ECLI:NL:RBZUT:2003:AF9455
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige met jeugdreuma
In deze zaak verzoekt de vader om de minderjarige onder toezicht te stellen, omdat hij vreest dat haar gezondheid ernstig wordt bedreigd door de ziekte kinderreuma. De moeder heeft gekozen voor een alternatieve behandelingswijze en heeft de minderjarige onder behandeling gesteld van een reumatoloog die zich richt op natuurgeneeswijze. De vader stelt dat deze keuze niet in het belang van de minderjarige is, aangezien de symptomen van de ziekte verergeren en er een progressief verloop is. De moeder heeft echter aangegeven dat zij bereid is om reguliere geneeskunde toe te passen indien nodig, maar dat zij eerst de alternatieve methoden wil proberen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat de moeder de nodige zorg heeft ingeschakeld en er geen bewijs is dat de alternatieve behandeling schadelijk is.
De kinderrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat de gezondheid van de minderjarige ernstig wordt bedreigd, zoals vereist is volgens artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder heeft zowel een kinderarts als een reumatoloog geraadpleegd en de reumatoloog, hoewel georiënteerd op natuurgeneeswijze, hanteert ook reguliere geneeskundige principes. De rechtbank is van mening dat de reumatoloog in staat is om de juiste afwegingen te maken met betrekking tot de behandeling van de minderjarige. De beschikking is gegeven op 26 mei 2003 en staat open voor hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem.