de ontvlechting omstreeks 15 mei 1987 luidden de voorlopige bevindingen van belastingadviseur [belastingadviseur] op 26 juni 1987 over deze zogenaamde deal dat [eiser] daarna (moeilijk te schatten) f 200.000,-- overhield en [de band] f 190.000 schuld waartegenover een studio, een bus, rechten etc. en dat dit: “na 10 jaar werken een niet bijster goed resultaat” is; volgens [belastingadviseur] had [de band] bij de deal te weinig gebruik gemaakt van de door boekhouder [boekhouder] berekende cijfers;
2.7 Na het sluiten van voormelde ontvlechtingsovereenkomst zijn er geschillen tussen partijen gerezen over de afwikkeling. Ondanks een hieromtrent op 19 oktober 1987 door partijen gesloten dadingsovereenkomst waarbij partijen elkaar over en weer volledige kwijting gaven, bleven er -met name financiële- problemen tussen hen bestaan, op grond waarvan [gedaagde] en twee andere leden van [de band] in december 1988 bij de rechtbank te Arnhem een procedure tegen [belangenbehartiger] hebben aangespannen;
2.8 In het dagblad “De Gelderlander” van 27 januari 1990 is een paginagroot artikel over [de band] verschenen, waarin van [gedaagde] de volgende passage is overgenomen “[gedaagde]: Hij zei “Maken jullie maar muziek, ik regel de rest wel”. Achteraf gezien verbijsterend dom dat we zo goed van vertrouwen waren. Je moet het eigenlijk zo zien: als ik in het café naar de plee ga en een portemonnee op tafel laat liggen, dan is dat geweldig dom. Maar degene die hem pikt is net zo goed een dief natuurlijk. We hebben echt de kat op het spek gebonden”;
2.9 Vanaf januari 1988 zijn er nog artikelen in verschillende bladen verschenen, waarin de leden van [de band] werden geïnterviewd. In deze artikelen werden tevens beschuldigingen aan het adres van [eiser] -neerkomende op het plegen van frauduleuze handelingen door laatstgenoemde jegens de leden van [de band]- geuit. Het gaat hierbij om met name de navolgende artikelen:
· in het Vrije Volk van 2 januari 1988 onder de kop “Achterhoekers vanuit diep dal naar zilveren jubileum”;
· in het Algemeen Dagblad van 16 februari 1990 onder de kop “Ex-manager [de band] slikt kritiek niet”;
· in de Graafschapbode van 5 maart 1990 onder de kop “[de band] scoort voor open doel”;
· in de Nieuwe Revu van 8 maart 1990 onder de kop “Abnormale Dorpsruzie”;
2.10 Naar aanleiding van voormelde beschuldigingen, met name die in de Gelderlander van 27 januari 1990 waarin onder meer [eiser] met de naam “Frauding” wordt aangeduid, heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan ter zake van smaadschrift. [eiser] heeft tevens een kort geding procedure aangespannen tegen [gedaagde] bij de president te Arnhem met het oog op een gebod aan [gedaagde] om dergelijke uitlatingen achterwege te laten;
2.11 De president te Arnhem heeft bij vonnis d.d. 27 april 1990 onder meer het volgende overwogen:
“Gedaagden maken een denkfout. Het feit dat zij ruig, onverbloemd taalgebruik bezigen in hun songs en dat hun fans dat mooi vinden brengt namelijk niet mee dat zij zakelijke meningsverschillen, als waar het hier om gaat, naar buiten mogen brengen door hun tegenpartij als dief en fraudeur te betitelen dan wel door hem op -onsmakelijke- wijze tijdens optredens aan te duiden. Het dient hen (oerend) hard duidelijk te worden, dat zoiets simpelweg onrechtmatig is (…) Voorts geven de aangevoerde punten weliswaar alle aanleiding om aan te nemen dat er vele zakelijke punten van geschil zijn geweest tussen partijen, maar enige rechtvaardiging voor woorden als “dief, “diefstal” en “Frauding” is in de aangehaalde voorbeelden niet te vinden”;
2.12 De president heeft daarna onder meer de volgende beslissing gegeven:
“Verbiedt [gedaagde] (…) uitlatingen jegens derden te doen waarin [eiser] wordt aangeduid als “Frauding”, danwel waarin [eiser] en [belangenbehartiger] of een van hen worden beticht van diefstal, oplichting, fraude of ander strafbaar of onrechtmatig handelen jegens [gedaagde] (…), of de leden of voormalige leden van de popgroep [de band], alsook om hun medewerking te verlenen aan zodanige uitlatingen en/of publicaties door anderen. (…) Veroordeelt elk der gedaagden om, ingeval hij een van de hiervoor (…) genoemde verboden na het verstrijken van een termijn van twee dagen na betekening van dit vonnis overtreedt, aan eisers tezamen een dwangsom te betalen van f. 5.000,-- per overtreding, echter tot een maximum van f. 100.000,--;
2.13 Dit vonnis is op 7 mei 1990 aan [gedaagde] betekend. Op dat moment liep de door [de band] in 1988 gestarte bodemprocedure nog, die geresulteerd heeft in vonnissen van 31 mei 1990 en 13 december 1990;
2.14 De rechtbank Arnhem heeft bij vonnis d.d. 31 mei 1990 het volgende overwogen:
“(…) 11.1. Bij conclusie van repliek in reconventie hebben [belangenbehartiger] en [vennootschap] daarbij meer in het bijzonder gewezen op het kenschetsen door [gedaagde] c.s. van de activiteiten van [belangenbehartiger] en haar directeur [eiser] als “kaalplukken”, wegroven, failleren en afpakken”.
