ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN
K.G. nummer: 41431 KGZA 01-267
Uitspraak : 16 augustus 2001
Vonnis in kort geding in de zaak tussen:
de Stichting STICHTING WINKELMAATSCHAP
“NEêRLANDS GOET”,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eisende partij in de hoofdzaak,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat : mr. T.H.G. Steenmetser te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MODEHUIS H. SLOT ERMELO B.V.,
statutair gevestigd te Zoetermeer en kantoorhoudende te Ermelo,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
procureur: mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat : mr. R. de Jong te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APRISCO B.V.,
gevestigd te Assen,
verzoekende partij in het incident,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat : mr. J.J. Dijk te Amsterdam.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als Neêrlands Goet, Modehuis Slot en Aprisco.
1. Het verloop van de procedure
Neêrlands Goet heeft -mede aan de hand van een pleitnota en onder overlegging van producties- geconcludeerd voor eis overeenkomstig de dagvaarding.
Modehuis Slot heeft -aan de hand van een pleitnota en onder overlegging van producties- geconcludeerd voor antwoord tot afwijzing van het gevorderde.
Aprisco heeft bij incidentele conclusie tot interventie verzocht om te worden toegelaten tot voeging aan de zijde van Neêrlands Goet, tegen inwilliging van welk verzoek Modehuis Slot zich -aan de hand van een conclusie van antwoord in het incident tot interventie- heeft verzet.
Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.
2.1 Op 27 juni 2001 heeft Modehuis Slot aan de president van deze rechtbank verlof gevraagd om ten laste van Neêrlands Goet conservatoir beslag tot levering te mogen leggen op de onroerende zaken, staande en gelegen te Ermelo aan de Stationsstraat 82, 82a en 82 b, kadastraal bekend gemeente Ermelo sectie F nr. 9236 A1.
Modehuis Slot heeft daartoe onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende aangevoerd.
Zij heeft jegens Aprisco een voorkeursrecht tot koop ten aanzien van voormelde panden. Aprisco heeft vanwege haar voornemen tot verkoop de panden aan Modehuis Slot te koop aangeboden. Modehuis Slot heeft aan Aprisco te kennen gegeven van haar voorkeursrecht gebruik te willen maken. Terwijl de onderhandelingen met Aprisco nog liepen heeft Aprisco de panden verkocht en (op 11 juni 2001) geleverd aan Neêrlands Goet. Neêrlands Goet was op het moment van levering aan haar op de hoogte van het voorkeursrecht van Modehuis Slot. Door desondanks de panden aan haar te laten leveren handelt Neêrlands Goet onrechtmatig jegens Modehuis Slot. Modehuis Slot zal in een gerechtelijke procedure vorderen dat de panden alsnog aan haar zullen worden geleverd door Neêrlands Goet. Teneinde te voorkomen dat Neêrlands Goet de panden thans alsnog verkoopt en levert aan een derde, heeft Modehuis Slot recht en belang haar aanspraken tot levering van de panden te verzekeren door beslag tot levering op de panden te leggen.
2.2 De fungerend president heeft op 27 juni 2001 het verzoek van Modehuis Slot ingewilligd, waarna dezelfde dag nog “een drietal appartementen (winkelunits) op de begane grond, staande en gelegen te Ermelo aan de Stationsstraat 80 A, 82 A en 82 C, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie F nummer 9236 A 1, welke onroerende zaken aan de stichting STICHTING WINKELMAATSCHAP “NEERLANDS GOET” voornoemd in eigendom toebehoren” in conservatoir beslag tot levering zijn genomen.
2.3 Op 26 juli 2001 heeft Modehuis Slot jegens Neêrlands Goet bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt, strekkende tot verkoop en levering van de hiervoor sub 2.1 vermelde panden.
3. De vordering, de grondslag en het verweer
3.1 De vordering strekt tot opheffing van het op 27 juni 2001 gelegde conservatoire beslag tot levering op de onroerende zaken, staande en gelegen aan de Stationsstraat 82, 82 a en 82 b te Ermelo, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie F nummer 9236-A1.
3.2. Neêrlands Goet legt aan haar vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten -kort gezegd- de navolgende stellingen ten grondslag.
Een beslag tot levering kan krachtens het bepaalde in artikel 730 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alleen gelegd worden door degene die een recht op levering heeft of een dergelijk recht door een rechterlijke uitspraak tot ontbinding of vernietiging kan verkrijgen. Een dergelijke positie neemt Modehuis Slot niet in. Voorts is niet voldaan aan de eisen voor een conservatoir verhaals- beslag op onroerende zaken.
