ECLI:NL:RBZUT:2001:AE1434
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in oppositie tussen [opposant] en de Stichting Katholieke Universiteit Nijmegen betreffende betalingsvordering en nietigheid van dagvaarding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen is behandeld, gaat het om een geschil tussen [opposant] en de Stichting Katholieke Universiteit Nijmegen. De Universiteit had [opposant] een bedrag van ¦ 30.250,- in rekening gebracht via een factuur, maar later is er een bedrag van ¦ 10.100,- gecrediteerd. Tijdens een comparitie op 11 december 2000 werd overeengekomen dat de Universiteit zou nagaan of mevrouw [A] het bedrag van ¦ 10.100,- had betaald voor de levering van twee behandelunits. Indien dat het geval was, zou de Universiteit dit bedrag terugbetalen aan [opposant]. De partijen verleenden elkaar finale kwijting en droegen hun eigen proceskosten.
De Universiteit vorderde in de verstekprocedure dat [opposant] zou worden veroordeeld tot betaling van ¦ 27.305,81, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering integraal toegewezen en [opposant] in de proceskosten veroordeeld. In oppositie vorderde [opposant] de nietigheid van de inleidende dagvaarding en ontheffing van de veroordeling van 3 augustus 2000, terwijl de Universiteit concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van [opposant] in zijn verzet.
De rechtbank overwoog dat het onduidelijk was waarom partijen hun geschil niet tot een oplossing konden brengen, ondanks de eerdere afspraken. De rechtbank gaf partijen de dringende aanbeveling om het geschil alsnog op een volwassen manier op te lossen. De beslissing over verdere stappen in de procedure werd aangehouden, en de zaak werd verwezen naar de rol van 8 november 2001 voor verdere behandeling.