ECLI:NL:RBZUT:2003:AF9080

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Parketnr: 06.060011-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Semeyn
  • A. Elders
  • R. Collenteur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Doetinchem

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 29 april 2003, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zutphen, had op 8 januari 2003 in de gemeente Doetinchem geprobeerd een persoon, aangeduid als [slachtoffer], van het leven te beroven door deze meermalen met een mes in de rug te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid, maar dat de verdachte zich wel willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk letsel zou oplopen.

Tijdens de zitting op 16 april 2003 zijn de omstandigheden van het delict besproken. De rechtbank heeft als strafmatigende factoren meegewogen dat het handelen van de verdachte sterk situatief was, beïnvloed door drankgebruik van zowel de verdachte als het slachtoffer, en het kleinerende gedrag van het slachtoffer. De verdachte heeft ook getoond moeite te hebben gedaan om de hulpdiensten te waarschuwen na het voorval.

De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank kwalificeerde het bewezenverklaarde als poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank beval ook de onttrekking aan het verkeer van het gebruikte mes.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Uitspraak d.d.: 29 april 2003
Tegenspraak - dip
VERKORT VONNIS
In de zaak tegen
[verdachte],
geboren op [maand] 1970 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 16 april 2003.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 januari 2003 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een steekvoorwerp, (in de
rug) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 08 januari 2003 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in de rug, heeft
gestoken met een mes, althans een steekvoorwerp, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 08 januari 2003 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
eenmaal, met een mes, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Aangaande verdachtes handelen jegens het slachtoffer overweegt de rechtbank dat de aard van de gedraging en de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zich tenminste willens en wetens heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk letsel zou oplopen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting enerzijds in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidstraf van na te melden duur leiden - dat naar de ervaring leert, delicten als de onderhavige veelal de oorzaak zijn van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer.
De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen het ad informandum gevoegde strafbare feit, zoals vermeld in de aan dit vonnis gehechte "mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten". Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dit feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dit feit geen verdere strafvervolging zal volgen.
Anderzijds heeft de rechtbank als strafmatigende factoren laten meewegen, dat aannemelijk is geworden dat het bewezenverklaarde handelen van verdachte sterk situatief is bepaald. Met name het drankgebruik van niet alleen verdachte maar ook het slachtoffer, het kleinerende gedrag van het slachtoffer naar de verdachte toe, alsmede het dreigende verlies van controle van verdachte over zijn woning waarin hij het slachtoffer had opgenomen.
De verdachte heeft voorts blijk gegeven zich moeite te hebben getroost de hulpdiensten te waarschuwen.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrok-ken aan het verkeer.
Overige toepasselijke wetsartikelen
De strafoplegging is behalve op de hiervoor al vermelde artikelen gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 maanden, niet zal worden tenuitvoerge-legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslag-ge-no-men, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mes.
Aldus gewezen door mr. Semeyn, voorzitter, mrs. Elders en Collenteur, rechters,
in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 29 april 2003.