Aprisco is vanwege een eerdere eigendomsoverdracht van de panden niet jegens Modehuis Slot gebonden aan enig voorkeursrecht.
Aprisco heeft bij brief van 3 mei 2001 de panden aan Modehuis Slot te koop aangeboden. Modehuis Slot heeft eerst na ommekomst van de contractueel bedongen termijn van één maand bij brief van 7 juni 2001 aan Aprisco te kennen gegeven dat zij gebruik wenste te maken van haar voorkeursrecht, zodat het Aprisco vrij stond om de panden aan Neêrlands Goet te verkopen en te leveren.
Het enkele feit dat zij op de hoogte was van het voorkeursrecht van Modehuis Slot is onvoldoende om tot onrechtmatigheid te concluderen.
Handhaving van het beslag is onrechtmatig jegens haar.
De beslagen panden maken deel uit van een beleggingsportefeuille waarop derden kunnen inschrijven. In de prospectus met betrekking tot deze inschrijving dienen alle voor de beleggers/inschrijvers relevante feiten te worden vermeld. Zo ook het feit dat beslag is gelegd. De verwachting is gerechtvaardigd dat daardoor minder inschrijvingen zullen plaatsvinden, waardoor Neêrlands Goet schade zal lijden.
3.3 Op het verweer van Modehuis Slot zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
4. De beoordeling van het incident
4.1 Aprisco heeft aangevoerd dat Neêrlands Goet haar aansprakelijk heeft gehouden voor alle schade die zij lijdt als gevolg van het beslag alsmede dat zij om die reden een eigen belang bij opheffing van het beslag heeft.
4.2 Nu Neêrlands Goet desgevraagd ter zitting heeft aangevoerd dat zij, indien het beslag zou worden opgeheven, in haar prospectus ten behoeve van inschrijvers/beleggers melding dient te maken van het feit dat Modehuis Slot jegens haar een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt terzake als voormeld, blijft de door Neêrlands Goet gestelde schade bestaan. Immers, ook een mededeling van een bodemprocedure met bedoelde panden als inzet heeft mogelijk een negatieve invloed op de interesse van beleggers met alle schadelijke gevolgen van dien voor Neêrlands Goet, waarvoor zij Aprisco aansprakelijk houdt.
Bij deze stand van zaken kan Aprisco door zich aan de zijde van Neêrlands Goet te stellen dan ook niet benadeling van haar eigen rechten of haar rechtspositie voorkomen, zodat Aprisco geen belang heeft als bedoeld in artikel 285 Rv om zich aan de zijde van Neêrlands Goet te stellen.
4.3 Aprisco dient in haar verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de aan de zijde van Modehuis Slot gevallen kosten van het incident.
5. De beoordeling van het geschil in de hoofdzaak
5.1 Op het eerste oog bestaat er een discrepantie tussen de omschrijving van de adressen van de onroerende zaken in het beslagrekest met het daarop door de fungerend president gestelde verlof en de omschrijving van de adressen van de onroerende zaken in het proces-verbaal van beslaglegging. De kadastrale aanduiding is in beide stukken evenwel gelijkluidend. De gegevens als vermeld in het proces-verbaal van beslaglegging komen overeen met de gegevens als vermeld in de transportakte d.d. 8 juni 2001. In bedoelde akte staat na “Stationsstraat 80 A” vermeld: “lees 82”. Voor zover er beslag zou zijn gelegd op andere onroerende zaken dan vermeld in het verlof tot beslaglegging dan zou het beslag in zoverre reeds om die reden, zonder dat op de overige (procesrechtelijke) merites van de zaak behoeft te worden ingegaan, onrechtmatig zijn gelegd. Daar -zoals hierna zal blijken- ook op andere gronden handhaving van het gelegde beslag onrechtmatig is, zal aan dit aspect van de zaak hier verder geen aandacht meer worden geschonken.
5.2 De bewoordingen van het beslagrekest alsmede die van het proces-verbaal van beslaglegging maken aanstonds duidelijk dat het hierbij gaat om een beslag als bedoeld in artikel 730 Rv. Een dergelijk beslag kan blijkens de wettekst worden gelegd door een ieder die recht heeft op afgifte van een roerende zaak of levering van een goed of die zodanig recht door rechterlijke uitspraak tot vernietiging of ontbinding kan verkrijgen. Met dit laatste wordt gedoeld op het geval waarin een uitgevoerde, doch nadien vernietigde rechtshandeling, ongedaan moet worden gemaakt dan wel het geval dat als gevolg van ontbinding van een overeenkomst ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan, welke dienen te worden uitgevoerd.
