ECLI:NL:RBZUT:2002:AE9233

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/889 WOW44
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor bedrijfswoning en bedrijfshal

In deze zaak heeft Vastgoed B.V. een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het geschil met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst. De zaak betreft een aanvraag voor een bouwvergunning voor een bedrijfswoning en een bedrijfshal op een perceel gelegen achter een woonhuis. De aanvraag werd op 26 juni 2001 door de gemeente geweigerd. Vastgoed B.V. heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarop de gemeente het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaarde, maar de weigering om de bouwvergunning voor de bedrijfswoning in stand hield.

Op 25 april 2002 heeft de advocaat van verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank en op 11 juni 2002 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter diende te beoordelen of er onverwijlde spoed was, gelet op de betrokken belangen, om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster stelde dat er voldoende belangstelling was voor de bestemming van het perceel en dat er een spoedeisend belang was bij een (voorlopig) oordeel.

De voorzieningenrechter overwoog dat de gevraagde voorlopige voorziening inhoudt dat de weigering om de bouwvergunning voor de bedrijfswoning geschorst zou moeten worden. Echter, het treffen van een dergelijke voorziening, die moeilijk omkeerbare gevolgen met zich zou kunnen brengen, is slechts in uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd. In dit geval was er geen sprake van een uitzonderlijk geval, waardoor de voorzieningenrechter het verzoek afwees. Er werden geen proceskosten aan de zijde van de verzoekster toegewezen. De uitspraak werd gedaan op 16 juli 2002.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: 02/889 WOW44
UITSPRAAK
op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoekster] Vastgoed B.V., te [plaats], verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 24 april 2002.
2. Feiten en procesverloop
Op 30 maart 2001 heeft verzoekster bij verweerder een aanvraag om vergunning ingediend voor het bouwen van een bedrijfswoning en een bedrijfshal op het achter het woonhuis aan de [adres] gelegen perceel, kadastraal bekend gemeente Voorst, sectie [….], nr. […]. Bij besluit van 26 juni 2001 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het tegen het besluit van 26 juni 2001 gerichte bezwaar van verzoekster deels gegrond en deels ongegrond verklaard en zijn weigering om bouwvergunning te verlenen voor zover het de bedrijfswoning betreft in stand gelaten.
Mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, heeft namens verzoekster bij brief van 25 april 2002 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 11 juni 2002 is tevens verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Verzocht is om een voorlopige voorziening, inhoudende dat de aangevallen beschikking voor wat betreft het geweigerde deel als geschorst dient te worden beschouwd en dat verzoekster dient te worden benaderd als zijnde vergunninghoudster.
Verzoekster stelt thans een spoedeisend belang te hebben bij een (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter en heeft in dit verband naar voren gebracht dat er voldoende belangstelling blijkt te bestaan om de bestemming volstrekt en volledig in te vullen, waarbij gegadigden hun voorkeur laten blijken voor de aankoop ingeval zowel hal als woning tot de mogelijkheden behoort.
De gevraagde voorlopige voorziening strekt er toe dat zal worden bepaald dat de bedrijfswoning zonder de vereiste bouwvergunning mag worden gebouwd. Het treffen van een zo ver strekkende voorlopige voorziening, die bovendien moeilijk omkeerbare gevolgen met zich zou kunnen brengen, kan hoogstens in zeer uitzonderlijke gevallen aangewezen zijn. Van een zodanig uitzonderlijk geval is hier geen sprake.
Gelet hierop moet worden geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening als verzocht.
Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
Uitspraak wordt gedaan met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: