Rolnummer: 38447 HAZA 01-263
Uitspraak : 7 maart 2002
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
1. de vennootschap onder firma [vishandel]
V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [vennoot 1], vennoot,
wonende te [woonplaats],
3. [vennoot 2], vennoot,
wonende te [woonplaats],
eisende partijen,
procureur: mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat : mr. B.F. Keulen te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARROSSERIENFABRIEK [A] B.V.,
gevestigd te Vaassen, gemeente Epe,
gedaagde partij,
procureur : mr. C.B. Gaaf,
advocaten : mrs. J.M.W. Werker en J.M.H.W. Bindels, beiden te
Arnhem.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als de V.O.F. en [A].
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
het vonnis van 12 juli 2001
het proces-verbaal van de op 16 oktober 2001 gehouden comparitie van partijen
de conclusie van repliek, tevens akte houdende tot wijziging van eis
de akte uitlating wijziging van eis zijdens [A]
de conclusie van dupliek.
2.1 Op 24 juli 1999 reed [werknemer] van de V.O.F., met de aan de V.O.F. in eigendom toebehorende vrachtwagen, merk Renault, kenteken BF-NP-30, met daaraan gekoppeld een verkoopwagen (type Markavan), over de S1 tussen Barneveld en Lunteren. Op een gegeven moment is de verkoopwagen losgeraakt van de vrachtwagen. De verkoopwagen is daarbij zodanig beschadigd geraakt dat deze door de assuradeur van de V.O.F., Nationale-Nederlanden, totall loss is verklaard.
Nationale-Nederlanden heeft terzake (na aftrek van een eigen risico ad f 300,--) een bedrag van f 65.624,36 aan de V.O.F. vergoed.
Ter zake van -naar opgave van de V.O.F.- in de verkoopwagen aanwezige weegschalen en een magnetron, welke niet onder de betreffende polis vielen, heeft Nationale-Nederlanden uit coulance een bedrag van f 1.500,-- aan de V.O.F. voldaan.
2.2 De trekhaak van de vrachtwagen is eind 1996/begin 1997 in opdracht van de V.O.F. door [A] aan voormelde vrachtwagen bevestigd.
2.3 In het door Nationale-Nederlanden opgemaakte schaderapport d.d. 1 mei 2000 (productie 1 bij conclusie van eis) komen onder meer de navolgende passages voor:
"De gegoten trekhaak kogel is aan de achterzijde niet geheel vlak. Dat is een gevolg van het productieproces.
Bij het monteren van de trekhaak kogel moet erop gelet worden dat de plaat waar deze op bevestigd zit goed vlak is.
De plaat was niet zuiver vlak maar gezien de constructie was dit wel voldoende (….)
Het probleem zit in de gegoten trekhaak kogel. De achterzijde daarvan is ruw en moet altijd gecontroleerd worden op vlak aanliggen op de bevestigingsplaat, in dit geval de kokerbalk.
Het is gebruikelijk dat de trekhaak constructeur dit controleert en indien nodig de trekhaak kogel vlak slijpt. Dat kan op een vlakband bij een metaalbewerkingsbedrijf maar dit wordt ook wel gedaan met een slijpbandmachine.
In dit geval was de achterzijde van de trekhaak kogel niet bewerkt.
Omdat de kogel hoger zit dan de bevestigingsbouten komt er altijd een momentkracht op de bouten. Indien de contactvlakken van koker en trekhaak kogel geheel vlak zijn wordt dit opgevangen door de oppervlakte en worden bouten alleen op trek belast.
Indien de contactvlakken niet vlak op elkaar aanliggen worden de bouten ook op buiging belast. Dat was hier het geval (.…)
In dit geval heeft één bout "gewerkt". Dat is te zien aan de soort breuk, een vermoeiingsbreuk. De andere bout heeft een geweldsbreuk en is gebroken nadat de eerste bout gebroken was(….)."
2.4 Bij brief van 24 februari 2000 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van de V.O.F., SRK rechtsbijstand, jegens [A] -tevergeefs- aanspraak gemaakt op schadevergoeding, welke door de assuradeur voorshands op f 9.127,94 was begroot.
3.1 De V.O.F. vordert -na wijziging van eis- dat de rechtbank [A] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de V.O.F. te voldoen een bedrag van f 8.493,20 alsmede de door de V.O.F. geleden bedrijfsschade en de schade ten gevolge van de aankoop van een tijdelijke verkoopwagen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 1999, althans 4 maart 2000, althans vanaf de dag der dagvaarding, zulks tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [A] in de kosten van het geding.
3.2 De V.O.F. legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de navolgende stellingen ten grondslag.
De verkoopwagen is van de vrachtwagen losgeraakt als gevolg van het afbreken van de trekhaak.
De trekhaak is voor de bevestiging daarvan aan de vrachtwagen niet dan wel onvoldoende door [A] gecontroleerd respectievelijk bewerkt alvorens die te monteren.
[A] is aansprakelijk voor de voor de V.O.F. geleden schade, welke uit de navolgende componenten bestaat:
*bergingskosten (transport) f 924,36
*tijdelijke stalling bij Van der Groep f 200,--
*weegschalen en magnetron pro resto f 3.495,--
*trekhaak f 167,50
*huur leenwagen f 250,--
*marktzeil f 1.823,84
*inzet eigen personeel i.v.m. berging f 500,--
*eigen risico Nationale-Nederlanden f 300,--
*nota expertisekosten f 832,50
f 8.493,20
*gederfde winst/extra kosten aankoop
tijdelijke verkoopwagen p.m.