Die situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor. Modehuis Slot is er immers niet op uit om de tussen Aprisco en Neêrlands Goet gesloten overeenkomst te doen vernietigen dan wel te doen ontbinden; zij wenst van Neêrlands Goet de eigendom te verkrijgen van de ten processe bedoelde panden, dit als een vorm van schadevergoeding als gevolg van beweerdelijk onrechtmatig handelen door Neêrlands Goet.
Naar de kennelijke strekking van artikel 730 Rv beoogt dit artikel bescherming te bieden aan degene die aanspraak op levering van in casu onroerende zaken heeft, teneinde te voorkomen dat effectuering van die aanspraak onmogelijk zou worden doordat de zaken waarop aanspraak wordt gemaakt door de eigenaar van die zaken zouden worden vervreemd voordat in een bodemprocedure is beslist omtrent de gegrondheid van de gestelde aanspraak. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is toekenning van schadevergoeding in natura als door Modehuis Slot in de bodemprocedure wordt gevorderd in een geval als het onderhavige mogelijk, zo daartoe gronden zijn. Het beslag valt daardoor onder het toepassingsbereik van het bepaalde in artikel 730 Rv.
Voor het verlenen van verlof tot het leggen van beslag tot levering is genoegzaam dat de president na summierlijk onderzoek tot het -voorlopig- oordeel komt dat de aanspraak van verzoeker terecht is. Daar staat tegenover dat de beslagene in kort geding opheffing van het beslag kan bewerkstelligen indien summierlijk blijkt dat de aanspraken van de beslaglegger onterecht zijn. Aldus wordt een genoegzaam evenwicht bereikt tussen de belangen van beslaglegger en die van de beslagene.
5.3 Handhaving van het onderhavige beslag is voorshands onrechtmatig omdat summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door Modehuis Slot ingeroepen recht is gebleken. Daartoe is het navolgende redengevend.
Immers, veronderstellenderwijze er van uitgaande dat Aprisco door de ten processe bedoelde panden aan Neêrlands Goet te leveren heeft gehandeld in strijd met het aan Modehuis Slot toekomende voorkeursrecht, het bestaan van welk recht door Aprisco blijkens de overgelegde correspondentie overigens op zichzelf niet is bestreden, kan voorshands niet gezegd worden dat Neêrlands Goet onrechtmatig jegens Modehuis Slot heeft gehandeld door de ten processe bedoelde panden aan haar te doen leveren. Om onrechtmatigheid te kunnen aannemen is onvoldoende dat Neêrlands Goet op de hoogte was van het voorkeursrecht van Modehuis Slot. Evenmin kan worden gezegd dat op Neêrlands Goet de verplichting rustte om zich vóór de eigendomsoverdracht aan haar er van te vergewissen of Modehuis Slot de ten processe bedoelde panden in eigendom wenste te verkrijgen, dit temeer niet nu de op het kantoor van de transporterend notaris werkzame kandidaat- notaris mr. J.J. Plas in zijn fax van 1 juni 2001 aan een vertegenwoordiger van Neêrlands Goet heeft medegedeeld: “de termijn waarbinnen de huurder van het pand Ermelo Stationsstraat 82 dient aan te geven of hij gebruik wenst te maken van zijn recht van eerste koop zal volgens verkoper op zondag 3 juni a.s. verstrijken. Alsdan zal bekend zijn of dit pand kan worden opgenomen in de portefeuille”. Neêrlands Goet mocht de inhoud van bedoelde fax aldus verstaan dat op 1 juni 2001 nog geen sprake was van gebruikmaking van het voorkeursrecht door Modehuis Slot. Voorts kan uit de inhoud van de overgelegde correspondentie worden afgeleid dat Aprisco ten tijde van de levering, indien daarnaar zou zijn gevraagd, aan Neêrlands Goet te kennen zou hebben gegeven dat Modehuis Slot te laat was om gebruik te kunnen maken van het recht van voorkeur. Van Neêrlands Goet kon zonder meer niet worden gevergd om een en ander bij Modehuis Slot te verifiëren.
