ECLI:NL:RBZUT:2002:AF1206
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. van Oosten
- A. Elders
- M. Maanicus
- Rechtspraak.nl
Doodslag door verdachte op grootvader met klauwhamer
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 november 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op zijn grootvader. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Nieuwegein, zou op 2 maart 2002 in [plaats] opzettelijk en met voorbedachten rade zijn grootvader, [slachtoffer], van het leven hebben beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder aan zijn vriendin had verteld over zijn plannen om zijn grootvader te doden. Echter, de bizarre wijze waarop de verdachte zijn grootvader om het leven bracht, duidde niet op een vooraf bedacht plan. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte niet paste bij een weloverwogen beslissing, gezien de omstandigheden waaronder het slachtoffer werd aangetroffen en de verklaring van de verdachte dat hij 'ineens een stemmetje in zijn hoofd hoorde'.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een rapport van het Pieter Baan Centrum, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale kenmerken. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het delict lijdende was aan een zodanige geestelijke stoornis dat het hem slechts in verminderde mate kon worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor doodslag en gelast dat hij ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de samenleving, vooral op de bewoners van het bejaardentehuis waar het slachtoffer woonde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2002.