RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060432-02
Uitspraak d.d.: 5 maart 2003
Tegenspraak / IP
[verdachte],
geboren [plaats] op 23 september 1978,
wonende [plaats],
thans verblijvende in PI Overijssel, huis van bewaring Karelskamp, te Almelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2003.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven:
- Het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling is afgewezen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2002, althans in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot en met 11 november 2002, in de gemeente(n) Eibergen en/of Amsterdam en/of Arnhem en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) [sla[slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot afgifte van €€ € €€€2500,= aan Euro's, althans één of meer bedrag(en) aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gedreigd een of meer voor die [slachtoffer] compromitterende foto('s), waarop die [slachtoffer] seksuele handelingen verrichtte, te publiceren op internet en/of bekend te maken in de leefomgeving van die [slachtoffer], indien die [slachtoffer] niet een hoeveelheid geld aan verdachte en/of zijn mededader(s) zou overhandigen/betalen;
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 november 2002, althans in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot en met 12 november 2002, in de gemeente(n) Eibergen en/of Amsterdam en/of Arnhem en/of elders in Nederland, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) [sla[slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van 2500,= aan Euro's, althans één of meer bedrag(en) aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gedreigd een of meer voor die [slachtoffer] compromitterende foto('s), waarop die [slachtoffer] seksuele handelingen verrichte, te publiceren op internet en/of bekend te maken in de leefomgeving van die [slachtoffer], indien die [slachtoffer] niet een hoeveelheid geld aan verdachte en/of zijn mededader(s) zou overhandigen/betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Uit de inhoud van het proces-verbaal van aanhouding van verdachte blijkt dat er op 12 november 2002 een overdracht van een geldbedrag door [slachtoffer] aan verdachte heeft plaatsgevonden en er derhalve niet sprake is van een poging, maar van een voltooid delict.
De verdachte behoort van dit feit vrijgesproken te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 11 november 2002, in de gemeenten Eibergen en Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van geheimen [sla[slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van 2500,= aan Euro's, toebehorende aan genoemde [slachtoffer], welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van geheimen hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gedreigd een of meer voor die [slachtoffer] compromitterende foto('s), waarop die [slachtoffer] seksuele handelingen verrichtte, te publiceren op internet en/of bekend te maken in de leefomgeving van die [slachtoffer], indien die [slachtoffer] niet een hoeveelheid geld aan verdachte en/of zijn mededader(s) zou betalen;
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
1. medeplegen van afdreiging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdach-te zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan afdreiging waarbij verdachte slechts rekening heeft gehouden met zijn eigen financiële belangen. Verdachte en zijn mededaders hebben op ergerlijke wijze inbreuk gemaakt op de levenssfeer van het slachtoffer.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [sla[slachtoffer] (bankrekeningnummer ) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.848,12 EURO gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, namelijk de contante betaling van € 2.500 EURO en de reiskosten [plaats] ad € 23 EURO, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot voornoemde bedragen te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dat deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering derhalve slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
De verdachte is voor die schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegeleg-de heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
1. medeplegen van afdreiging.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [sla[slachtoffer] (bankrekeningnummer ), van een bedrag van € 2.523 EURO, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [sla[slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.523 EURO, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 50 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover ver-dachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.523 EURO ten behoeve van het slacht-offer [sla[slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan deze benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien de verdachte aan de betreffende benadeel-de partij het bedrag van € 2.523 EURO heeft betaald, daarmee de ver-plichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [sla[slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Welbergen en Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting
van 5 maart 2003.
Mr. Maanicus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.