Niet aannemelijk is geworden dat Neêrlands Goet ten tijde van het transport op de hoogte was van de inhoud van de voordien tussen Aprisco en Modehuis Slot gevoerde correspondentie (waaruit blijkt dat Modehuis Slot interesse in de panden had en bij brief d.d. 7 juni 2001 aan Aprisco heeft medegedeeld over te gaan tot uitoefening van het recht van eerste koop) laat staan dat het voor Neêrlands Goet zonneklaar was dat het beroep van Aprisco op termijnoverschrijding door Modehuis Slot onterecht zou zijn. Hierbij komt dat Neêrlands Goet onweersproken heeft aangevoerd dat kandidaat-notaris Plas bij e-mail van 3 juni 2001 aan haar notaris heeft laten weten dat er geleverd kon worden. Daar mocht Neêrlands Goet in beginsel op af gaan.
Van misbruik van wanprestatie zou slechts dan sprake kunnen zijn indien Neêrlands Goet welbewust zou hebben bevorderd dat Aprisco het voorkeursrecht van Modehuis Slot illusoir zou maken door de panden aan Neêrlands Goet te leveren. Van dergelijke bijkomende omstandigheden is vooralsnog niet kunnen blijken. Ook al zou Neêrlands Goet op Aprisco enige druk hebben uitgeoefend om op korte termijn zekerheid te verkrijgen omtrent de wensen van Modehuis Slot in dezen (Neêrlands Goet heeft dit overigens bestreden), dan maakt dit het handelen van Neêrlands Goet nog niet onrechtmatig. Niet gezegd kan worden dat er in dezen op grond van de portefeuilleverkoop een bijzondere vertrouwensrelatie tussen Neêrlands Goet en Aprisco zou hebben bestaan op grond waarvan Neêrlands Goet een bijzonder zorgplicht ten aanzien van de belangen van Modehuis Slot zou hebben. Bij dit aspect is van belang dat Neêrlands Goet met klem heeft bestreden dat reeds in een eerder stadium bedoelde portefeuille was verkocht en dat vanwege het toen gebleken zijnde voorkeursrecht van Modehuis Slot van eerdere levering zou zijn afgezien. Meer in het bijzonder heeft Neêrlands Goet de inhoud van de door Modehuis Slot als productie 19 overgelegde schriftelijke verklaring van makelaar P. Lam d.d. 3 augustus 2001 gemotiveerd bestreden. In het kader van dit kort geding kan op dit punt geen genoegzame zekerheid worden verkregen; daartoe is de bodemprocedure (in welk kader getuigen kunnen worden gehoord) meer geëigend. Overigens kan uit de stellingen van Modehuis Slot veeleer worden afgeleid dat Neêrlands Goet en Aprisco in een eerder stadium het voorkeursrecht van Modehuis Slot hebben gerespecteerd. Voorts kan uit de stellingen van Modehuis Slot niet worden afgeleid op welke wijze Neêrlands Goet vanwege de beweerdelijke eerdere transactie druk op Aprisco zou hebben uitgeoefend om de panden aan Neêrlands Goet te leveren. Modehuis Slot komt in de inleidende dagvaarding in de bodemprocedure in dit verband niet verder dan dat een zekere vorm van samenspanning jegens Modehuis Slot niet kan worden uitgesloten.
5.4Het vorenoverwogene brengt met zich dat het gelegde beslag opgeheven dient te
worden en Modehuis Slot als de in het ongelijk gestelde partij dient te worden
veroordeeld in de kosten van het geding.
De president, rechtdoende in kort geding,
verklaart Aprisco niet-ontvankelijk in haar verzoek tot voeging;
veroordeelt Aprisco in de kosten van het incident, tot op de dag van deze uitspraak aan de zijde van Modehuis Slot gevallen en begroot op f 775,-- aan salaris van de procureur.
heft op het op 27 juni 2001 gelegde beslag op een drietal appartementen (winkelunits) op de begane grond, staande en gelegen te Ermelo aan de Stationsstraat 80 A, 82 A en 82 C, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie F nummer 9236 A 1;
veroordeelt Modehuis Slot in de kosten van het geding, tot op de dag van deze uitspraak aan de zijde van Neêrlands Goet gevallen en begroot op f 567,24 aan verschotten en f 1.550,-- aan salaris van de procureur;
verklaart dit vonnis in de hoofdzaak uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Huidekoper, fungerend president en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.