ECLI:NL:RBZUT:2003:AF9455

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
54172 JE RK 03/274
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige met jeugdreuma

In deze zaak verzoekt de vader om de minderjarige onder toezicht te stellen, omdat hij vreest dat haar gezondheid ernstig wordt bedreigd door de ziekte kinderreuma. De moeder heeft gekozen voor een alternatieve behandelingswijze en heeft de minderjarige onder behandeling gesteld van een reumatoloog die zich richt op natuurgeneeswijze. De vader stelt dat deze keuze niet in het belang van de minderjarige is, aangezien de symptomen van de ziekte verergeren en er een progressief verloop is. De moeder heeft echter aangegeven dat zij bereid is om reguliere geneeskunde toe te passen indien nodig, maar dat zij eerst de alternatieve methoden wil proberen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat de moeder de nodige zorg heeft ingeschakeld en er geen bewijs is dat de alternatieve behandeling schadelijk is.

De kinderrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat de gezondheid van de minderjarige ernstig wordt bedreigd, zoals vereist is volgens artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder heeft zowel een kinderarts als een reumatoloog geraadpleegd en de reumatoloog, hoewel georiënteerd op natuurgeneeswijze, hanteert ook reguliere geneeskundige principes. De rechtbank is van mening dat de reumatoloog in staat is om de juiste afwegingen te maken met betrekking tot de behandeling van de minderjarige. De beschikking is gegeven op 26 mei 2003 en staat open voor hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
zesde enkelvoudige kamer
ONDERTOEZICHTSTELLING
Zaaknummer: 54172 JERK 03/274
Beschikking: 26 mei 2003
Beslissing op het verzoek van:
de vader: [naam]
wonende te: [woonplaats]
adres: [adres]
advocaat: mr. B.J. Sanders te Zutphen
tegen
de moeder (ouderlijk gezag): [naam] ,
wonende te: [woonp[plaats]]
adres: [adres]
advocaat: mr. Th.R.M. Welling te Doetinchem,
inzake
de minderjarige: [naam]
geboren op [maand] 1994 in de gemeente [plaats].
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 28 april 2003;
- de brief met bijlagen van 13 mei 2003 van mr. Th.R.M. Welling;
- de brief met bijlagen van 15 mei 2003 van mr. B.J. Sanders;
- de brief met bijlagen van 16 mei 2003 van mr. Th.R.M. Welling;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 mei 2003.
Het verzoek
De vader verzoekt de minderjarige, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, onder toezicht te stellen en hangende het onderzoek reeds voorlopig onder toezicht te stellen voor een periode van drie maanden.
Hij stelt dat de minderjarige zodanig opgroeit dat haar gezondheid ernstig wordt bedreigd. Ruim een jaar geleden heeft de ziekte kinderreuma zich bij de minderjarige geopenbaard. Deze aandoening gaat gepaard met vergroeiingen van de ledematen en ernstige pijnklachten. De symptomen zijn de laatste tijd sterk toegenomen, er is sprake van een progressief en onomkeerbaar verloop van de ziekte.
De moeder heeft gekozen voor behandeling van de ziekte langs homeopathische weg. Zij is zelf ook reeds geruime tijd bezig met een studie klassiek homeopaat en heeft deze bijna afgerond. Omdat de moeder haar blik uitsluitend heeft gericht op deze leer gericht, wordt de minderjarige de hoogstnoodzakelijke medische zorg vanuit de reguliere geneeskunde onthouden.
Overleg met de moeder heeft er niet toe geleid dat de zij de minderjarige onder behandeling heeft laten stellen van een kinderreumatoloog. Daarentegen heeft zij zich gewend tot een reumatoloog die reumatologische aandoeningen op alternatieve basis behandelt, voornamelijk door een dieet voor te schrijven. Mede op basis van adviezen van een kinderarts en een kinderartsreumatoloog moet worden geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat de minderjarige door een kinderreumatoloog gaat worden behandeld. Volgens het Reumafonds is er geen bewijs dat de homeopathische behandelwijze enig positief effect heeft. Slechts ontstekingremmende medicijnen kunnen verdergaande onherstelbare gewrichtsbeschadigingen voorkomen.
De minderjarige ondervindt inmiddels in het dagelijks leven grote beperkingen, zij kan moeilijk fietsen en niet meer zwemmen en blokfluiten.
Het standpunt van de moeder
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de vader en stelt dat de reumatoloog die de minderjarige de afgelopen periode heeft behandeld, zowel vanuit de reguliere als de alternatieve geneeskunde werkt. Zolang het gebruik van de medicijnen door hem nog niet noodzakelijk wordt geacht, probeert hij via alternatieve methoden het verloop van de ziekte te temperen. In juli 2002 heeft zij een kinderarts met de minderjarige bezocht. Deze kinderarts gaf op basis van het stadium van het ziektebeeld aan dat er nog voldoende tijd was om eerst via alternatieve methoden het ziektebeeld te behandelen. Tot half oktober reageerde de minderjarige goed op die alternatieve behandeling. In november en december is de situatie verslechterd. Een dwangstand van de gewrichten komt echter ook vaak voor bij mensen die via de reguliere methode worden behandeld. Pas tegen de tijd dat vast is komen te staan dat via de alternatieve methoden onvoldoende effect wordt bereikt, wil zij met de arts de mogelijkheid van medicatie bekijken. Het probleem dat medicatie met zich meebrengt is dat de dosering in principe steeds moet worden verhoogd, hetgeen lever- maag- en nierklachten tot gevolg kan hebben en welke medicatie in een jong lichaam des te schadelijker kan zijn.
Indien vader dat wenst kan hij informatie inwinnen bij de behandelend reumatoloog van de minderjarige. Zij heeft er uitsluitend problemen mee om nu al met agressieve medicatie te starten.
Het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming
De ter terechtzitting aanwezige vertegenwoordiger van de Raad adviseert het verzoek van de vader af te wijzen. De artsen die de ouders hebben geraadpleegd hebben verschillende visies. De moeder heeft de nodige zorg ingeschakeld door de minderjarige onder behandeling van een reumatoloog te stellen. Voorts heeft zij aangegeven, dat zij indien dat nodig blijkt te zijn, bereid is de reguliere geneesmethode toe te laten passen.
De beoordeling
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het verzoek van de vader dient te worden afgewezen. Niet is komen vast te staan dat aan de voorwaarden van artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, in dit geval inhoudende dat de minderjarige zodanig opgroeit dat haar gezondheid ernstig wordt bedreigd, is voldaan.
De moeder heeft zowel een kinderarts als een reumatoloog bezocht. Hoewel de ingeschakelde reumatoloog op natuurgeneeswijzen georiënteerd is, hanteert hij ook de beginselen van de reguliere geneeskunde en is hij werkzaam bij verschillende ziekenhuizen. Hij dient derhalve als arts bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Zowel civielrechtelijk als tuchtrechtelijk is hij daarop aan te spreken. Op voorhand dient er dan ook vanuit te worden gegaan dat deze reumatoloog zeer wel in staat is de juiste afwegingen inzake de behandeling van de minderjarige te maken. Evenmin is gebleken dat moeder de door de reumatoloog gedane behandelvoorstellen in strijd met de belangen van de minderjarige heeft afgewezen.
De beslissing
De kinderrechter:
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.
conc.: KB
De griffier deelt mede dat:
van vorenstaande beschikking hoger beroep openstaat bij het gerechtshof te Arnhem:
- voor verzoeker en de verschenen belanghebbenden binnen drie maanden na de dagtekening van deze beschikking;
- voor andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat deze beschikking op andere wijze hun bekend is geworden;
dit beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat/procureur.