ECLI:NL:RBZUT:2001:AE7280
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval tussen motorrijtuig en fietser met discussie over aansprakelijkheid en schadevergoeding
In deze zaak, die zich afspeelt na een verkeersongeval op 27 december 1993, zijn [eiser] en [gedaagde] betrokken. [eiser] bestuurde een motorrijtuig en [gedaagde] was op de fiets. [gedaagde] was op het moment van het ongeval 14 jaar oud en heeft erkend een bedrag van ƒ 60.000 aan smartengeld verschuldigd te zijn. De vordering van [eiser] is gebaseerd op de schade die hij heeft geleden door het ongeval, waarbij hij stelt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de volledige schade. [gedaagde] heeft echter betwist dat hij volledig aansprakelijk is en concludeert dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat [eiser] de helft van de schade zelf zal moeten dragen, omdat hij ook een verwijt kan worden gemaakt voor het ongeval. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de enquêterol om partijen in de gelegenheid te stellen getuigen op te geven en verhinderdata te overleggen. De rechtbank heeft verder bepaald dat als [eiser] bewijs wil leveren door middel van getuigen, deze getuigen zullen worden gehoord in het gebouw van de rechtbank op een nader te bepalen datum.
De zaak draait om de vraag in hoeverre de aansprakelijkheid van [gedaagde] kan worden vastgesteld en in hoeverre [eiser] zelf ook een verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank heeft overwogen dat de 100%- en 50%-regel niet op een breed maatschappelijk draagvlak kan rekenen en dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] moet worden beoordeeld aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval. De rechtbank heeft [eiser] toegelaten tot bewijslevering van zijn stellingen over de toedracht van het ongeval en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden.