ECLI:NL:RBZUT:2002:AE5637
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.C. de Visser
- M.F.J.N. van Osch
- J.A. Strens-Meulemeester
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid en schadevergoeding na verkeersongeval met whiplashklachten
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zutphen, gaat het om een vordering van Amicon Zorgverzekeraar U.A. tegen [gedaagde 1] en de Noordhollandsche van 1816 Algemene Verzekeringsmaatschappij. De vordering betreft de vergoeding van kosten voor fysiotherapie die voortvloeien uit een verkeersongeval dat op 24 augustus 1994 plaatsvond. Bij dit ongeval verleende [gedaagde 1] geen voorrang aan een bestelbus, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de bestelbus in de sloot belandde. De inzittenden van de bestelbus, een echtpaar, ondervonden als gevolg van het ongeval veel klachten die neurologisch werden gediagnosticeerd als een whiplash syndroom. De Noordhollandsche erkende aansprakelijkheid, maar weigerde de kosten voor fysiotherapie te vergoeden, die door het echtpaar waren gemaakt na het ongeval.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de klachten van het echtpaar, die voortvloeiden uit het ongeval, niet volledig konden worden toegeschreven aan de aanrijding. Er waren aanwijzingen dat de echtelieden hun klachten op een theatrale manier presenteerden en dat er twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van hun klachten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel Amicon op contractuele basis aansprakelijk was voor de vergoeding van de fysiotherapeutische behandelingen, er onvoldoende bewijs was dat de kosten volledig voor rekening van de Noordhollandsche moesten komen. De rechtbank besloot dat de helft van de gevorderde kosten voor fysiotherapie ten laste van Amicon bleef, en dat de overige kosten niet konden worden toegewezen aan de Noordhollandsche.
De rechtbank heeft de vordering van Amicon gedeeltelijk toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 7.265,83, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 juli 2002.