ECLI:NL:RBZUT:2002:AF1083
Rechtbank Zutphen
- Voorlopige voorziening
- K. van Duyvendijk
- Rechtspraak.nl
Schorsende werking van bezwaar tegen monumenten- en bouwvergunning voor het veranderen van een pakhuis in een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 november 2002 uitspraak gedaan over de schorsende werking van een bezwaar dat was ingediend tegen de verlening van zowel een monumentenvergunning als een bouwvergunning. De verzoekster had bezwaar aangetekend tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zutphen, die op 20 en 21 maart 2002 respectievelijk een monumentenvergunning en een bouwvergunning hadden verleend voor het veranderen van een pakhuis in een woning. De verzoekster stelde dat de vergunningen buiten werking moesten blijven totdat op haar bezwaarschrift was beslist, op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de gemeentelijke monumentenverordening.
De rechtbank overwoog dat ingevolge artikel 7.11 van de monumentenverordening de vergunning buiten werking blijft gedurende de termijn genoemd in artikel 6:7 Awb, indien er tijdig bezwaar is gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de stelling van verweerder, dat het betreffende artikellid buiten toepassing zou moeten blijven, niet houdbaar was. De rechtbank concludeerde dat de monumentenvergunning nog niet in werking was getreden, omdat verweerder nog niet had beslist op het bezwaarschrift van verzoekster. Dit betekende dat de werkzaamheden aan het pakhuis niet mochten beginnen, aangezien het pakhuis als beschermd monument was aangemerkt.
De verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen, omdat de rechtbank geen onverwijlde spoed aanwezig achtte, gelet op de betrokken belangen. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. K. van Duyvendijk en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.