ECLI:NL:RBZUT:2002:AE5637

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41401 HAZA 01-757
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding na verkeersongeval met whiplashklachten

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zutphen, gaat het om een vordering van Amicon Zorgverzekeraar U.A. tegen [gedaagde 1] en de Noordhollandsche van 1816 Algemene Verzekeringsmaatschappij. De vordering betreft de vergoeding van kosten voor fysiotherapie die voortvloeien uit een verkeersongeval dat op 24 augustus 1994 plaatsvond. Bij dit ongeval verleende [gedaagde 1] geen voorrang aan een bestelbus, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de bestelbus in de sloot belandde. De inzittenden van de bestelbus, een echtpaar, ondervonden als gevolg van het ongeval veel klachten die neurologisch werden gediagnosticeerd als een whiplash syndroom. De Noordhollandsche erkende aansprakelijkheid, maar weigerde de kosten voor fysiotherapie te vergoeden, die door het echtpaar waren gemaakt na het ongeval.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de klachten van het echtpaar, die voortvloeiden uit het ongeval, niet volledig konden worden toegeschreven aan de aanrijding. Er waren aanwijzingen dat de echtelieden hun klachten op een theatrale manier presenteerden en dat er twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van hun klachten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel Amicon op contractuele basis aansprakelijk was voor de vergoeding van de fysiotherapeutische behandelingen, er onvoldoende bewijs was dat de kosten volledig voor rekening van de Noordhollandsche moesten komen. De rechtbank besloot dat de helft van de gevorderde kosten voor fysiotherapie ten laste van Amicon bleef, en dat de overige kosten niet konden worden toegewezen aan de Noordhollandsche.

De rechtbank heeft de vordering van Amicon gedeeltelijk toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 7.265,83, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 juli 2002.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 41401 HAZA 01-757
Uitspraak: 18 juli 2002
Vonnis van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
onderlinge waarborgmaatschappij AMICON ZORGVERZEKERAAR ZIEKENFONDS U.A.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij,
procureur: mr. J.Th. M. Michels,
advocaat: mr. J.H. de Boer te Enschede,
en
1 [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2 de naamloze vennootschap N.V. NOORDHOLLANDSCHE VAN 1816 ALGEMENE VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Oudkarspel,
gedaagde partijen,
procureur: mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat: mr. W.H. Bouman te Amsterdam.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als Amicon onderscheidenlijk [gedaagde 1] en De Noordhollandsche.
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
­ het vonnis van 29 november 2001
­ het proces-verbaal van comparitie van partijen d.d. 28 januari 2002
­ de conclusie van repliek
­ de conclusie van dupliek.
2. De vaststaande feiten
2.1 Op 24 augustus 1994 heeft een aanrijding plaatsgehad tussen de auto bestuurd door [gedaagde 1] en een bestelbus, waarin zich een echtpaar bevond, van wie de man als bestuurder optrad. [gedaagde 1] verleende geen voorrang en raakte de bestelbus in de flank. De bestelbus belandde in de sloot.
2.2 De beide echtelieden hebben als gevolg van het ongeval veel gelijksoortige klachten en verschijnselen ondervonden, die neurologisch werden gediagnosticeerd als een whiplash syndroom. Daarvoor heeft het echtpaar een behandeling ondergaan in het specialistisch centrum Het Roessingh te Enschede.
2.3 De Noordhollandsche heeft als WAM-verzekeraar van [gedaagde 1] aansprakelijkheid erkend.
2.4 Het echtpaar heeft de behandeling in Het Roessingh omstreeks augustus 1995 voortijdig gestaakt, omdat het niet langer gemotiveerd was en hun verwachtingen niet konden worden vervuld.
2.5 Van begin 1998 tot eind 2000 heeft het echtpaar op verwijzing van haar huisarts fysiotherapie ondergaan.
2.6 Amicon is op grond van de Ziekenfondswet gerechtigd de ongevalkosten te verhalen op de aansprakelijke persoon, dan wel diens verzekeraar.
3. De vordering
3.1 Amicon vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis gedaagden zal veroordelen, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen de somma van fl. 32.023,55 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening, vermeerderd met een bedrag gelijk aan de BTW over de te liquideren kosten, uitgezonderd griffierecht en eventuele executiekosten, en overigens rente en kosten rechtens.
Amicon legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten het navolgende ten grondslag.
3.2 Weliswaar heeft De Noordhollandsche een deel van door Amicon betaalde ziektekosten vergoed, maar sinds 1997 is De Noordhollandsche in gebreke de kosten voor fysiotherapie te voldoen, die een bedrag van fl. 27.982,60 belopen.
Daarbij komen de wettelijke rente, berekend vanaf 14 dagen na de aanzegging tot de dag der dagvaarding, fl. 2.320,95 belopend, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van fl. 1.720, =.
3.3 De kosten verbonden aan de fysiotherapie zijn gevolg van het ongeval, zo blijkt uit de overgelegde fysiotherapeutische informatie, aangezien de pijnklachten sedert het ongeval bij de echtelieden nog steeds bestaan en de behandelingen verlichting geven.
4. Het verweer
4.1 De Noordhollandsche concludeert mede namens [gedaagde 1] dat de rechtbank Amicon niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans deze zal afwijzen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
De Noordhollandsche voert het volgende ten verwere aan.
4.2 Met het oog op de schadeafwikkeling hebben in 1996 neurologische en psychologische onderzoeken plaats gehad, waaruit blijkt dat de echtelieden hun pijnklachten indrukwekkend en vaak theatraal presenteren en dat uit observaties en analyses van diverse onderzoeksdelen twijfel rijst omtrent de betrouwbaarheid van de door hen gestelde en gepresenteerde klachten, doch anderzijds daaruit aanwijzingen zijn te putten die -voor wat betreft de man- wijzen op een passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis en -voor wat betreft de vrouw- wijzen op sterke somatische fixatie, op haar moeite het ongeval te verwerken en op een post traumatische stressstoornis.
4.3 Uit psychiatrisch onderzoek in 1997 blijkt dat interactie tussen de echtelieden mede oorzakelijk is voor het blijven bestaan van het klachtenpatroon van de vrouw, nu zij in aanwezigheid van haar echtgenoot een duidelijke verergering van de klachten liet zien.
Uit psychiatrisch onderzoek van de man blijkt dat er medisch-somatisch geen uitspraak kan worden gedaan, maar dat diens psychische klachten zouden kunnen verbeteren, indien hij zich daarvoor onder behandeling zou laten stellen.
4.4 Uitvoerig nader psychiatrisch onderzoek van prof. Kuilman in oktober 2000 wijst ten aanzien van de vrouw uit dat bij haar sprake is van een chronisch regressief gekleurde aanpassingsstoornis met een indrukwekkende somatisering en aggravatie en dat de door het tijdsverloop veranderende omstandigheden, die met het ongeval niets te maken hebben, steeds meer bepalend zijn voor haar toestand in oktober 2000.
Met betrekking tot de man merkt prof. Kuilman op dat zich weliswaar mogelijk een postwhiplash syndroom heeft ontwikkeld na het ongeval, maar de aard, intensiteit, uitwaaiering en verloop van de klachten en symptomen nadien tot oktober 2000 kunnen het verband met dat syndroom niet meer inzichtelijk of aannemelijk maken; de gestoorde interactie tussen de echtelieden bepaalt hun klachtenpatroon in oktober 2000 in hoge mate.
4.5 Uit de onderzoeken van het echtpaar kan niet worden afgeleid -en is door Amicon ook niet aannemelijk gemaakt- dat tussen de fysiotherapeutisch behandelde klachten en het ongeval een zodanig verband bestaat dat de behandelkosten voor rekening van De Noordhollandsche kunnen worden gebracht, temeer niet nu de echtelieden -na hun staken van de behandeling in Het Roessingh- niet benaderbaar blijken voor suggesties die aan hun herstel kunnen bijdragen.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 De kernvragen in dit geschil betreffen het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de klachten van het echtpaar en daarmee de behoefte aan fysiotherapie, alsmede de vraag of het echtpaar zich voldoende heeft ingespannen hun klachten te doen verhelpen.
5.2 Voor wat betreft het oorzakelijk verband tussen ongeval en de klachten van het echtpaar blijkt uit het -door De Noordhollandsche onweersproken- uitvoerige onderzoek van prof. Kuilman niet alleen wat De Noordhollandsche ten verwere heeft aangevoerd, maar ook dat niet aannemelijk is dat de klachten en beperkingen van de echtelieden, zoals die zich voordoen, zich zouden hebben gemanifesteerd zonder het ongeval, al was het maar omdat een aantal posttraumatische klachten een -aldus prof. Kuilman- 'kapstokfunctie' hebben gekregen.
Tot aan het ongeval hebben de echtelieden zich goed staande weten te houden, terwijl van psychische decompensaties of persoonlijkheidsstoornissen in hun gewone leven geen sprake was. Door het ongeval is een extreme pathologische interactie tussen de echtelieden ontstaan, waarvan het moeilijk voorstelbaar is dat deze zou zijn ontstaan als het ongeval hun niet was overkomen.
Op grond van deze goed gedocumenteerde en gemotiveerde bevindingen van prof. Kuilman staat het causaal verband tussen het ongeval en de bestaande klachten van het echtpaar vast. Dat de door hun huisarts voorgeschreven fysiotherapeutische behandelingen hun klachten verlichten, staat als onvoldoende weersproken vast.
5.3 De extreme pathologische interactie van de echtelieden in samenhang met het ontbreken van zicht bij de man op zijn eigen aandeel en de beperkte weerbaarheid van de vrouw staan een adequate behandeling en vermindering van hun klachten in de weg, zo blijkt uit het onderzoek van prof. Kuilman.
Die omstandigheid draagt in belangrijke mate bij aan de voortschrijdende duur van de fysiotherapeutische behandelingen en daarmee aan de omvang van de schade.
Amicon is jegens het echtpaar op contractuele grondslag verplicht tot vergoeding van die fysiotherapeutische behandelingen, maar voor regres jegens De Noordhollandsche geldt slechts dat de schade veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van [gedaagde 1] het uitgangspunt dient te zijn, zoals hiervoor reeds overwogen.
Uit het onderzoek van prof. Kuilman blijkt dat bij de vrouw van het echtpaar een discrepantie bestaat tussen de extreme en bizarre manier waarop zij haar onvermogen tot behandeling demonstreert en het benutbaar potentieel. Voor wat betreft de man constateert prof. Kuilman dat aggravatie in het geding is, hetgeen betekent dat de man tot meer in staat is dan hij naar voren brengt en dan hij meent te weten.
De persoonlijke predisposities van de echtelieden hebben aldus in belangrijke mate de omvang van de kosten van de fysiotherapeutische behandelingen bepaalt.
Onder die bijzondere omstandigheden brengt de billijkheid met zich een deel van de daarmee samenhangende schade voor rekening van de echtelieden en aldus ten laste van Amicon te laten.
5.4 Het vorenstaande, mede in aanmerking genomen dat sedert het ongeval inmiddels bijna acht jaren zijn verstreken, leidt er toe dat de helft van de gevorderde kosten van fysiotherapeutische hulp ten laste blijft van Amicon, zodat slechts de helft van de gevorderde hoofdsom, waarin begrepen de niet weersproken buitengerechtelijke kosten, voor toewijzing vatbaar is. Bij deze uitslag zullen de proceskosten worden gecompenseerd als na te melden.
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende,
- veroordeelt [gedaagde 1] en De Noordhollandsche hoofdelijk, des dat de een betalend de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Amicon te betalen de somma van t 7.265,83 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2001 tot de dag der algehele voldoening en vermeerderd met een bedrag gelijk aan de BTW over de te liquideren kosten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.C. de Visser, M.F.J.N. van Osch en J.A. Strens-Meulemeester en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2002.
VI/ST/OS