RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060066-02
Uitspraak d.d.: 29 mei 2002
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [A] op 3 juli 1983,
wonende te [woonplaats], [adres] 30.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2002.
Aan verdachte is het volgende tenlastegelegd:
hij op of omstreeks 9 februari 2002 te [woonplaats], gemeente [X], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een lawinepijl, althans vuurwerk in (de hal van) een woning tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en/of de inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de (aanwezige) bewoner(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten:
hij op 9 februari 2002 te [woonplaats], gemeente [X], tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een lawinepijl in de hal van de woning tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en de inboedel te duchten was.
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van het ten laste gelegde levensgevaar overweegt de rechtbank, dat in het dossier elke informatie ontbreekt omtrent de mogelijke gevaren die in dit verband zouden kunnen worden veroorzaakt door een binnenshuis ontplofte lawinepijl.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdach-te zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is naar aanleiding van een conflict dat hij had met [de man A] samen met zijn mededader naar de ouderlijke woning van die [de man A] gegaan. Daar heeft hij in een nachtelijk uur een lawinepijl door de brievenbus naar binnen geduwd en tot ontploffing gebracht. Dusdoende hebben verdachte en zijn mededader de bewoners naast angst en schrik ook aanzienlijke materiële schade toegebracht.
Bij deze vorm van eigenrichting past een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal teruggave aan verdachte gelasten van de onder hem inbeslaggenomen jas, kleur blauw, met het opschrift Lonsdale.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 27, 47 en157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 68 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 30 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten:
- een jas, kleur blauw, met het opschrift Lonsdale.
Aldus gewezen door mrs. Van Oosten, voorzitter, Van Harreveld en Van Gelein Vitringa, rech-ters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2002.
Mr. Van Gelein Vitringa is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.