3.2 [eiser] legt aan zijn vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de navolgende stellingen ten grondslag.
[voormalig advocaat] heeft bij het formuleren en de verdere procedurele afwikkeling van de vordering in reconventie ernstige fouten gemaakt. Ten onrechte is door haar het saldo van die vordering gesteld op ¦ 100.000,- in plaats van op ¦ 134.000,-. Op 26 juni 1997 heeft [eiser] ¦ 100.000,- geleend aan [X], uiterlijk terug te betalen op 24 juni 1998. Op 15 augustus 1997 heeft [eiser] een bedrag van ¦ 34.000,- geleend aan [eiser], uiterlijk één maand later terug te betalen. Door deze beroepsfout van [voormalig advocaat] heeft [eiser] schade geleden tot een bedrag van ¦ 34.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 1997, althans vanaf 2 september 1998, op welke datum de reconventionele vordering werd ingesteld.
[voormalig advocaat] heeft voorts nagelaten een bedrag van ¦ 5.000,- in de reconventie te betrekken. Dit bedrag is door [eiser] ten behoeve van [X] betaald aan mr. A.W.A.M. Fiévez.
Ook heeft [voormalig advocaat] bij het opstellen van de vordering in reconventie geen rekening gehouden met een op verzoek van [X] door [eiser] gedane betaling van ¦ 5.000,- aan de toenmalige echtgenote van [X].
Verder heeft [voormalig advocaat] ten onrechte een nota van ¦ 90.250,- met betrekking tot de aankoop van een auto buiten de procedure gehouden, welke nota door [X] ten behoeve van [eiser] zou worden voldaan. [X] heeft dit echter nagelaten. Inclusief de wettelijke rente over de periode tot en met oktober 2000 beloopt deze post thans een bedrag van ¦ 126.414,14.
Op 26 januari 1999 heeft [eiser] op basis van een afspraak met [X] bij de invordering van een vordering op [Y] jegens [X] een aanspraak verkregen op een bedrag van ¦ 300.000,-. [voormalig advocaat] heeft in strijd met de opdracht ook dit bedrag niet in de procedure in Zwolle betrokken.
Al deze kwesties zijn aan [voormalig advocaat] kenbaar gemaakt tussen het moment van indienen van de conclusie van antwoord en de conclusie van dupliek.
[voormalig advocaat] heeft de standpunten van [eiser] in de Zwolse procedure niet naar behoren naar voren gebracht. Zij heeft ver beneden de maat en op onderdelen in het geheel niet gereageerd op het standpunt van [X]. Indien [voormalig advocaat] de belangen van [eiser] naar behoren zou hebben behartigd, had de rechtbank te Zwolle nooit geoordeeld dat [eiser] het betoog van [X] (dat [eiser] hem bewust onjuist zou hebben ingelicht over zijn kredietwaardigheid op basis waarvan [X] een cessie en geldlening met [eiser] heeft gesloten) onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, zodat er vanuit gegaan moest worden dat er sprake was van bedrog door [eiser].
De beroepsfouten van [voormalig advocaat] dienen aan [Advocaat] en [Advocatenkantoor] te worden toegerekend. Door niet tijdig hoger beroep in te stellen tegen het onder 2.1 genoemde vonnis van de rechtbank te Zwolle is het niet meer mogelijk de fouten van mr. [voormalig advocaat] te herstellen. Indien de belangen van [eiser] in hoger beroep naar behoren zouden zijn behartigd, zou dit beroep voor hem zeker succesvol zijn geweest. De vorderingen in conventie zouden volledig zijn afgewezen en de gewijzigde vordering in reconventie zou volledig zijn toegewezen, met veroordeling van [X] de kosten van beide instanties. [Advocaat] is toerekenbaar tekortgeschoten jegens [eiser] en zij is aansprakelijk voor de door hem geleden schade. [Advocatenkantoor] is eveneens aansprakelijk, nu zowel [voormalig advocaat] als [Advocaat] ter zake als advocates in loondienst aan [Advocatenkantoor] zijn verbonden (geweest) en zij zich naar buiten toe presenteerden als lid van de maatschap.
Ten onrechte heeft [Advocaat] nagelaten het vonnis in reconventie ten uitvoer te leggen. Daardoor is voor [eiser] schade ontstaan, die door [Advocaat] en/of [Advocatenkantoor] dient te worden vergoed.
Ingevolge het vonnis van 22 december 1999 is [eiser] feitelijk, maar ten onrechte, aan [X] een bedrag van ¦ 898.080,00 verschuldigd aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 3 juli 1998 en de proceskosten ad ¦ 22.069,75. De som van deze bedragen vormt een schadepost voor [eiser].
Door het nalaten hoger beroep in stellen kon [X] zich vanaf 23 maart 2000 op compensatie beroepen ten aanzien van het bedrag van ¦ 40.000,- dat in reconventie aan [eiser] werd toegewezen. Dit bedrag had [eiser] kunnen incasseren. [X] beschikte toentertijd over voldoende financiële middelen om dit bedrag te voldoen. De mogelijkheden daarvoor zijn thans praktisch gezien niet meer aanwezig. Deze schadepost moet gesteld worden op ¦ 40.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 1998.
[Advocaat] heeft zich ten onrechte gepresenteerd als lid van [Advocatenkantoor]. Toen zij de zaak [eiser] behandelde was zij werkzaam als advocaat-stagiaire. Het is onbegrijpelijk dat [Advocatenkantoor] een procedure met een zo groot belang heeft laten behandelen door een stagiairie.
[eiser] heeft in verband met deze beroepsfouten juridische bijstand moeten in roepen. De kosten van de buitengerechtelijke werkzaamheden vormen een onderdeel van de schade. [eiser] heeft een klacht ingediend tegen [Advocaat] en daarvoor kosten van rechtsbijstand gemaakt. De tuchtklacht is een adequaat middel om duidelijkheid te verkrijgen over het tekortschieten van [Advocaat] en over haar aansprakelijkheid. De kosten vallen onder artikel 6:96 BW. Het saldo van de buitengerechtelijke kosten bedraagt ¦ 32.451,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2001.
De overige schade wordt gevormd door de bedragen van ¦ 34.000,-, tweemaal ¦ 5.000,-, ¦ 126.414,14 en ¦ 300.000,-, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente. Bovendien heeft [eiser] ten behoeve van de procedure in Zwolle ¦ 720,- betaald aan [voormalig advocaat] in het kader van een hem verleende toevoeging.
Bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2000 is [eiser] veroordeeld tot de maatregel van schadevergoeding, zulks tot een bedrag van ¦ 40.845,-, bij gebreke van betaling te vervangen door hechtenis voor de duur van 216 dagen. [eiser] had deze betaling kunnen voldoen met het bij [X] te incasseren bedrag van ¦ 40.000,-. Thans dreigt tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, zodat de schade nog veel groter dreigt te worden dan deze nu al is.