11.2. [gedaagde] c.s. hebben betwist dat hun uitlatingen onjuist waren en hebben voorts betoogd dat hun opmerkingen, voor zover zij al onjuist zouden zijn geweest, in de context waarin zij zijn gedaan onschuldig van aard waren.
11.3. Deze laatste conclusie kan ook naar het oordeel van de rechtbank worden getrokken uit de drie door [belangenbehartger] en [vennootschap] overgelegde krantenartikelen waarin de door hen gewraakte uitlatingen van [gedaagde] c.s. worden weergegeven. De uitlatingen van [gedaagde] c.s. worden in deze artikelen duidelijk gepresenteerd als de persoonlijke mening van [gedaagde] c.s. over het conflict tussen hen en [belangenbehartiger] -op een hoogtepunt door het door [belangenbehartiger] gelegd beslag op de instrumenten- en zijn deels geplaatst naast de visie van [belangenbehartiger] over de problemen tussen de partijen. Zo de naamsbekendheid van [belangenbehartiger] en [vennootschap] al nadelig is beïnvloed zal dit veeleer door het enkele openbaar worden van de geschillen tussen partijen zijn veroorzaakt dan dat dit aan de [gedaagde] c.s. gedane uitlatingen moet worden toegeschreven.
11.4. (…) de vordering tot schadevergoeding in verband met een verminderde naamsbekendheid zal daarom worden afgewezen;
2.15 Partijen zijn daarna in 1991 tot een minnelijke regeling gekomen, waarbij onder meer van inning van dwangsommen is afgezien;
2.16 Tegen [eiser] is nimmer aangifte gedaan wegens valsheid in geschrifte, oplichting, verduistering of diefstal, noch ter zake een opsporingsonderzoek gestart, laat staan dat een rechtbank hem daarvoor veroordeeld heeft;
2.17 [eiser] is nog immer actief in de organisatie van popfestivals en dergelijke, onder andere voor Samson (een tabaksprodukt van Koninklijke Niemeijer). Daarbij laat Koninklijke Niemeijer door Veronica Uitgeverij BV te Hilversum een magazine distribueren dat ook in losse verkoop en voor abonnees verkrijgbaar is, Samsonic geheten;
2.18 [eiser] is door een directielid van Koninklijke Niemeijer aangesproken op het juli/augustusnummer waarin hij in een artikel over “Manager gezocht (m/v), It’s a hell of a job” in een interview met [gedaagde] ten tonele gevoerd wordt als de vroeger Frauding genoemde ex-manager; het interview met [gedaagde] heeft ongeveer 2 uur geduurd en is in steno en op tape vastgelegd. De inleiding van het artikel luidt: “Managers zijn wijsneuzen, irritante mannetjes die hun zakken vullen over de rug van een ander. Of zijn het mensen die ervoor zorgen dat een artiest komt waar hij wezen moet: aan de top? Vriend of vijand? Hemel of hel” Samsonic vindt het antwoord”;
2.19 In het artikel zijn de volgende passages opgenomen:
(…) [voornaam] [eiser] nam in de jaren tachtig, de succesvolste periode van [de band], de zaken over. [eiser] richtte een BV op, [belangenbehartiger] (“hoe ironisch”), waarvan later bleek dat in de statuten een paar dingen misten. Zo ontbraken de gebruikelijke restricties voor het gedrag van de directeur, [eiser] dus. ‘Fraude met voorbedachten rade’, zou de rechtbank jaren later beslissen. “Dat maakt me zo treurig. We waren de dikste kameraden, trokken dag en nacht met elkaar op. Ik zag hem nog vaker dan mijn eigen vrouw en kinderen. En dan tilt ‘ie je glashard voor miljoenen. Verraad. Een mes in je rug.” Bij het horen van de naam [voornaam] [eiser] (“Hij heet eigenlijk [echte voornaam], dus zelfs zijn naam is een leugen. Wij noemden hem Frauding”), slaat [gedaagde] nog steeds op tilt. (…) [gedaagde] heeft miljoenen verdiend, maar geen cent op de bank. Pas sinds 1997 begint hij een beetje “in de plus te boeren”. De rest is op duistere wijze verdwenen. Hoofdzakelijk in de zakken van [eiser], zo werd in 1986 duidelijk. Wat volgde was een juridisch steekspel vol intriges, psychologische oorlogsvoering, pesterijen en in alcohol gesmoorde woede. Oorlog in de Achterhoek.