ECLI:NL:RBZUT:2003:AF7011

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
06/080413-02
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Hoorn
  • E. Elders
  • C. Collenteur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord met voorbedachten rade in Twello

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 april 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van moord. De verdachte, geboren te [plaats] op [geboortedatum], was op het moment van de uitspraak in het huis van bewaring te Zutphen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond tijdens de terechtzittingen op 5 februari en 26 maart 2003. De verdachte en zijn mededader zouden opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven hebben beroofd op of omstreeks 29 oktober 2002 te Twello. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de [slachtoffer] hebben gewurgd en/of verstikt, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdediging van de raadsvrouw, die stelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding en het doorzoeken van de auto van de verdachte rechtmatig waren.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de psychische toestand van de verdachte. Uit een multidisciplinair rapport bleek dat de verdachte leed aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, en dat hij verstandelijke beperkingen had. De rechtbank concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat hij voldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van zijn daden. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden in overweging genomen bij de straftoemeting. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/080413-02
Uitspraak d.d.: 9 april 2003
Tegenspraak / dip
Na aanhouding: verschenen (aanzegging)
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
5 februari 2003 en 26 maart 2003.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2002, althans in de maand oktober 2002, te Twello, althans in het arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt,althans in elk geval door een of meer handeling(en) bij die [slachtoffer] op enige wijze de ademhaling onmogelijk gemaakt en/of belemmerd en/of op die [slachtoffer] anderszins geweld toegepast, tengevolge van een of meer van welke handelingen voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2002, althans in de maand oktober 2002, te Twello, althans in het arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt,althans in elk geval door een of meer handeling(en) bij die [slachtoffer] op enige wijze de ademhaling onmogelijk gemaakt en/of belemmerd en/of op die [slachtoffer] anderszins geweld toegepast, tengevolge van een of meer van welke handelingen voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Gevoerd verweer
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verbalisanten die de verdachte en diens mededader hebben aangehouden onrechtmatig hebben gehandeld en de auto waarin verdachte en diens mededader reden onbevoegd hebben onderzocht. Zij stelt daarbij dat het daardoor verkregen bewijsmateriaal onwettig is
vergaard en van het bewijs uitgesloten dient te worden, evenals het verdere verkregen bewijsmateriaal dat in overwegende mate als opbrengst van dit handelen is te beschouwen.
De rechtbank verwerpt het verweer. Van een onbevoegd optreden zijdens de aanhoudende politiefunctionarissen is de rechtbank niet gebleken, evenmin van een onbevoegd doorzoeken van de auto.
De raadsvrouw heeft verder een beroep gedaan op verzuimen voorafgaande aan en bij de aanhouding van verdachte.
Dergelijke verzuimen kunnen tijdens de behandeling ter terechtzitting enkel aan de orde worden gesteld wanneer daartegen niet in eerdere fase van het strafproces bezwaar kon worden gemaakt. In casu heeft toetsing door de rechter-commissaris plaatsgevonden. De raadsvrouw is bij het verhoor aanwezig geweest en heeft meegedeeld dat zij over de inverzekeringstelling geen opmerkingen had. De rechter-commissaris heeft de inverzekeringstelling niet onrechtmatig geoordeeld. De rechtbank heeft geen reden hier anders over te oordelen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 oktober 2002 te Twello, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt, tengevolge van welke handelingen voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair: medeplegen van moord.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw van verdachte heeft een beroep gedaan op psychische overmacht daar verdachte het feit onder druk van de medeverdachte heeft gepleegd. Zij was degene die domineerde, commandeerde en verdachte was niet in staat om weerstand aan haar te bieden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte tenminste al op de vrijdag voorafgaande aan 26 oktober 2002 op de hoogte was van het plan van de medeverdachte om [slachtoffer] van het leven te beroven. Op zaterdag heeft zij verdachte in haar plan betrokken. Vanaf zaterdag tot het uiteindelijke moment van uitvoering hebben verdachte en diens mededader op verschillende momenten overleg gevoerd over de wijze waarop [slachtoffer] van het leven zou worden beroofd. Gelet op de wijze van overleg en de vorm waarin de uiteindelijke uitvoering heeft plaatsgevonden vindt de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat er op verdachte een zodanige psychische druk werd gelegd, dat van hem niet meer gevergd zou kunnen worden dat hij daaraan weerstand zou bieden. Het verweer op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door drs. L.J. Rempt, psycholoog, op 20 februari 2003, en Dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, op 25 februari 2003.
- Uit de inhoud van dit rapport komt het volgende naar voren.
Verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis waarin narcistische en antisociale trekken prominent aanwezig zijn. Voorts is er sprake van verstandelijke beperkingen en contactproblemen samenhangend met een negatief zelfbeeld. De stoornis staat in relatie met het tenlastegelegde.
Verdachte is op een impulsieve wijze een relatie met zijn latere medeverdachte aangegaan. Hij was zo in de ban van het feit dat hij eindelijk een relatie had dat hij zijn vriendin volgde en alles in de relatie accepteerde, waarbij hij als doel had de relatie te behouden. Verdachte is het slachtoffer steeds meer gaan zien als iemand die de relatie zou kunnen blokkeren.
Verdachte had voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van het begane feit. In relatie tot en ten tijde van het begaan van het feit was er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van voornoemde persoonlijkheidsstoornis. In combinatie met de verstandelijke beperkingen van verdachte waren zijn mogelijkheden voor adequate afweging en besturing beperkt, zodat het feit hem verminderd kan worden toegerekend.
De kans op recidive wordt op zich als gering ingeschat. Dat is alleen te verwachten als verdachte in vergelijkbare omstandigheden als in de gecompliceerde interactie met zijn vriendin voorafgaande aan het plegen van het onderhavige feit terecht zou komen, maar die kans is gering. Gezien de geringe recidivekans ligt een advies tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet voor de hand.
De rechtbank kan zich mede gelet op het onderzoek ter terechtzitting verenigen met het over verdachte opgemaakte multidisciplinaire rapport. Zij neemt de daarin vermelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Bijzondere motivering inzake strafoplegging
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde, de omstandigheden waar-onder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting naast het hiervoor vermelde inzake het verminderd toerekeningsvatbaar zijn van verdachte, ook in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachtes mededader heeft het plan opgevat om Rene [slachtoffer] van het leven te beroven, omdat zij de relatie met hem wilde beëindigen. Verdachte had sinds kort een relatie met zijn mededader en wilde aan haar plan meewerken om haar op die wijze voor zich alleen te hebben. Ze hebben gezamenlijk het plan verder uitgewerkt en hun plan op emotieloze wijze tot uitvoering gebracht. Zij hebben Rene [slachtoffer] het hoogste menselijk goed, namelijk zijn eigen leven, ontnomen en hem op een buitengewoon schokkende en gewelddadige wijze om het leven gebracht.
Het overlijden van Rene [slachtoffer] en de wijze waarop aan zijn leven een einde is gekomen heeft onpeilbaar diep leed bij de nabestaanden teweeggebracht. Bovendien is door dit gewelddadig handelen de rechtsorde ernstig geschokt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: medeplegen van moord.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Elders en Collenteur, rech-ters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting
van 9 april 2003.