ECLI:NL:RBZUT:2002:AF2589
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van Oosten
- J. van Hoorn
- M. Versteeg
- Rechtspraak.nl
Poging tot afpersing met geweld in vereniging bij Albert Heijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 18 december 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders een gewapende overval heeft gepleegd op een filiaal van Albert Heijn in Lochem. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], werd beschuldigd van poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De overval vond plaats op 28 september 2002, waarbij de verdachte en zijn mededaders met een geladen vuurwapen en een mes de medewerker [slachtoffer] onder bedreiging dwongen tot de afgifte van geld en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hadden gemaakt aan een van de ernstigste vormen van vermogenscriminaliteit, waarbij de veiligheid van anderen in gevaar werd gebracht.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het delict, de voorbereiding en de gewelddadige uitvoering van de overval. De verdachte had eerder met justitie te maken gehad voor soortgelijke feiten en was nog onder voorwaardelijke straf toen hij dit nieuwe delict pleegde. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een zware straf op te leggen, gezien de impact van de overval op de benadeelde partij en de samenleving.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een schadevergoeding aan de benadeelde partij, Albert Heijn B.V., van € 1.889,00. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een bedrag van € 472,25 aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid, maar dat de poging tot afpersing wel degelijk bewezen was.