Door haar rechtsbijstandsassuradeur zijn buitengerechtelijke kosten ad f 2.544,40 gemaakt. Op grond van artikel 9 lid 5 van de algemene voorwaarden van haar assuradeur heeft de V.O.F. recht op vergoeding van dat bedrag, welk bedrag zij, zo de aansprakelijkheid van [A] komt vast te staan en [A] derhalve de buitengerechtelijke kosten dient te vergoeden, aan haar assuradeur dient te betalen.
4.1 [A] concludeert dat de rechtbank de V.O.F. niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar veroordeling in de kosten van het geding.
4.2 Op het verweer van [A] zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 [A] heeft aangevoerd dat de V.O.F. niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering omdat enerzijds concreet een bedrag wordt gevorderd dat tot de competentie van de kantonrechter behoort en anderzijds verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gevorderd voor schade welke reeds thans concreet gevorderd kan worden.
5.2 Voor zover in voormeld verweer tevens een beroep op onbevoegdheid van de rechtbank ligt besloten, gaat dat verweer niet op. Immers, in de stellingen van de V.O.F., zoals die zijn ontwikkeld in de inleidende dagvaarding, ligt genoegzaam besloten dat de V.O.F. haar schade, inclusief de post buitengerechtelijke kosten ad
f 2.544,40, in deze voorshands begroot op een bedrag van meer dan f 10.000,--, zodat er in deze sprake is van een waardevordering tot de kennisneming waarvan de rechtbank bevoegd is. Hieraan doet niet af dat de V.O.F. de omvang van de door haar in de inleidende dagvaarding opgevoerde schade voor het grootste gedeelte door middel van een schadestaat procedure wil doen vaststellen.
5.3 Indien de rechtbank -veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat [A] aansprakelijk is- de schade van de V.O.F. kan begroten, blijft verwijzing naar de schadestaatprocedure achterwege. Dit leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de V.O.F. in haar vordering, strekkende tot verwijzing naar de schadestaatprocedure, doch tot afwijzing van het daartoe strekkende onderdeel van de vordering.
5.4 Nu [A] zich niet heeft verzet tegen de wijziging van eis, zal op de gewijzigde eis recht worden gedaan.
5.5 [A] heeft gemotiveerd betwist dat het breken van de bouten van de trekhaak de oorzaak van het losraken van de verkoopwagen is geweest en meer in het bijzonder dat zij bij het monteren van de trekhaak de door de V.O.F. gestelde fouten zou hebben begaan.
5.6 Nu [A] niet aanwezig is geweest bij het onderzoek dat heeft geleid tot het sub 2.3 vermelde rapport van Nationale-Nederlanden, waarop de V.O.F. haar vordering baseert, kan aan de inhoud van dat rapport geen doorslaggevende betekenis toekomen. De inhoud van bedoeld rapport is ook overigens ongenoegzaam om tot aansprakelijkheid van [A] te kunnen concluderen. Hiertoe is het navolgende redengevend.
5.7 In voormeld rapport wordt weliswaar gesteld dat de achterzijde van trekhaakkogel ruw was, doch die stelling kan weinig reliëf meer krijgen, nu vast staat dat de trekhaak kogel thans niet meer voorhanden is. Dit komt voor risico van de V.O.F., omdat het enkel aan de V.O.F., althans niet aan [A] dan wel diens assuradeur, is te wijten dat de trekhaak kogel niet is veilig gesteld. [A] heeft immers onweersproken gesteld dat de trekhaak kogel niet meer voorhanden was op het moment waarop de V.O.F. het schadevoorval aan [A] heeft gemeld.
Op zichzelf impliceert een ruwe achterkant van de trekhaak kogel niet zonder meer dat de contactvlakken van koker en trekhaak kogel niet vlak tegen elkaar aanlagen. De achterkant van de trekhaak kogel kan immers ook over de gehele linie overal even ruw zijn, zodat weliswaar niet van een geheel vlakke, platte, achterzijde sprake is, doch de aansluiting van trekhaak kogel op de koker zodanig kan zijn dat de bouten niet op -tot het optreden van vermoeiingsbreuk leidende- buiging worden belast. In het rapport wordt bovendien slechts verondersteld dat de contactvlakken van koker en trekhaak kogel niet vlak tegen elkaar aanlagen. Ook al zou bij één van de bouten vermoeiingsbreuk zijn opgetreden, hetgeen nog niet vast staat, dan is daarmee nog niet gegeven dat [A] een montagefout als door de V.O.F. gesteld zou hebben gemaakt. Hieraan doet niet af dat [A] niet heeft bestreden dat de achterzijde van de trekhaak kogel niet was bewerkt. [A] heeft overigens -onder verwijzing naar de bij conclusie van antwoord als productie 5 en 6 overgelegde faxbrieven van respectievelijk MGB Nederland B.V. d.d. 13 juni 2001 en Ing. T.M. van Steijn d.d. 14 juni 2001- aangevoerd dat, nadat de koppeling is goedgekeurd, deze niet meer mag worden bewerkt. Dit laatste is door de V.O.F. niet gemotiveerd weersproken, waardoor het in zoverre aan [A] gemaakte verwijt ongegrond is.
Het bewijsaanbod van de V.O.F. dient dan ook als niet relevant te worden gepasseerd.
5.8 Bij deze stand van zaken kan de conclusie geen andere zijn, dan dat de vordering van de V.O.F. wegens ondeugdelijke grondslag dient te worden afgewezen.
De V.O.F. dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De rechtbank, rechtdoende,
veroordeelt de V.O.F. in de kosten van het geding, tot op de dag van deze uitspraak aan de zijde van [A] gevallen en begroot op € 181,51 aan verschoten en € 993,-- aan salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2002.