ECLI:NL:RBZUT:2002:AF1206

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080092-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van Oosten
  • A. Elders
  • M. Maanicus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verdachte op grootvader met klauwhamer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 november 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op zijn grootvader. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Nieuwegein, zou op 2 maart 2002 in [plaats] opzettelijk en met voorbedachten rade zijn grootvader, [slachtoffer], van het leven hebben beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder aan zijn vriendin had verteld over zijn plannen om zijn grootvader te doden. Echter, de bizarre wijze waarop de verdachte zijn grootvader om het leven bracht, duidde niet op een vooraf bedacht plan. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte niet paste bij een weloverwogen beslissing, gezien de omstandigheden waaronder het slachtoffer werd aangetroffen en de verklaring van de verdachte dat hij 'ineens een stemmetje in zijn hoofd hoorde'.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een rapport van het Pieter Baan Centrum, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale kenmerken. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het delict lijdende was aan een zodanige geestelijke stoornis dat het hem slechts in verminderde mate kon worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor doodslag en gelast dat hij ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de samenleving, vooral op de bewoners van het bejaardentehuis waar het slachtoffer woonde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2002.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080092-02
Uitspraak d.d.: 27 november 2002
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboor[wo[woonplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2002.
De tenlastelegging
Aan verdachte is het volgende ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2002 te [plaats] opzettelijk en met voorbedachten
rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is/heeft verdachte met
dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, vooraf (in of omstreeks de
periode van 1 januari 2002 tot en met 28 februari 2002) tegen [[vriendin]]
verteld dat hij, verdachte, een plan had gemaakt om zijn opa (genoemde [slachtoffer]) om het leven te brengen en/of met genoemde [slachtoffer] naar de zolderkamer
in de woning van [slachtoffer] gegaan en/of genoemde [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal met een (klauw)hamer, althans met een (hard)voorwerp (met kracht) op
en/of tegen het hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is
overleden;
althans, dat,
hij op of omstreeks 2 maart 2002 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] van
het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een (klauw)hamer, althans met een (hard)
voorwerp (met kracht) op en/of tegen het hoofd geslagen, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht moord niet bewezen. Zij overweegt daarbij het volgende.
Weliswaar heeft verdachte eerdere plannen om zijn grootvader van het leven te beroven aan zijn toenmalige vriendin verteld, maar de bizarre wijze waarop verdachte zijn grootvader enige tijd daarna om het leven bracht, duidt niet op het uitvoeren van een tevoren bedacht plan. Handelen waaraan bedaard nadenken is voorafgegaan, past niet bij het totaal beeld, zoals dat door de politie wordt aangetroffen op de zolder waar het verminkte lijk lag. Het gegeven dat verdachte zijn slachtoffer hevig bloedend heeft achtergelaten, wijst evenmin in de richting van moord en datzelfde geldt voor de verklaring van verdachte dat hij "ineens een stemmetje in zijn hoofd hoorde, dat zei: `pak de hamer en sla". Een en ander past ook bij de bevindingen als samengevat in de rapportage van het Pieter Baan Centrum, dat verdachte een impulsief persoon is, geneigd tot primair handelen en dat agressiedoorbraken met impulsief en primair handelen zich bij hem kunnen voordoen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 2 maart 2002 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] van
het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, met een (klauw)hamer, (met kracht) tegen het hoofd geslagen, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Bij de beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het multidisciplinaire rapport van de Psychiatrische Observatiekliniek "Het Pieter Baan Centrum" (PBC) van 4 november 2002. Zakelijk weergegeven luidt dit: "Betrokkene is een 19-jarige jongen die in aanleg kenmerken vertoont van een contactstoornis in de vorm van een Multiple Complex Developmental Disorder. Zijn hechting is atypisch verlopen en inmiddels is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale kenmerken. Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van deze stoornis. Hij heeft een gestoorde affectregulatie. Dat betekent dat er momenten kunnen zijn
van primitieve woedeaanvallen, angst schiet door in paniek, waar bovenop boosheid in primitieve woede kan escaleren. "
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Deze conclusie houdt onder meer in dat de verdachte ten tijde van het plegen van het hem subsidiair ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat dit feit hem (indien bewezen) slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt deze conclusie over.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht oplegging van na te melden straf en maatregel in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank met name gelet op het hiervoor reeds vermelde het multidisciplinaire rapport van de Psychiatrische Observatiekliniek "het Pieter Baan Centrum" (PBC) van 4 november 2002.
Het rapport houdt als beschouwingen en advies onder meer in - zakelijk weergegeven -:
"Als de verklaring van betrokkene als uitgangspunt dient, dan kan worden gesteld dat zijn afgesplitste, onbewuste woede over het grenzenstellen van opa tot een impulsieve agressieve doorbraak leidde. In dit geval bestaat er een gerede kans op delictrecidive. Betrokkene zal op zoek gaan naar nieuwe steunfiguren. Als deze hem vroeg of laat in zijn beleving inperken of tekort doen, zal zijn woede onbewust opnieuw gaan stuwen, met alle gevaren van dien. Uitgaande van een overwegend impulsief delictscenario, acht het onderzoekend team, gezien de ernst van het delict, de aard en ernst van de stoornis en het recidivegevaar dat uit de stoornis voortvloeit, het kader van de terbeschikkingstelling geïndiceerd. Omdat betrokkene het delict als ik-vreemd beschouwt, hij hier geen lijdensdruk aan ontleent, de dynamiek hem niet bewust is en hij door zijn grote behoefte aan zelfbepaling zich moeilijk voegt naar autoriteiten, biedt slechts een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging als kader voldoende waarborgen."
Met de beschouwingen en het advies als weergegeven in bovengenoemde rapportage kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank tekent hierbij aan dat zij, zoals hiervoor is overwogen, inderdaad ervan uitgaat dat er sprake is geweest van een impulsdoorbraak, en dat derhalve sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en voormelde rapportage is gebleken dat de veiligheid van anderen zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege van verdachte eist.
In casu gaat het om een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld. De rechtbank zal derhalve de terbeschikking-stelling met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd gelasten.
Bijzondere motivering strafoplegging.
De rechtbank heeft daarnaast bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een on-voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zijn grootvader het kostbaarste bezit - zijn leven - heeft ontnomen. Verdachte heeft door zijn grootvader op gruwelijke wijze om te brengen, bijgedragen aan in samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid, met name bij de bewoners van het complex van bejaardenwoningen waarin het slachtoffer woonde. Hij is daarnaast verantwoordelijk voor het intense verdriet en leed waardoor de nabestaanden zijn getroffen.
Bij de bepaling van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank anderzijds rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De duur van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank enigszins beperken opdat sneller kan worden toegekomen aan de behandeling van verdachte in het kader van de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegeleg-de heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las-te gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: doodslag.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
· Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
· Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door mr. Van Oosten, voorzitter, mrs. Elders en Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2002.
Mr. Maanicus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.