ECLI:NL:RBZUT:2003:AF6683

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/060468-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Semeijn
  • A. van Hoorn
  • J. Maanicus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling in Zutphen met steekpartij

In deze zaak, die zich afspeelt in Zutphen, heeft de rechtbank op 26 maart 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekpartij op 6 december 2002. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd in Lelystad, werd beschuldigd van poging tot doodslag en het opzettelijk vernielen van eigendommen van de gemeente Zutphen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet een mes gebruikte om het slachtoffer te verwonden, wat resulteerde in een steekwond in de borstkas en andere verwondingen. De verdachte had ook eerder in oktober 2002 beschermkappen van de gemeente vernield.

De rechtbank overwoog dat er al langere tijd problemen waren tussen de verdachte en het slachtoffer, wat leidde tot de gewelddadige confrontatie. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het handelen van de verdachte niet alleen angst bij het slachtoffer teweegbracht, maar ook bijdroeg aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Ondanks de ernst van de feiten, hield de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd, waaronder het volgen van aanwijzingen van de Reclassering Nederland. Daarnaast werd het in beslag genomen vleesmes verbeurd verklaard, en werden andere in beslag genomen voorwerpen teruggegeven aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Samenvatting:
Steekpartij in Zutphen december 2002: 24 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/060468-02
Uitspraak d.d.: 26 maart 2003
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[naam]
geboren te [plaats] op [datum] 1964,
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2003.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 december 2002 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in een arm en/of de rug en/of de borst en/of een oksel en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat hij op of omstreeks 06 december 2002 in de gemeente Zutphen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de borstkas, arm en/of oksel en/of een klaplong), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in een arm en/of de rug en/of de borst en/of een oksel en/of (elders) in het lichaam
te steken/snijden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 oktober 2002 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een (aantal) beschermkap(pen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Zutphen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 06 december 2002 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in een arm en de rug en/of een oksel heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 22 oktober 2002 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk beschermkappen, toebehorende aan de gemeente Zutphen, heeft vernield of onbruikbaar gemaakt;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 primair: poging tot doodslag;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen of onbruikbaar maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verweer
De rechtbank verwerpt het namens verdachte gevoerde beroep op noodweerexces nu niet aannemelijk is geworden, dat zich een zodanige situatie heeft voorgedaan, dat het voor verdachte noodzakelijk was om zichzelf of een ander te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte voldoende mogelijkheden om zich aan een escalerende geweldssituatie te onttrekken. Door echter zelf de confrontatie op te zoeken, heeft verdachte zich onnodig gebracht in een situatie waarin hij verder geweld kon verwachten en die aan een succesvol beroep op noodweerexces in de weg staat.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde, de omstandigheden waar-onder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat er al langere tijd problemen waren tussen verdachte en het slachtoffer [naam] en dat verdachte het recht in eigen hand heeft willen nemen door die [slachtofer] met een mes te lijf te gaan. Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer veel angst ingeboezemd. Een dergelijk feit brengt echter niet alleen angst bij het slachtoffer teweeg, maar kan - op de openbare weg begaan - ook bijdragen tot in de samenleving heersende onveiligheidsgevoelens.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, unit Zutphen, ook indien deze inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij een door de Reclassering aan te wijzen instelling.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming ge-voegde zaak, bekend onder parket-nummer 06/060468-02 (voorhanden hebben van wapens, 6 december 2002, Zutphen).
Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven vleesmes, volgens opgave van verdachte aan hem (verdachte) toebehorend, is vat-baar voor verbeurd-verklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 primair bewezen-verklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven pistool en de wurgstokjes met aanduiding "Nuchacu" en "wurg", dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 primair begane misdrijf werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbe-reiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven jassen (uit de slaapkamer en de schuur), de broek, het zwaard, de dolk, de honkbalknuppel, het slagwapen, het steekwapen, de schoenen, het t-shirt en de trui zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las-te gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 primair: poging tot doodslag;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen of onbruikbaar maken.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren-de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, unit Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt ook als die inhouden dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door een door de Reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem (verdachte) door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet terugge-ge-ven vleesmes.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag -ge-no-men, nog niet teruggegeven pistool en de wurgstokjes met aanduiding "Nuchacu" en "wurg".
Gelast de teruggave aan veroordeelde van de in beslag genomen, nog niet terugge-geven jassen (uit de slaapkamer en de schuur), de broek, het zwaard, de dolk, de honkbalknuppel, het slagwapen, het steekwapen, de schoenen, het t-shirt en de trui.
Aldus gewezen door mr. Semeijn, voorzitter, mrs. Van Hoorn en Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van De Bruijn-van der Sluijs, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2003.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.